Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
13 augustus 2002

De seksuele moraal voor en na de pil

Schoolvoorlichting over de pil
Bekijk Video
25 min

De jaren '50

Nederland in de jaren ’50: naargeestige truttigheid en verzuiling regeerden elk hoekje van de maatschappij. In honderdduizenden gezinnen moeten elke dag spruitjes op tafel hebben gestaan; de geur ervan is inmiddels spreekwoordelijk geworden. De verzuiling had de maatschappij onderverdeeld in gesloten afdelingen, reservaten van verzuiling. Iedereen wist bij welke groep hij hoorde en trad daar niet buiten: er werd rooms-katholiek gestemd, op gereformeerde grondslag gekorfbald en sociaal-democratisch naar de radio geluisterd.

En wat de liefde betreft: vanzelfsprekend vree je niet met iemand van een andere clan. Seks heette ‘gemeenschap’ en bestond alleen in het huwelijk, met de uitdrukkelijke bedoeling om er kinderen mee te maken. Nette meisjes deden ‘het’ niet; nette jongens misschien wel, maar toch zeker niet met nette meisjes. De kennis over het gebied bezuiden de navel was bij de meeste mensen nagenoeg nul. Voor recreatieve seks hadden we het trouwens veel te druk want er moest wederopgebouwd worden en toen.....kwam de pil.

De generatie van vlak na de oorlog, de babyboomers, was in een tot dan toe ongekende luxe opgegroeid. Toen zij de jaren des onderscheids hadden bereikt, was de wederopbouw grotendeels voltooid en konden ze zich bezig houden met de wat mondainere kanten van het leven. De pil veroorzaakte een aardbeving die in Nederland nog lang naschokte. Seks diende niet meer alleen de voortplanting, maar ook de ontspanning, ja zelfs de ontplooiing van de moderne mens. Wij waren bevrijd, de wilde sixties konden beginnen.

Zo ongeveer hebben zich het vijfde en zesde decennium van de vorige eeuw in ons collectieve geheugen genesteld. De realiteit is anders, minder revolutionair of in elk geval minder romantisch.

Mevrouw Stoffels beheerster van een Rutgershuis in de jaren '50

Onwetendheid en voorlichting

Baanbrekend werk van de NVSH

Kennis over waar de kinderen vandaan komen lijkt tegenwoordig op elke straathoek verkrijgbaar te zijn, maar dat was niet altijd zo. Voor de oorlog probeerde de Neo-Malthusiaanse Bond de armoede te bestrijden door seksuele voorlichting te geven en voorbehoedmiddelen te verspreiden. Na de oorlog werd de NVSH opgericht met hetzelfde doel.

Dat was geen luxe: als je al over anticonceptie wilde praten, kon je met je vragen niet bij je huisarts terecht. Zelfs gynaecologen kregen tijdens hun opleiding nauwelijks iets te horen over seksualiteit en anticonceptie. Artsen die meer over seksualiteit wilden weten, moesten zelf een stage bij één van de NVSH-consultatiebureaus regelen. Emeritus-hoogleraar gynaecologie Pieter Treffers: “Anticonceptie was een onbehoorlijk onderwerp, artsen bemoeiden zich er niet mee. In 1950 heeft de redactie van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde zijn excuses gemaakt voor de publicatie van twee artikelen over de verschillende methoden voor geboortebeperking.”

Maar ook 20 jaar later nog was een deel van de medische stand bang zich te branden aan het heikele onderwerp van de seks. Marianne Dersjant, vanaf de oprichting in 1970 verbonden aan de polikliniek geboorteregeling van het Academisch Ziekenhuis Leiden: “Professor Verveen, hoogleraar fysiologie in Leiden, vond het belangrijk dat alle processen van het menselijk lichaam bij medische studenten bekend waren en dat betekende ook seksualiteit. Dat was tegen de zin van de universiteit. Men dacht dat er daardoor iets heel losbandigs zou ontstaan op de universiteit, dat er dingen uitgeprobeerd gingen worden. Seksualiteit, dat deed je binnenshuis en daar praatte je niet zo veel over. En dan spreek je van 1970.”

Ondanks het missiewerk van de NVSH was het met de kennis van seksualiteit en voorbehoeding droevig gesteld. Mevr. Stoffels, in de jaren ’50 beheerster van het Utrechtse Rutgershuis: “Er kwamen hier jonge stellen die niet eens wisten hoe het moest”. Want, als maagd het huwelijk in, dat was de norm. Zoals Carolien Boon, getrouwd in het begin van de jaren ’50, zegt: “Maagdelijkheid was ook een idee van jezelf: je wilt maagd zijn; seksualiteit is het ultieme wat in het huwelijk gebeurt. Mijn verloofde kwam op bezoek als ik in het weekend thuis was. Dan gingen we gezellig wandelen of we voerden politieke discussies over Indië.” Waar de kinderen vandaan kwamen wist ze wel, maar van het bestaan van andere vormen van seksualiteit was ze geheel onwetend: “Toen ik al getrouwd was, viel ik ineens in de krant op het woord ‘homofiel’. Mijn man wist ook niet wat het betekende, terwijl we gestudeerde mensen waren. Toen hebben we een vriend van ons opgebeld die classicus was, om te vragen of hij wist wat voor woord dat was.”

Ageeth Scherphuis

Voorbehoedsmiddelen

Kinine, condooms en eindelijk de pil

De verkoop van voorbehoedsmiddelen in het openbaar was verboden. Sommige drogisten verkochten ze onder de toonbank. Boon: “Mijn man ging erop uit om condooms te kopen. Die drogist keek hem aan alsof hij een oneerbaar voorstel had gedaan.” De enige plekken waar je zonder problemen voorbehoedsmiddelen kon kopen, waren de Rutgershuizen van de NVSH; daar was de verkoop niet openbaar, omdat alleen leden ze mochten kopen. Aan homoseksualiteit of abortus wilde men zich niet de vingers branden, uit angst dat het zegenrijke werk met condoom en pessarium in het gedrang kwam.

Vrouwen die zich in deze seks-onvriendelijke tijden waagden aan meer dan een voorzichtige afscheidszoen bij de voordeur (vanzelfsprekend die van haarzelf), hadden het moeilijk. Marjo van Soest: “Het idee dat je naar een drogist ging om condooms te kopen. Dat deed je niet. En je vriendje deed het ook niet”.
Ageeth Scherphuis: “Als je als meisje met een pakje condooms op de proppen kwam, dan was je meteen de Hoer van Babylon.” Zwangerschap was het grote angstbeeld dat al je toekomstplannen in rook deed opgaan. Ageeth Scherphuis: “Er was een periode dat ik bijna ieder maand die gruwelijke angst had. Dan slikte ik maar kininepillen, want dat hoorde je van vriendinnen en je kon ze zo krijgen in de apotheek. Dan liep ik met een tollend hoofd van de kinine over straat. Of uren achter elkaar van de trap springen.” Met de komst van pil veranderde dit.

Orale anticonceptie (“de pil”) was in de jaren ’50 in de Verenigde Staten ontwikkeld. In Nederland produceerde de firma Organon in Oss medicijnen uit hormonen die uit slachtafval gewonnen werden. Oorspronkelijk was de fabriek onderdeel van het vleeswarenconcern Zwanenberg (van de worsten van Zwan). Het lag dan ook voor de hand dat Organon de pil voor de Nederlandse markt zou produceren. Daarbij ging men niet over één nacht ijs: de fabriek lag in het Roomse Zuiden, het merendeel van de arbeiders was katholiek en men verwachtte problemen als het episcopaat medewerking aan productie van de pil zou verbieden. Na uitgebreid overleg met bisschop Bekkers van Den Bosch werd een compromis gesloten: Organon kon de pil op de markt brengen op voorwaarde dat die niet als anticonceptiemiddel aan de vrouw gebracht werd. En zo geschiedde: het middel was bedoeld tegen een onregelmatige cyclus; tijdelijke onvruchtbaarheid werd als bijwerking in de bijsluiter vermeld.

Ook de artsen moesten op bijscholing. Mevrouw dr.Fortuin Blitz, seksuologe, geeft hier voorlichting

Bijwerkingen

Huisartsen op bijscholing

 

Omdat er veel wilde verhalen de ronde deden over bijwerkingen (verhoogde bloeddruk, gewichtstoename, libidoverlies) wilde de NVSH wetenschappelijk onderzoek doen. In het clubblad “Verstandig Ouderschap” werd een oproep afgedrukt voor vijfhonderd vrijwilligsters die een aantal maanden de pil moesten gebruiken i.p.v. een ander voorbehoedmiddel. De volgende dag stond de telefoon roodgloeiend: vijfduizend vrouwen meldden zich voor het experiment.

De uitkomsten van het onderzoek waren positief: er waren geen noemenswaardige bijwerkingen en iedereen vond het handig (in bed geen gehannes meer met gummiwaren). Aanvankelijk schreven alleen artsen in het Rutgershuis de recepten uit. Stoffels: “Eerst kreeg je een recept voor twee maanden. Dan kwamen al die mensen weer terug, dus dat was een heksenketel. Er waren dagen dat er in drie spreekuren wel honderd mensen kwamen. Ik werkte ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds.” Vrouwen waren erg gelukkig met de pil, volgens Stoffels, maar sommige mannen waren er minder blij mee: “Er waren mannen die in nachtdiensten werkten en die bang waren dat hun vrouw overdag zo maar met andere mannen naar bed kon gaan zonder dat iemand er erg in had.”

Na de introductie van de pil stond niets een grotere seksuele vrijheid meer in de weg. Ageeth Scherphuis: “Ik dacht: nou, dit is absoluut de oplossing. En toen ben ik er meteen mee begonnen. Die verhalen over bijverschijnselen, dat was nou echt de manier om vrouwen angstig te maken zodat ze niet de zeggenschap over hun eigen voortplanting in handen kunnen krijgen.”

Eén onverwachte bijwerking had de pil wel: omdat hij alleen op recept verkrijgbaar was, waren artsen eindelijk gedwongen zich met geboortebeperking bezig te houden. Ze zagen er een probaat middel in om het aantal abortussen omlaag te brengen. Niettemin bleef de kennis over andere voorbehoedsmiddelen zelfs bij artsen minimaal. Nog in de jaren ’70, het decennium waarin alles moest kunnen en iedereen alles over seks leek te weten wat er te weten viel, organiseerde het Nederlands Huisartsen Genootschap nog bijscholingscursussen waar artsen alles leerden wat ze nooit hadden durven vragen over pessarium, zaaddodende pasta en schuim.

Marianne Dersjant was de coordinator van die bijscholingscursussen: “Je had speciale cursussen voor het inbrengen van een spiraaltje, speciale cursussen over pilgebruik en cursussen over anticonceptie in het algemeen.” Artsen werden dus pas laat betrokken bij anticonceptie. Dersjant: “Het zijn een beetje trendvolgers. Toen de pil naar voren kwam moest de medische stand zich er wel in mengen omdat je te maken hebt met medicatie die je voor moet schrijven en je kunt niet voorschrijven zonder arts.”

Was de pil aanvankelijk een geschenk uit de hemel voor de moderne vrouw, in de jaren ’70 was een deel van de vrouwenbeweging er niet meer zo blij mee. Carolien Boon: “We zagen die pil echt als een mannen-iets. Volgens onze theorie had het te maken met de beschikbaarheid van vrouwen.” De pil als vrouwenonderdrukking in doordrukstrip dus. “Het was een mooie medische oplossing van de farmacie: daar zitten mensen op te wachten en er wordt goed voor betaald. We vonden dat er een mannenpil moest komen.”

Marjo van Soest praat over abortussen in midden jaren '60

Het abortusdebat

350 gulden in een enveloppe

Als een vrouw ongewenst zwanger was waren er drie mogelijkheden: het kind houden, het kind afstaan of abortus. In het laatste geval moest zij haar toevlucht zoeken bij “engeltjesmaaksters” die met breinaald en zeepspuit hun werk deden. Dat waren uit medisch oogpunt bepaald geen ideale middelen om een zwangerschap af te breken. Treffers, in de jaren ’60 in opleiding tot gynaecoloog: “In het Wilhelminagasthuis in Amsterdam hadden we altijd een aantal vrouwen liggen met ernstige complicaties van abortus. Die waren niet mis: er waren sterfgevallen bij en er waren ook vrouwen die wekenlang in het ziekenhuis moesten liggen wegens ernstige infecties.”

Er waren echter bijna geen artsen te vinden die hun reputatie op het spel durfden te zetten of zelfs gevangenisstraf wilden riskeren door op verantwoorde wijze abortus uit te voeren. Zoals Treffers het uitdrukt: “Anticonceptie was onfatsoenlijk, maar een abortus provocatus was zo ongeveer het ergste waartoe je je als arts kon verlagen. Dat was eigenlijk een misdaad.”

Midden jaren ’60 kwam abortus langzaam uit de illegaliteit. Met een verwijzing van een psychiater, die vond dat je inderdaad niet in staat was een kind te krijgen en op te voeden, kon je bij enkele gynaecologen terecht voor een abortus. Marjo van Soest: “Je moest 350 gulden bij je hebben in een envelop. Toen de ingreep was afgelopen was ik toch wel behoorlijk ziek en misselijk. Ik weet nog dat ik die envelop gaf en naar buiten wankelde, want even bijkomen was er ook niet bij. Je stond op straat en je zou het weten ook, omdat het iets was wat eigenlijk niet mocht en kon.”

Tegen het einde van de jaren ’60 begon het abortusdebat los te breken. Groot effect had de uitzending van Achter Het Nieuws van 9 mei 1967. Daarin gaf de Amsterdamse hoogleraar gynaecologie Kloosterman schoorvoetend toe dat er omstandigheden denkbaar zijn waarin een vrouw recht heeft op abortus. Treffers: “De volgende morgen werd de kliniek in het Wilhelminagasthuis overstroomd met telefoontjes en met vrouwen die allemaal in deze bijzondere omstandigheden verkeerden. Toen is voor het eerst de zogenaamde abortuscommissie opgericht, waarin gynaecologen, maatschappelijk werksters en een psychiater zaten. Die commissie moest beoordelen of die omstandigheden inderdaad zo bijzonder waren dat hier tot abortus kon worden overgegaan.”

Wat gebeurde er met een vrouw die abortus wilde? Dersjant: “Je werd opgenomen in het ziekenhuis en dan kreeg je de leden van het team aan je bed. Er werd uitvoerig bekeken waarom je deze abortus wilde. Als het team bij elkaar was geweest hoorde je ja of nee.” Ook dat ‘verlichte’ standpunt hield niet lang stand. Treffers: “We wisten eigenlijk niet goed op wat voor criteria we dat moesten beoordelen. Dus uiteindelijk zeiden we dan in sommige omstandigheden ‘ja, dit vinden we zo erg’. Maar onder andere omstandigheden zeiden we ‘dat jonge meisje kan dat kind best afstaan bij de geboorte’. Toen ben ik eens nagegaan welke vrouwen we nu hadden toegestaan een abortus te krijgen en welke vrouwen niet. Toen bleek dat we bij die vrouwen die qua achtergrond het meeste leken op onszelf, de omstandigheden zo ernstig vonden dat we het wel wilden toestaan. Bij jonge meisjes van achttien zeiden we ‘dat meisje kan dat kind best afstaan’. Dat vonden we helemaal niet zo erg.” Hij realiseerde zich dat de beslissing helemaal bij de vrouw hoorde te liggen en dat de abortuscommissies dus eigenlijk nutteloos waren. Niettemin werd abortus pas in 1984 legaal. Dat had zo lang geduurd omdat de confessionele partijen, die in die pre-paarse tijden nog vanzelfsprekend deel uitmaakten van elke coalitie, niet alleen tegen abortus waren, maar ook tegen het principe van ‘de vrouw beslist’.

Carolien Boon, 'vrouwenonderdrukking in doordrukstrip'

Seksuele Revolutie?

De pil als symbolisch begin

Heeft er in Nederland in de jaren ’60 een echte revolutie plaatsgevonden? In de jaren ’60 en ’70 zijn een aantal aspecten van de seksualiteit ingrijpend veranderd: abortus is legaal, voorbehoedmiddelen zijn vrij verkrijgbaar en de pil wordt door het ziekenfonds vergoed. En niet in de laatste plaats: de grote openheid waarmee gesproken wordt over seksualiteit.

Maar het was bepaald geen revolutie in de zin dat er in korte tijd het seksuele leven van de hele Nederlandse bevolking op zijn kop gezet werd. De introductie van de pil, dit jaar veertig jaar geleden, kan beschouwd worden als het symbolische begin van een geleidelijke ontwikkeling die tot het midden van de jaren ’70 duurde.

Sindsdien zijn anticonceptie en abortus ‘veilig’ in handen van de artsen. Gedwongen door het feit dat de pil niet zonder recept verkocht mocht worden, nam de medische stand zijn verantwoordelijkheid, maar moest daar wel voor bijgeschoold worden. Maar is de houding van Nederlanders ten opzichte van seks wezenlijk veranderd? Nauwelijks, zegt Dersjant: “Als je de openheid ten aanzien van seksualiteit revolutionair noemt, dan wel. Maar binnenskamers is het eigenlijk nog net zo als vroeger: je vind elkaar lief en je doet daar bepaalde handelingen bij, of niet. Maar zo open dat iedereen dat kan zien, zo ver gaat het helemaal niet.”

Research en tekst: Ger Wieberdink
Reportage: Yaèl Koren

Beeldmateriaal

‘Achter het Nieuws’ 5 september 1967, VARA
‘Vaticaanse roulette: hoe de Katholieke Kerk de pil mogelijk maakte’, IKON, 10/5/2000
‘Open en bloot’, 1974, VARA
‘Lang leven de seksuele revolutie’ tekenfilm, VARA
‘Erotische panorama’s’, 1988, VPRO
‘Kinderen... of niet?’, 1966, VARA
Kringloopfilm van de NVSH
‘2 1/2 miljoen vruchtbare vrouwen, 1970, VPRO
Hier en nu 1994, NCRV
‘Sex in wording’ 1971, AVRO
‘En een dikke zoen van de juffrouw, 1972, VARA
Brandpunt, 1974, KRO

Bronnen
  • Uitvliegen...maar er niet invliegen: tieners en seksualiteit

    Dersjant-Roorda, Marianne C. red., Uitvliegen...maar er niet invliegen: tieners en seksualiteit.

  • Geschiedenis van de contraceptie: geboortebeperking van de oudheid tot nu

    Hoonakker, Ernst W., Geschiedenis van de contraceptie: geboortebeperking van de oudheid tot nu. (Den Haag 1992)

  • Geboorteregeling

    Moors-Mommers, Mariette, C.T., Geboorteregeling (Maarssen 1976)

  • Abortus provocatus en anticonceptie

    Treffers, P.E., Abortus provocatus en anticonceptie (1965, Haarlem)

  • Anticonceptie als tijdloos probleem: van primitieve hulp tot geavanceerde technieken

    Weselius, J. en. Hollander, J.M, Anticonceptie als tijdloos probleem: van primitieve hulp tot geavanceerde technieken. (1990)

  • Samen-schooling, eerstelijnskursussen geboorteregeling van nabij bekeken

    Samen-schooling, eerstelijnskursussen geboorteregeling van nabij bekeken. Stichting Itoba.

  • Interimrapport, evaluatie eerstelijnkursussen geboorteregeling.

    Interimrapport, evaluatie eerstelijnkursussen geboorteregeling. Stiching Itoba.

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: