De herkomst van het openbaar carnaval van het zuiden
Vastenavond
Binnenkort barst in het zuiden van het land het carnavalsfeest weer los. De viering van carnaval is eeuwenoud, maar niet altijd even geliefd bij de kerk. Dit terwijl het feest wel bekend staat als een religieus feest.
De eerste vieringen van Vastenavond dateren van de Late Middeleeuwen. De heidense Vastenavondviering is de ideale uitlaatklep vlak voor het vasten. Invloedrijke mensen worden in optochten en optredens bespot door zowel de arbeiders als de gegoede burgerij. Er wordt lekker gegeten, het bier vloeit rijkelijk en in sommige steden schenkt het stadsbestuur zelfs het bier aan de gilden en arbeiders.
Carnaval is op de Vastenavondviering gebaseerd. Op deze dinsdagavond gaat de samenleving op zijn kop tot Aswoensdag.
De viering op een lager pitje
In de zestiende eeuw begint het te rommelen. Er ontstaat een tweedeling in het land door de reformatie: protestant ten noorden, en katholiek ten zuiden van de grote rivieren. De protestanten vinden de viering van Vastenavond te rooms, de katholieken vinden het te heidens.
De strengere geloofsleer maakt een einde aan de losbandige viering van Vastenavond. In Amsterdam is het dan ook niet toegestaan om het op straat te vieren. Daar wordt het feest nog wel door een enkeling in huiselijke kring gevierd.
Steden en dorpen in het zuiden van het land scherpen de regelgeving rond de viering van Vastenavond aan. Het feest wordt op veel plekken besloten en soberder. Er is geen plaats meer voor het bespotten van de wereldlijke en geestelijke macht. In 1565 verbiedt ‘s-Hertogenbosch het dan ook om notabelen te bespotten en verkleed als geestelijken over straat te lopen.
Vaste gebruiken als hanenrijden en gansknuppelen worden nog wel toegestaan. De kinderen gaan langs de deuren om te ‘schooien’, dat bedelen betekent. Met de rommelpot zingen ze liedjes in ruil voor snoepjes.
De rommelpot is een potje met een varkensblaas eroverheen gespannen. Die blaas krijgen de kinderen van de boer, maar soms wel pas nadat de kont van een pasgeslacht varken is gekust. Terwijl dat gebeurt wordt snel op de buik van het dode dier gedrukt waardoor de gassen uit de ingewanden ontsnappen.
Het begin van de georganiseerde carnavalsviering
Aan het eind van de achttiende eeuw wordt de viering van Vastenavond en carnaval weer uitbundiger. De Franse overheersing brengt godsdienstvrijheid en -gelijkheid en de katholieke Vastenavondviering wordt weer vrijer. In ‘s-Hertogenbosch wordt de gegoede burgerij dan ook voorzichtig weer bespot in carnavalsblaadjes.
In 1881 besluit de bisschop echter het Bossche carnaval de kop in te drukken. De gegoede burgerij laat dit niet zomaar gebeuren. Gezamenlijk richten zij een carnavalsstichting op. De stichting maakt duidelijke afspraken met het stadsbestuur en het doel van carnaval wordt vermaak, niet losbandigheid. Tijdens de carnavalsdagen wordt de stad Oeteldonk genoemd, dat verwijst naar de moerassige omgeving.
Vanaf 1883 komt er ook een prins die het feest in goede banen moet leiden. De carnavalsprins heeft het maar wat druk tijdens deze dagen. Zijn belangrijkste taak is het aan de gang houden van het feest. Met zijn gevolg brengt hij dan ook aan veel plaatsen een bezoekje. In ‘De Sjtad van Sjtuf’, in Roermond, is er geen stadsprins maar wordt de prins per vereniging benoemd.
Weinig reden tot feest
Van 1915 tot 1919 wordt het openbaar carnaval vanwege de Eerste Wereldoorlog op veel plaatsen afgeschaft. Enkele steden houden achter gesloten deuren nog wel gekostumeerde bals.
Na de Eerste Wereldoorlog komt het feest terug, maar vanwege de crisis wordt het in de jaren dertig sober gevierd. Gedurende het jaar zamelt de bevolking geld in zodat de armen ook carnaval kunnen vieren. Een gebruik dat nog lang in stand wordt gehouden.
De bedreiging van het carnavalsfeest neemt in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog toe. Om de openbare orde te handhaven mag niemand zich vermommen of onkenbaar maken. Alle steden in Limburg en Brabant schaffen het feest daarom ook af tijdens de oorlog.
De opbloei van het carnaval na de oorlog
Na de Tweede Wereldoorlog groeit de belangstelling voor het carnaval weer. Er is weer reden tot feest. Carnavalsverenigingen schieten als paddenstoelen uit de grond en nieuwe carnavalssteden worden gesticht. Zo wordt Eindhoven in de jaren vijftig omgedoopt tot Lampegat, een naam die verwijst naar de Phillipsfabriek.
Nederlanders hebben in de jaren zestig meer te besteden en carnavalsvieringen in steden als Oeteldonk en Mestreech worden drukbezocht. Voor de wagenbouwers is de carnavalsoptocht het hoogtepunt. Maandenlang werken zij samen aan de praalwagens. Vaak ook nog ’s avonds na een lange werkdag en op de zaterdagen.
Jaloers kijken de Tilburgers naar de grote carnavalsviering in Oeteldonk. In Tilburg is het verboden om openbaar carnaval te vieren. Carnavalsvierders moeten tot midden jaren zestig vermomd met lange jassen over straat. Een soort schuilcarnaval.
Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Rebelse jongeren dwingen met een illegale carnavalsoptocht ook in Tilburg het openbare carnaval af. Een carnavalsstichting wordt opgericht, de prins wordt benoemd en het openbare carnaval in Kruikenstad is vanaf 1965 een feit.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: