Val vanaf de derde verdieping
Het begint met een man die zomaar opeens zwaargewond op een Haagse straat ligt. Hij heet Hsu Tzu Tsai, een 42-jarige Chinese ingenieur gespecialiseerd in booglassen. Samen met acht andere collega’s heeft hij in de week daarvoor een internationaal congres over lastechniek in Delft bezocht. De Chinezen zijn echter geen huis-, tuin- en keukenlassers, maar hoogopgeleide wetenschappers, gespecialiseerd in raket- en ruimtevaarttechniek. Dat weet ook de Binnenlandse Veiligheidsdienst. In het dossier van de Dienst, dat Andere Tijden via een WOB-procedure verkreeg, noteert een BVD-medewerker: ‘Reeds op voorhand was er enige attentie voor deze groep, aangezien het interessant zou zijn nadere informatie te verkrijgen over de stand van de techniek in China op dit punt.’ Uit het BVD-dossier is af te leiden dat de inlichtingendienst de lassers al sinds hun komst naar Nederland in de gaten houdt. De lassers verblijven tijdens het lascongres in een pand aan de Haagse Mauritslaan.
Op zaterdagmiddag 16 juli maakt Hsu Tzu Tsai een val vanaf de derde verdieping. Als de politie arriveert, is de man inmiddels naar binnen gesleept. Na enig getouwtrek, brengt een Haagse ambulance hem naar het Rode Kruis-ziekenhuis. Maar zijn verblijf daar is van zeer korte duur. Terwijl hij op een brancard op de röntgenafdeling ligt, stormen drie Chinezen het ziekenhuis binnen en rijden hem met bed en al naar buiten. Ze gooien hem in een klaarstaande CD-auto en ontvoeren hem naar de Chinese Vertegenwoordiging aan de Adriaan Goekooplaan. In alle consternatie geeft een verschrikte röntgenlaborante de Chinese ontvoerders zelfs de röntgenfoto’s van de zwaargewonde Hsu mee. Zijn collega’s worden ook onmiddellijk naar de Chinese Vertegenwoordiging overgebracht. Hsu overlijdt daar nog datzelfde weekeinde.
Een diplomatieke rel
De meeste Nederlandse ministers zijn op dat moment op vakantie. Minister van Justitie Samkalden zit nauwelijks bereikbaar op het Frans vakantie-eiland Belle-Ile, en ook minister Luns van Buitenlandse Zaken is niet in Nederland. Toch reageert de Nederlandse regering in eerste instantie snel. In de nacht van zaterdag op zondag ontbiedt staatssecretaris Max van der Stoel de Chinese zaakgelastigde op het ministerie van Buitenlandse Zaken en wijst hem onmiddellijk het land uit. Nederland wil bovendien weten wat er is gebeurd aan de Prins Mauritslaan en in het Rode Kruis Ziekenhuis en eist dat de Chinese ingenieurs gehoord kunnen worden. De Chinezen weigeren dat. In hun ogen is het is een interne Chinese affaire.
In reactie op de weinig inschikkelijke houding van de Chinezen, verbiedt Nederland de lassers terug te keren naar China. De Chinese Vertegenwoordiging in Den Haag wordt afgegrendeld van de buitenwereld. Iedereen die naar binnen of naar buiten wil, wordt gecontroleerd. De Chinese diplomaten mogen vanwege hun diplomatieke status de Missie wel verlaten, maar voor de Chinese lassers volgt een gedwongen huisarrest van uiteindelijk vijf en een halve maand. De belegering trekt veel bekijks. In de zomermaanden blijkt de Adriaan Goekooplaan een ware toeristische attractie.
De Chinezen hebben ondertussen G. Jongejans, de Nederlandse zaakgelastigde in China, persona non grata verklaard. Merkwaardig genoeg mag hij het land echter niet verlaten: dat mag pas als de Chinese lassers terug zijn in Peking. En Jongejans, die zijn diplomatieke identiteitsbewijs heeft moeten inleveren, ontdekt dat ook hij de deur niet uit kan. Voor het hek van het pand verschijnen zwarte limousines van de Chinese veiligheidsdienst. Het Nederlandse personeel krijgt te maken met een reeks van diplomatieke pesterijtjes. Net als in Den Haag worden de medewerkers in Peking eindeloos gecontroleerd bij aankomst en vertrek. Reisvergunningen worden zonder opgaaf van reden geweigerd.
Zo is er binnen een aantal dagen een diplomatieke oorlog ontstaan waar Nederland zich aanvankelijk geen raad mee weet. Buitenlandse Zaken slaat de handboeken erop na, maar er is nauwelijks jurisprudentie voorhanden. Douwe Fokkema, tweede secretaris in Peking en rechterhand van Jongejans, herinnert zich dat Buitenlandse Zaken (na lang zoeken) uiteindelijk stuit op een obscuur, maar vergelijkbaar Russisch conflict aan het begin van de 20e eeuw.
Sollen met een lijk
Bovendien ligt het stoffelijk overschot van Hsu nog altijd in de Chinese Vertegenwoordiging. Aanvankelijk willen de Chinezen het lijk niet vrij geven omdat ze niet willen dat er sectie wordt gepleegd. Na eindeloze onderhandelingen krijgt de Haagse begrafenisondernemer Innemee uiteindelijk toch toestemming het lichaam op te halen. Dat gebeurt rond middernacht, om de pers te omzeilen. Innemee is één van de eersten die toegang krijgt tot de Chinese Vertegenwoordiging. Daarom krijgt hij van de Haagse commissaris Boltje de opdracht ‘zijn ogen en oren goed de kost te geven’. Het lijk van Hsu ligt in de garage, ‘in lakens gewikkeld, op een paar planken die ondersteund werden door lege sinaasappelkisten’, herinnert Innemee zich nog. Diezelfde zin komt ook terug in het BVD-dossier.
Innemee moet de Chinezen beloven het lijk naar het crematorium Ockenburg te brengen en verder niets. Dat doet hij ook, maar in Ockenburg verschijnt officier van justitie Rosing, die het lichaam in beslag neemt en Innemee opdracht geeft het lijk naar het hoofdbureau van politie te brengen. Innemee zegt daarover nu: ‘Dat kon ik natuurlijk niet weigeren. Ik had mijn plicht gedaan.’ Diezelfde nacht verricht dokter Zeldenrust sectie. Aan het begin van de ochtend brengt Innemee het lijk weer terug naar Ockenburg, waar het onmiddellijk gecremeerd wordt. Met name in BVD-kringen gaat het verhaal dat de urn daarna begraven is in de tuin aan de Goekooplaan.
Het sectierapport spreekt van tien gebroken ribben, verwondingen aan rug, hoofd en strottenhoofd en een beschadigde nier. Mishandeling is niet waarschijnlijk. Wel denkt Zeldenrust dat de wond aan het strottenhoofd mogelijk veroorzaakt kan zijn door karate. Het is niet echter niet aannemelijk dat die laatste verwonding dodelijk is geweest, volgens Zeldenrust.
Justitie en de BVD krijgen nu langzaam zicht op wat er moet zijn gebeurd. Hsu Tzu Tsai is niet uit het raam geduwd, maar gevallen, en wel op het moment dat hij met twee aaneengeknoopte lakens het huis probeert te ontvluchten. Dat is ook wat de Chinezen vanaf het begin hebben beweerd: Hsu is een verrader, benaderd door Amerikaanse CIA. Ironisch genoeg vermoedt de BVD hetzelfde. Het hoofd van de afdeling C (de afdeling contra-inlichtingen) van de BVD meldt dat Hsu twee jaar geleden op een lascongres in Parijs inderdaad mogelijk door de Amerikanen is benaderd. Bovendien stelt de BVD in een eigen rapportage vast dat ‘uit zijn gedrag op de conferentie afgeleid kan worden dat deze neiging tot defectie reeds geruime tijd bij hem sluimerde.’
Een doorbraak blijft uit
Nederland komt ondertussen tot de conclusie dat de lassers waarschijnlijk weinig tot niets met de doodsmak van Hsu te maken hebben en dus niet strafbaar zijn. De ontvoerders in het ziekenhuis waren bovendien diplomaten, onder leiding van tweede secretaris Liao Hoshu. Zij kunnen vanwege hun diplomatieke status niet worden vervolgd. Vooral de BVD wil dan ook zo snel mogelijk van de belegering van de Chinese delegatie af. Justitie houdt, onder leiding van de teruggekeerde minister Samkalden echter vast aan een verhoor door de rechter-commissaris.
In China wordt de situatie ondertussen steeds nijpender. De Culturele Revolutie breekt uit en de rode gardisten in Peking beginnen met een propaganda-oorlog tegen alles wat westers is. De Chinezen laten Jongejans bovendien herhaaldelijk weten dat hij rekening moet houden met een jarenlang verblijf in Peking. Tweede secretaris Fokkema krijgt ruzie met de Chinese chauffeurs van de Missie, die foto’s en leuzen van Mao in de diplomatieke wagens hangen. Als Fokkema de foto’s weghaalt, beklagen de chauffeurs zich bij Jongejans: ‘Mister Fokkema has stolen the portraits of Mao!’ Als Jongejans en Fokkema de foto’s blijven weigeren, gaan de chauffeurs in staking. Uiteindelijk gaan Fokkema en consul Verhoeven zelf maar rijden; de chauffeurs worden ontslagen.
Het is niet het enige conflict dat de Nederlanders in Peking met het personeel hebben. Ook bij een feest van Jongejans, waar Britse diplomaten bij wijze van grap in gevangeniskleding verschijnen, weigert het Chinese personeel dienst.
Een brief op poten
De onderhandelingen met de Chinezen worden vertraagd door de kabinetscrisis die ontstaat in de “Nacht van Schmelzer”, half oktober 1966. Er komt een nieuw kabinet en een nieuwe minister van justitie: de KVP’er Struycken. BVD-directeur Sinninghe Damsté stuurt de nieuwe minister onmiddellijk een brief op poten: ‘De BVD heeft nu al meer dan 10.000 manuren ingeleverd voor een zaak waarvan al vier maanden de zin niet wordt begrepen en die onvermijdelijk knaagt aan het moreel van het personeel. Aan deze toestand behoort op korte termijn een eind te komen. Het deelnemen aan de bewaking betekent voor de BVD dat andere taken naar het tweede plan zijn teruggebracht. (....) Indien op basis van uurloon zou worden berekend, zou al meer dan een ton zijn uitgegeven.’
Struycken wil inderdaad zo snel mogelijk van de hele affaire af. Nu is het zaak het gezichtsverlies zoveel mogelijk te beperken. Op dat moment doen de Chinezen een belangrijke handreiking. De lassers mogen gehoord worden, als dat maar op de Chinese Missie gebeurt en als ze de garantie krijgen dat ze daarna allemaal Nederland onmiddellijk mogen verlaten. Justitie hapt onmiddellijk toe.
Het gesprek vindt plaats op 29 december 1966, meer dan vijf maanden na de noodlottige val van Hsu. Officier van Justitie Rosing en rechter-commissaris De Mol van Otterloo hebben een uitgebreide lijst met vragen opgesteld, maar men komt nog niet tot de helft. Al bij de tweede vraag informeert Pan, de woordvoerder van de lassers, of er nog andere vragen zijn, om daarna los te barsten over de machinaties van de Amerikaanse agenten die Hsu hadden willen doen overlopen. Na minder dan drie kwartier staat de Nederlandse delegatie weer buiten. ‘Het gesprek had een sterk ritueel karakter’, zegt diplomaat en sinoloog R. van den Berg, die het gesprek als tolk bijwoont. Verder is iedereen vooral blij dat het erop zit.
Zwaaiend met het rode boekje
De volgende dag vertrekken de lassers via Moskou naar China. Van den Berg is op Schiphol voor het geval één van hen op de valreep besluit politiek asiel aan te vragen. Dat gebeurt niet. Buitenlandse Zaken is daar erg blij mee: het had de terugkomst van Jongejans ongetwijfeld bemoeilijkt. De lassers nemen afscheid van Nederland door op de vliegtuigtrap, zwaaiend met hun Rode Boekjes, de verzamelde pers en diplomaten Mao-leuzen toe te schreeuwen.
Jongejans heeft oud en nieuw nog in Peking moeten vieren. De nacht na de terugkomst van de lassers in Peking wordt tweede secretaris Fokkema uit bed gebeld door het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken. Het exit-visum voor Jongejans ligt klaar. Fokkema gaat het meteen halen. De volgende dag vertrekt Jongejans via Hong Kong naar Nederland.
Reportage, research en tekst: Paul Ruigrok
Bronnen
BEELDMATERIAAL
Er is onder meer gebruik gemaakt amateurbeelden, gefilmd door D. Fokkema, van de ambassade in Peking. Verder fragmenten uit NTS-journaals uit de zomer van 1966.
ARCHIEFMATERIAAL
Het meeste archiefmateriaal is afkomstig uit de Archieven van het Ministerie van Justititie, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het BVD-archief.
Literatuur
Dirk Engelen, Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheids Dienst, (Den Haag 1995).
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: