Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
18 december 2001

Andere Tijden

BTW
Bekijk Video
25 min

De totstandkoming van de BTW

Hoewel Professor meester Reugebrink zich de vader van de Nederlandse BTW voelt, is hij eigenlijk min of meer toevallig dé BTW expert geworden. Reugebrink: “Omstreeks 1960 ontving de Minister van Financiën een brief van een Nederlandse ondernemer die problemen had met de Franse fiscus. Het waren problemen omtrent de TVA, la Taxe sur la Valeur Ajouteé, een wet die in Frankrijk in 1953 was ingetreden. Dergelijke brieven werden vaak aan de jongste ambtenaar doorgespeeld en dus moest ik de brief beantwoorden. Ik verdiepte mij in de Franse wetgeving en ontdekte de BTW. Sindsdien gold ik op het Ministerie van Financiën als de expert op dat terrein.” Op dat moment was in Nederland al wel een vorm van omzetbelasting van kracht. Omdat de ambtelijk top, volgens Reugebrink, tevreden was over de omzetbelasting, zagen zij niets in een nieuwe omzetbelastingregeling naar het Franse model dat zich als BTW zou vertalen. Reugebrink zag echter direct de mogelijkheden voor een beter stelsel. “Ik heb in de zestiger jaren geen enkele moeite gehad om mij op dat terrein te handhaven, omdat in de beginjaren niemand op het Ministerie van Financiën zich voor de BTW interesseerde.”  

Op jonge leeftijd ging Reugebrink, namens het Nederlands Ministerie van Financiën, in Brussel voor de Europese Economische Gemeenschap (EEG) werken. De EEG bestond op dat moment uit zes lidstaten: de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Nederland, België, Luxemburg en Italië. Begin jaren zestig begon men in Brussel te studeren op mogelijkheden voor een harmonisatie van de omzetbelastingen binnen de EEG. Reugebrink: “Ik was heel vrij in Brussel, want ik had geen duidelijke boodschap vanuit Den Haag meegekregen.” Volgens Reugebrink was de houding van de Nederlandse politiek ten opzichte van de BTW nog steeds negatief: “De politiek redeneerde: laat die ambtenaren in Brussel maar studeren, we kunnen het nog altijd in de Raad van Ministers torpederen.”

Het standpunt van het Ministerie van Financiën wijzigde echter snel toen het via Reugebrink te horen kregen dat de Bondsrepubliek Duitsland wel een ‘Mehrwertsteuer’ ging invoeren en dit zelfs twee jaar voor de geplande EEG datum van 1970. Reugebrink kreeg van Minister Witteveen van Financiën toen onmiddellijk de opdracht om een Nederlandse BTW-wet te maken. Reugebrink: “Hij was eigenlijk tegen de BTW, maar Duitsland was onze belangrijkste handelspartner en we waren in die zin erg aan Duitsland gebonden. Nederland kon het zich niet veroorloven om achter te blijven.” Onder de politieke verantwoordelijkheid van Minister Witteveen en Staatssecretaris Grapperhaus maakten Reugebrink en zijn team de Wet op de Omzetbelasting 1968.  

De BTW ging op 1 januari 1969 in. Het systeem van de BTW-heffing houdt in, dat de omzetbelasting uitsluitend drukt op de uiteindelijke consumenten van goederen en diensten. Het systeem heeft het voordeel dat bij export de goederen geheel vrij van omzetbelasting de grens passeren. Alle voorbelasting is dan al verrekend of terugontvangen.

De voorlichting: 'Een stunt van de eerste orde'

Na het ontwerpen van de BTW, kwam de volgende klus: het Nederlandse volk moest worden voorgelicht. Vooral de middenstand moesten worden voorgelicht aangezien zij een compleet andere administratie moesten gaan voeren. De hoogste ambtenaar op Financiën bedacht dat televisie wel een goed voorlichtingsmedium zou kunnen zijn. Zijn plan werd uitgevoerd en toen de cursus BTW op televisie kwam, werd dat gezien als ‘een stunt van de eerste orde’. Aan de ontwerper van de BTW, de heer Reugebrink, viel de eer te beurt de voorlichting op de televisie te doen. Reugebrink was inmiddels lector in belastingrecht aan de Rijks Universiteit Leiden geworden en dus werd hij geschikt bevonden om een Teleac cursus over de BTW te presenteren.

De voorlichting gebeurde ook op andere fronten: belastinginspecteurs bezochten ondernemers, er verschenen vele brochures en de beroepsvereniging organiseerden lezingen. Accountant Theo Staal die samen met zijn broer al decennia lang een familiebedrijf in Leiden runt, herinnert zich de voorlichtingen nog goed. “Ik ben naar een aantal lezingen van de beroepsvereniging gegaan om me voor te bereiden op de komst van de BTW. De administratie van een onderneming was voor de invoering van de BTW heel simpel en dat veranderde behoorlijk. Ik vond het een interessante, maar zeer arbeidsintensieve verandering. De komst van de BTW hield voor de ondernemers in dat zij een nieuwe administratie moesten maken. Alles moest gesplitst geboekt worden en alles had een hoog of een laag tarief. Toen ik na de voorlichtingen het systeem zelf onder de knie had, moest ik het aan mijn cliënten uitleggen. Dat gebeurde vaak in de avonduren want middenstanders hebben het altijd druk. Ik herinner me die eerste periode als een woelige tijd met een grote administratieve rompslomp.”

Ook Wim van Harteveld, één van de cliënten van Theo Staal herinnert zich de invoering van de BTW als een ‘warrige tijd’. Van Harteveld had in 1969 een drogisterij die inmiddels meer dan 60 jaar bestaat en nu door zijn zoons voortgezet wordt. In een drogisterij heb je artikelen die met het hoge en artikelen die met het lage BTW-tarief belast zijn. “Het was een enorme klus om het allemaal om te rekenen. Ik herinner me dat echt als een gigantische karwei, wij hadden 10 tot 15.000 artikelen in de zaak staan en dat moest allemaal omgeprijsd worden. Daar moest ik een paar dagen extra personeel voor betalen.” Met de komst van de BTW werd de omzetbelasting voor de consument veel zichtbaarder en dus konden ondernemers protesten verwachten…

Een kaasvrouw wordt in 1968 geinterviewd over de BTW
Een kaasvrouw wordt in 1968 geinterviewd over de BTW

Klachten van de consumenten: Het tellen van de hagelslag

Bij de invoering van de BTW was de consument gewaarschuwd voor een lichte prijsverhoging. De prijzen stegen echter meer dan licht. In de eerste weken van 1969 hadden tal van winkeliers hun waren, al dan niet per ongeluk, verkeerd geprijsd. Het was voor het kabinet De Jong een moeilijke periode op financieel economisch gebied. De invoering van de BTW viel samen met een periode van hoge inflatie en stijgende prijzen en belastingen. De vakbonden en het Consumenten Contact Orgaan hielden de prijsstijgingen goed in de gaten. In januari van 1969 deed Minister De Block van Economische Zaken een oproep waarin hij de bevolking op het hart drukte “niet te aarzelen mijn departement op de hoogte te stellen van gevallen, waarvan men veronderstelt dat invoering van de BTW is aangegrepen tot vergaande prijsverhogingen over te gaan.” De Economische Controle Dienst (ECD) was het orgaan binnen het departement van het Ministerie van Economische Zaken dat zich met deze prijsverhogingen bezig hield. In de eerste maanden van 1969 werd de ECD overstelpt met klachten van consumenten die zich benadeeld voelen door te hoge winkelprijzen.

Johan Alssema was in 1969 groepschef van district Noordoost van de Economische Controle Dienst. Hij gaf in Groningen leiding aan een groep van twaalf man. Volgens Alssema maakten de meeste ondernemers geen misbruik van de BTW, maar sommige winkeliers gebruikten de BTW wel degelijk om de prijzen te veel te verhogen. Alssema: “Er kwamen schriftelijk en telefonisch veel klachten binnen uit alle lagen van de bevolking. De klachten gingen vooral over levensmiddelen als jam en kaas. Als de klachten goed gemotiveerd waren, gingen we er werk van maken. Eén voorval kan ik me nog goed voor de geest halen. Toen ik op een zondag in de kerk zat, kwam een man op mij af. Deze man beklaagde zich over de prijs van de hagelslag. Volgens hem zat er minder in het zakje hagelslag dan voorheen en dus was het indirecte prijsverhoging. Ik heb daar toen een zaak van gemaakt en ben zelfs gaan controleren in de fabriek. Daar bleek dat de zakjes automatisch gevuld werden en dat er niks minder dan voorheen in de zakjes hagelslag terechtkwam. De man had zich vergist.” In dit geval was de klacht ongegrond en hoefde de ECD geen maatregelen te nemen. De ECD kon sowieso zelf geen boetes uitdelen, maar ze konden wel processen-verbaal opmaken en die aan de officier van justitie doorgeven. “Maar dit gebeurde alleen bij ernstige klachten. De ECD had meer een corrigerende dan een verbaliserende functie. We hadden een goede verhouding met het bedrijfsleven.”

Na de klachtenregen van de eerste maanden, verstomde de kritiek op de BTW al snel. Volgens Reugebrink moet men de BTW dan ook als een succesvolle belastingmaatregel zien. “De BTW is geaccepteerd door de bevolking.” Exportvoordelen zullen zeker een rol gespeeld hebben bij de acceptatie van de BTW, want sinds de komst van de BTW kan de omzetbelasting geen concurrentie verstorende factor meer zijn binnen de Europese Gemeenschap.

Tekst en research: Femke Veltman
Regie: Jahaga Bosscha

Geïnterviewden Bronnen
  • Theo Staal en Wim Harteveld
    Theo Staal en Wim Harteveld
  • Terug naar de bron

    Prof. Mr J. Reugebrink, Terug naar de bron: Vijfentwintig jaar BTW. Openingscollege, Rijks Universiteit Leiden, 1993.

  • De Vakbeweging

    De Vakbeweging, wekelijks tijdschrift van de Nederlandse Vereniging van Vakbonden, Jaargang 1969.

  • Kroniek van Nederland

    Kroniek van Nederland

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: