In 1948 verklaart minister van Wederopbouw In 't Veld de woningnood officieel tot volksvijand nummer 1. Al vanaf de Tweede Wereldoorlog is er een enorme schaarste op de woningmarkt. Tijdens de oorlog zijn veel woningen verwoest en geldt er een bouwverbod. Twintig jaar later is de woningnood nog steeds niet opgelost. De woningnood lijkt een schier onverslaanbare volksvijand.
De oorlogsschade is groot, in 1945. Een inventarisatie laat zien dat in Nederland 90.000 woningen verwoest zijn, 50.000 zwaar beschadigd. Tel daarbij op dat de bouw vijf jaar lang heeft stilgelegen. Toch maakt de Nederlandse overheid nou ook weer niet zo'n haast met de woningbouw. Eerst wordt een begin gemaakt met de wederopbouw van beschadigde fabrieken, infrastructuur en bedrijven. Nederland moet allereerst de werkgelegenheid en export weer op gang krijgen.
De Nederlandse bevolking groeit erg hard na de oorlog. Er wordt jong en veel getrouwd, veel kinderen worden geboren. Nederland voert een geleide loonpolitiek: de lonen worden laag gehouden want dat is gunstig voor de export. De huren moeten dan natuurlijk ook laag blijven. En zo wordt de woningbouw een zwaar gesubsidieerde sector.
In 1963 breekt een nieuw tijdperk aan in de Nederlandse woningbouw. Minister Bogaers (KVP) profileert zich als dè bouwminister en dat doet hij door veel in de media op te treden en door veel te bouwen uiteraard. Hij voert de woningproductie op tot 100.000 per jaar, iets dat tot dan toe niemand is gelukt. Hoogbouw is het nieuwe toverwoord.
Er wordt niet alleen in rap tempo gebouwd, er wordt ook afgebroken. Dat is wel nodig: veel huizen zijn oud, bouwvallig en klein. In 1953 stelt de minister de Commissie voor Krotopruiming en Sanering in. Het bekende emaille bordje 'Onbewoonbaar verklaarde woning' prijkt op woningen die gesloopt gaan worden. Verkrotting wordt in de hand gewerkt door de huurbevriezing die is ingesteld om de lonen laag te kunnen houden. Dat maakt dat het voor particuliere woningverhuurders nauwelijks aantrekkelijk is hun woningen te onderhouden omdat ze hun investering niet in de huur kunnen verwerken. Zo gaat een deel van de woningvoorraad weer verloren en komen er in sommige jaren per saldo maar weinig woningen bij!
Woningnood in de praktijk
De Amsterdamse wijk Kattenburg is zo'n verkrotte buurt. Elly van Mourik woont vanaf 1961 met haar man en twee kinderen op de Kattenburgergracht in een eenkamerwoning. "De commode stond aan het eind van het bed. De box ging 's avonds dubbel geklapt onder het bed. Het bed paste niet in de alkoof en stak uit in de kamer. Er was geen douche. Je ging naar het badhuis of met een keteltje warm water. De wandjes waren heel dun; je hoorde de buren behoorlijk," aldus Elly. Bij het Centraal Bureau Huisvesting werden de schaarse woningen verdeeld. " Er waren altijd heel veel Kattenburgers, en die gingen schreeuwen, ruzie maken. Je stond met wel honderd man in de rij te wachten. Dan ging je je inschrijven, of vragen hoe het ermee stond."
Niet alleen in Amsterdam was de woningnood hoog. Romkje Waterlander uit Leeuwarden kan er ook over meepraten: “Het was heel erg in Leeuwarden. Er waren gewoon geen woningen”. Ze gaat in 1946, bij gebrek aan woonruimte, bij haar ouders inwonen. Dit is in de jaren tussen 1945 en 1960 zeer gewoon voor een jonggetrouwd stel. “Met veel mensen op elkaar zitten is niet makkelijk. Mijn man was 23 en ik 18 en we hebben tot 1952 bij mijn ouders ingewoond. We woonden met mijn ouders, mijn jongste broer, mijn oudere broer en mijn man en ik. En later kwam daar een baby bij en een paar jaar later nog een baby”. Ze wonen op een eenkamerwoning met een wasbak in de gang. Privacy is ver te zoeken. Romkje Waterlander: “Mijn jongste broer sliep bij ons in de bedstee. Nee, dat is niet leuk voor een pasgetrouwd stel. Mijn moeder runde het huishouden en ik had niet zoveel te zeggen. Ik had pas het gevoel dat ik zelf echt moeder werd toen ik met mijn man en twee kinderen in ons eigen huisje kwam.”
Mevrouw Durkje Hoekstra gaat trouw elke maand naar de balie in het stadhuis van Leeuwarden. Daar zit de ambtelijke dienst die de woningen toewijst. “In 1950 verloofden mijn man en ik ons en dat betekende dat we zo snel mogelijk wilden trouwen, maar dat heeft nog vier jaar geduurd, want je ging niet eerder trouwen dan dat je een woning had. We stonden ingeschreven bij een bureau. Daar gingen we vaak heen om te vragen hoe het er mee stond. Voor alles kreeg je punten: hoe oud je samen was, hoe ver je van elkaar af woonde.” Jarenlang woont Hoekstra nog bij haar ouders, terwijl haar verloofde in een kosthuis zit. “Toen hoorden we opeens dat je meer kans had op een woning als je getrouwd was. Dus precies andersom dan dat we tot nog toe gehoord hadden. Toen zijn we snel getrouwd, maar hebben nog wel een jaar los van elkaar gewoond.”
In 1956 krijgt het echtpaar een woning aangewezen in de gloednieuwe wijk Schieringen-Heechterp. “We woonden in de ruimte, we zagen de weilanden. Mijn moeder zei altijd: “wat wonen jullie toch akelig op het voeteinde van de stad”, maar wij vonden het heerlijk”. Mevrouw Hoekstra woont er nog altijd tot grote tevredenheid.
Regie: Matthijs Cats
Research: Hannah Dogger, Femke Veltman
Uitzending: za 26 mrt 2011, 20.40 uur, Nederland 2.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: