Luns = Buitenlandse Zaken
“Ik loop met Luns over het Plein in Den Haag”, vertelt oud-premier Piet de Jong thuis in zijn woonkamer in Den Haag. “Zegt Luns tegen mij: 'Ik heb vannacht weer mijn mooie droom gehad'. Dus ik vraag hem waarover hij het heeft. 'Nou, we liepen hier, jij en ik. En er kwam een vrachtauto om de hoek en die reed jou aan'. Dus ik kijk hem verbaasd aan en zeg: 'Dat is nou ook wat!' Luns gaat verder: 'Je ligt op de grond en je laatste woorden zijn: 'Neem het over, Joseph! Neem het over!'”, grijnst De Jong. Luns droomde premier te worden. En vertelde De Jong dat hij die droom had in elk kabinet waarin hij tot dan toe zitting had.
Wilde Luns premier worden? Waarschijnlijk niet. Ook zijn biografie, geschreven en recent gepresenteerd door emeritus hoogleraar diplomatieke geschiedenis Albert Kersten, schetst een man die leefde voor Buitenlandse Zaken. Eerst als diplomaat in Bern, Lissabon, New York, Londen. Daarna negentien jaar als minister (1952-1971) en aansluitend dertien jaar als secretaris-generaal van de NAVO tot 1984.
“Luns was een indrukwekkende man”, zegt Elisabeth Borgman Brouwer. “Met zijn bijna twee meter was het een lange man, met een sympathieke uitstraling en vriendelijke blauwe ogen”, herinnert zij zich haar eerste indruk als ze in 1956 aan hem wordt voorgesteld. Ze zou dertig jaar lang zijn secretaresse blijven en hem op de vele reizen vergezellen. Op haar kleine tikmachine legde ze alles vast wat hij haar dicteerde. “Dan zat ik 's avonds in mijn hotelkamer voor meneer Luns een verslagje te maken. Hij had dan gezegd: ‘ik zal dit met de Duitse ambassadeur bespreken, of ik zal met mijn collega daar en daar over spreken’”, zegt de vrouw die na haar pensionering in Brussel is blijven wonen.
Met zichzelf bezig
De stijve en vormelijke Luns was jarenlang de populairste minister van het land, vooral door zijn vermogen aan alles een kwinkslag te geven. Daarnaast beschikte hij over een onuitputtelijke voorraad anekdotes, waaruit hij bij elke gelegenheid wel wist te putten. Op archiefbeeld komt hij steevast naar voren als een grappenmaker. Charles Rutten werd wel eens moe van die moppen en anekdotes van Luns. Als één van de belangrijkste ambtenaren op het terrein van Europese Zaken had Rutten vrijwel zijn gehele carrière met Luns te maken. “Als iemand anders een mop wilde vertellen, dan reageerde hij altijd ijzig of soms helemaal niet. Alsof hij het niet gehoord had”. Rutten vond dat niet aardig van zijn minister. “Maar hij was natuurlijk altijd met zichzelf bezig”.
Met de oud-premier deelde Luns de liefde voor de marine. Volgens De Jong kende Luns de specificaties van de marineschepen uit zijn hoofd. In zijn diensttijd was Luns vlaggenseiner geweest en De Jong is er van overtuigd dat hij ook graag gevaren zou hebben. Dat Luns op zijn stukken marinescheepjes tekende, gelooft hij meteen. “Ik tekende vaak jachten, zeilschepen”, aldus de oud-premier.
Verloren Gebieden
De marine was ook de reden geweest voor Luns’ politiek ten opzichte van Indonesië. Die eerste periode na de Tweede Wereldoorlog drukten vooral de verhoudingen met Indonesië een stempel op de Nederlandse buitenlandse politiek. Nederland, en vooral Luns, hield vast aan Nieuw-Guinea, het laatste restje Indië dat in 1949 buiten de onafhankelijkheid was gehouden. Uiteindelijk moest Luns in 1962 alsnog Nieuw-Guinea opgeven.
“Hij zei altijd: ‘We zijn van de heb!’”, zegt Borgman Brouwer. Toch ging het Luns niet zozeer om het bezit van Nieuw-Guinea, maar om de Nederlandse aanwezigheid daar. “Hij heeft gedacht: ‘Dat is een steunpunt voor de Marine’”, meent Borgman Brouwer. Charles Rutten bevestigt dit. Op een reis naar Kameroen vond hij zichzelf naast Luns in het vliegtuig. Luns zette in een niet-aflatende monoloog zijn visie op van alles, maar vooral de kwestie Nieuw-Guinea uiteen. “De crisis ging er in wezen om dat Nederland een vlootbasis in de stille Zuidzee zou behouden, omdat de Nederlandse marine daar door de eeuwen heen de vlag had getoond. En dat het toch ondenkbaar zou zijn, ondragelijk voor hem, dat dàt nu zou verdwijnen”, zegt Rutten.
Nederland was te klein voor Luns. Luns leefde in de grandeur van het Nederland met het wereldrijk. Een al lang verloren wereldrijk. Een cartoon van tekenaar Opland in de Volkskrant symboliseert Luns' kijk op de wereld. Luns zit in zijn luie stoel en kijkt duidelijk geagiteerd uit op zijn wereldbol. Onder de cartoon staat een opsomming met Indië, Ceylon, Kaapkolonie, Nieuw-Guinea tot en met Elten en Tudderen, de grensplaatsen die Nederland zich na de oorlog had toegeëigend en later weer moest teruggeven. Alle gebieden die Nederland verloor, maar die Luns graag had behouden.
On-Nederlands
Luns was on-Nederlands, maar wel altijd in de eerste plaats Nederlander. “200% pro-Nederland”, zegt zijn voormalige secretaresse. Zij noemt hem een beetje Bourgondisch. Maar hij was ook on-Nederlands in dat hij minder bot en direct was dan de normale Nederlander. “Overgoten met een ‘Luns-saus’”, noemt Edmund Wellenstein het. Als ambtenaar van de EEG had Wellenstein jarenlang met Luns te maken. “Ik heb de indruk dat Luns als diplomaat in dát opzicht heel on-Nederlands was”, meent hij. Een bevlogen Europeaan was Luns niet. Maar wel de minister die inzag dat het belang van Nederland bijvoorbeeld in de EEG moest worden verdedigd tegen de dominantie van vooral Frankrijk.
Luns had immer het belang van Nederland in gedachten. Nog voor hij minister werd, zo schrijft Kersten in het boek, deelde de katholieke Luns zijn zorg over de Nederlandse buitenlandse politiek met de fractieleider van de KVP. Het stoorde Luns onder andere dat Nederland teveel zijn oor liet hangen naar de internationale organisaties en te weinig een eigen koers voer. In het buitenland bestond de indruk dat Nederland met een beetje druk uiteindelijk wel door de pomp zou gaan. Luns was volgens Rutten dan ook helemaal niet zo onder de indruk van de bedreigingen en de waarschuwingen van de VN in bijvoorbeeld de zaak-Indonesië. “Hij zat meer op de lijn van Romme, zo van: ‘Dat gaat u niets aan, dat is onze zaak’. Indonesië is Nederlands dus wij beslissen wat er moet gebeuren”, aldus Rutten.
De Jong herinnert zich een optreden van Luns als minister bij de NAVO. Nadat Luns gesproken had, zeiden zowel de Amerikaanse als de Britse ambassadeur hun ‘leider’ Luns te volgen. Een voorgekookte zaak, geeft De Jong toe, maar “dat zouden ze een prutser niet hebben laten vertellen”. Nederland stond weer op de kaart, Nederland zat weer aan tafel. Daar waar het volgens Rutten voor de oorlog de wens van Nederland was juist onzichtbaar te zijn. Neutraal en nergens bij betrokken. Na de oorlog werd het zaak ‘erbij te zijn’. “En hij heeft ongetwijfeld een belangrijke bijdrage geleverd, dat Nederland wèl werd betrokken bij belangrijke ontwikkelingen”, aldus de voormalig ambtenaar.
Datingburo Luns en de geheime stukken
In het boek schetst Kersten de gang van zaken rond het vinden van een partner voor kroonprinses Beatrix. Hij haalt in het boek een memo aan dat verslag doet van een gesprek tussen Luns en prins Bernhard. Luns vertelde het koninklijk paar dat zij het helemaal verkeerd aanpakken. Hij adviseerde via zijn ambassade in Londen lijsten aan te leggen van alle mannen tussen de 27 en 38 jaar, te beginnen in Engeland. Vervolgens zou de kroonprinses tijdens een aantal diners begin 1965 kennis hebben kunnen maken met de jongemannen.
Deze informatie heeft Kersten uit het privé-archief van Luns, dat met de publicatie van het boek officieel is overgedragen aan het Nationaal Archief in Den Haag. Maar juist dàt memo en de dagboekfragmenten waarop deze passage in het boek zijn gefundeerd, zitten in een deel van het archief dat gesloten blijft voor het publiek. Kersten had daartoe wel toegang, op basis van een oude afspraak met de inmiddels overleden Luns. Die uitzonderingssituatie is vreemd en zagen we ook toen Cees Fasseur zijn boek over Juliana en Bernhard publiceerde. Het maakt het onmogelijk te controleren of de historici hun werk naar behoren hebben uitgevoerd, dingen hebben overdreven, onderschat of verkeerd hebben geïnterpreteerd. Het raakt aan de basis van de historische wetenschap: het in twijfel kunnen trekken van de gedane beweringen en ze controleren met de originele bron.
In dit geval: zijn die lijsten nu eigenlijk wel of niet gemaakt? Wat schrijft Luns over de diners? We weten het niet. Navraag bij Piet de Jong levert niets op. “Ik weet het niet, en als ik het wel zou weten, dan zou ik het niet zeggen”, reageert De Jong die in 1965 Minister van Defensie was. Elisabeth Borgman Brouwer is iets uitvoeriger, maar kan over de lijsten en diners in Engeland niets vertellen. Wel weet zij van een gearrangeerde ontmoeting in Zwitserland. Bernhard had voor Beatrix een Duitse Prins op het oog, die later is getrouwd met een Deense prinses. In een chalet van de Nederlandse ambassadeur in Zwitserland zouden deze prins, een neef en nicht van Bernhard en Claus von Amsberg samenkomen. Beatrix viel daar als een blok voor de knappe prins Claus, zo vertelt Borgman Brouwer.
Andere Tijden heeft bezwaar aangetekend tegen de weigering van het Nationaal Archief om inzage te verlenen. Het is een procedure die maanden zal duren. Te zijner tijd zullen we op deze website de afloop berichten. Tegelijkertijd hebben we een ingezonden stuk naar de Volkskrant gestuurd, omdat wij vinden dat het principe van controleerbaarheid van groot belang is. Download hiernaast het ingezonden stuk.
Hoe kan het dat Luns zo lang minister bleef?
Hoe kan het nu dat Luns zo lang minister van Buitenlands Zaken is geweest? Allereerst doordat de KVP eindeloos lang in het kabinet heeft gezeten. En voor de KVP was er nooit twijfel of Luns de minister zou moeten worden. Verder was het terrein van buitenlandse zaken voor de kamerleden, meer dan nu, ver van hun bed. De wereld was groter dan die nu is. En Luns was helemaal thuis in dat buitenland. “Luns wist veel meer over het buitenland en gebruikte van tijd tot tijd ook Franse uitdrukkingen waarvan de meeste Nederlanders niet meer wisten wat ze betekenden. Zijn positie was een aparte, en dat is mede een verklaring dat hij zo lang minister is gebleven”, zegt Rutten.
Toch begonnen Luns, zijn eigen ministerie, de Tweede Kamer en de maatschappij uit de pas te lopen. Luns had moeite met de veranderende maatschappij van de jaren ’60. De democratiseringsgolf van de jaren ’60 was hem een gruwel. Eigenlijk bleef Luns steken in de jaren ’50. Terwijl ook de Kamer mondiger, kritischer werd en Luns vaker ter verantwoording riep. Rutten was er jaren later bij toen Luns als secretaris-generaal van de NAVO uitvoer over de ontaarding van de jeugd in Nederland, over de manier waarop de jeugd werd opgevoed, de zedeloosheid van het land.
Luns bewoog zich soms heel handig door de Kamer, zegt Borgman Brouwer. “Dan maakte hij een grapje en had hij de journalisten op zijn hand. Maar hij gaf ook wel toe dat hij dan ook niet helemaal antwoord gaf”. In een televisie interview pochte Luns dat hij niet meer dan één keer per jaar naar de Tweede Kamer ging. Voor de Rijksbegroting. Zo snel mogelijk weg uit de kamer, was ook de indruk van Rutten. Om niet te hoeven luisteren naar “die onzin, zoals hij dat tegen ons zei. Want zo beschouwde hij het, zeker als er kritiek was op zijn optreden”. In die Tweede Kamer had Fred van der Spek inderdaad de indruk dat Luns het maar lastig vond, die Tweede Kamer. “Ik had het beeld van iemand die zichzelf te belangrijk vond om aan politiek te doen”, zegt het oud-kamerlid van de PSP. "Als hij naar de kamer werd geroepen, dan kwam hij zuchtend en steunend aanzetten”, meent Van der Spek. “Maar Luns deed zo gedecideerd en dominant dat hij wegkwam met zijn gedrag”.
Tekst en research: Rob Bruins Slot
Samenstelling en regie: Gerda Jansen Hendriks
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: