Er was eens een sprookjesbos…
“Er was eens een sprookjesbos…. en toen kwam de zure regen” , “Europa’s bossen één sterfhuis” en “We staan voor een ecologisch Hirosjima”. Een kleine greep uit de krantenkoppen van begin jaren tachtig. Apocalyptische voorspellingen over de gevolgen van hèt grote milieuprobleem uit die tijd: zure regen. Foto’s van dode bomen met kale takken wakkerden de angst nog eens extra aan. Er moest snel wat gebeuren, anders bleef geen bos meer overeind. De overheid, de milieubeweging en de burgers gingen kordaat de strijd aan. En zelfs op Europees niveau namen politici maatregelen. Met succes. Van die zure regen hebben we allang geen last meer.
Inmiddels hebben we te maken met ander probleem: de klimaatverandering. Wereldleiders en milieudeskundigen zijn twee weken bijeen op de klimaattop in Kopenhagen. Daar wordt gezamenlijk naar een oplossing gezocht voor het probleem van de opwarming van de aarde. Maar zo makkelijk als met de aanpak van zure regen gaat dat niet…
Das Waldsterben
"Wie in de regen loopt, solliciteert in feite naar een toupetje" en "als het zo door gaat, brandt de regen gaten in je kleren", waarschuwde de Noord-Hollandse provincieambtenaar Arend Vermeulen al in de jaren zeventig. Hij deed onderzoek naar het verband tussen zwaveldioxide en zure regen. Uit Scandinavië kwamen toen de eerste berichten over verzuurde meren met massa’s dode vissen.
De Duitse bodemkundige Bernhard Ulrich sloeg in 1980 groot alarm met das Waldsterben. Duizenden hectares bos in Europa dreigden te verdwijnen. Pas vanaf dat moment zag men de ernst van zure regen in. De Duitsers schrokken; hun Zwarte Woud, het nationale troetelkind, ging aan zure regen ten onder.
Zure regen werd onder meer veroorzaakt door de uitstoot van giftige zwaveldioxiden. Via fabrieksschoorstenen van de bruinkoolcentrales kwamen deze stoffen in de lucht terecht. En niet alleen via de bruinkoolcentrales. Ook raffinaderijen en het autoverkeer waren boosdoeners. In het Duitse tijdschrift Der Spiegel verschenen uitgebreide artikelen over Ulrich en zijn bevindingen. De boomsterfte was vooral zichtbaar in de “Zwarte Driehoek”, het grensgebied van Duitsland, Polen en Tsjechoslowakije. Die regio leek één groot bomenkerkhof.
Geen zure regen in Nederland
Dode bossen in Duitsland en dode vissen in Scandinavië, in Nederland zelf leek zure regen geen probleem. Maar de wind voerde de zure regen van land tot land. Zwavel circuleerde boven Europa en kwam als zure regen naar beneden. In 1983 beweerde Dr. Ir. Zoeteman, directie Lucht van het Ministerie van Milieubeheer: “De vervuilde lucht boven Nederland wordt slechts voor één derde door ons zelf veroorzaakt, de rest is afkomstig van de buurlanden. West -Duitsland, Engeland en België nemen ongeveer de helft voor hun rekening. Maar omgekeerd vliegt ruim 70% van de Nederlandse uitstoot weer naar het buitenland”. Hij maakte duidelijk dat Nederland dus bijdroeg aan de zure regen.
Jan Roelofs,bioloog, ontdekte dat in Nederland ook veel oppervlaktewater verzuurd was door zwavelzuur. Hij schreef een artikel in het blad “Natuur en Milieu”. Een journalist van de Volkskrant pikte dit nieuws op en plaatste een interview met Roelofs op de voorpagina van de zaterdagkrant. Een delegatie van het Ministerie van VROM bezocht Roelofs vrij snel na publicatie met 700.000 gulden in hun achterzak. Dat geld was bestemd voor verder onderzoek. Maatregelen waren noodzakelijk. Zure regen ontwikkelde zich tot een belangrijk politiek item.
Politici op excursie
Kamerleden wilden met eigen ogen zien hoe desastreus het was, die stervende bossen. Met deskundigen gingen zij op excursie naar de bossen in Duitsland, op de Veluwe en bij de Peel. Niet alleen kamerleden, ook milieuafgevaardigden van bedrijven als de Kema, Shell, Akzo en Esso lieten zich rondleiden. Op verschillende plekken werden meetstations gebouwd om zure regen te meten. Milieuminister Pieter Winsemius nam deel aan één van de excursies: “Ik ging mee naar de Veluwe. We stapten uit , ergens bij een klein stationnetje, waar zelden nog trein leek te stoppen. Daar stond een boswachter, die ons ging uitleggen wat zure regen was. Ik liep daar heel belangrijk met mijn zure regen paraplu (…) maar na afloop voelde ik duidelijk het signaal dat het ernst was. Ik was erdoor geraakt’.
In mei 1984 volgde een debat tussen de Kamercommissie voor Milieu en de ministers Winsemius en Braks van Landbouw. De politici beseften dat het ernst was met die zure regen. Winsemius kondigde ingrijpende maatregelen aan. De uitstoot van zwaveldioxide in Nederland moest met 70 % naar beneden. Stikstofoxide moest met 30% terug en de ammoniakuitstoot moest in 2000 met de helft verminderd zijn. De maatregelen hadden directe gevolgen voor de burger. De stroomprijs ging bijvoorbeeld omhoog. En auto’s werden duurder door de invoer van loodvrije benzine en katalysatoren. En de intensieve veehouderij moest de uitstoot van ammoniak beperken.
Zure regen: onze eigen zorg
De overheid moest de bevolking overtuigen van de noodzaak van de impopulaire maatregelen tegen zure regen . Daarom startte de overheid in 1985 een grootscheepse campagne onder het motto; “Stop zure regen”. TV-spotjes, paginagrote advertenties in de dagbladen en straataffiches moesten het publiek bewust maken van de gevaren van zure regen. Foto’s van gezonde bossen die veranderden in dode bossen. Informatie over schade aan monumentale gebouwen, zoals kerken. Foto’s van een Mariabeeld met een gaaf gezicht, dat veranderde in een Mariabeeld zonder gezicht; allemaal het gevolg van zure regen. De tekst onder de foto’s : Gisteren, Vandaag, Morgen…
In kranten verschenen verhalen over de bijtende werking van zwavel, dat het zandsteen aantastte van de beeldhouwwerken bij de Sint Jan in Den Bosch. Zure regen vrat aan het carillon van de Dom in Utrecht. Zelfs paperassen in archieven vielen uit elkaar van de verzuurde lucht die door de archiefruimten stroomde. Burgers konden in verschillende steden meedoen aan “zure regen stadswandelingen”. Onder leiding van gidsen trokken groepjes geïnteresseerden door de steden op zoek naar schade aan monumenten en gebouwen. Op allerlei plekken gaven wetenschappers en deskundigen lezingen over de gevaren van zure regen, tot bij de Nederlandse vereniging van Huisvrouwen aan toe. Zure regen bedreigde bovendien de volksgezondheid. Vervuilde lucht tastte het longweefsel aan van mensen met astma en bronchitis. De slogan van de overheidscampagne luidde : “Zure regen. Onze eigen schuld. Onze eigen zorg”.
"Tot de schijt ons doodt"
Bij Staatsbosbeheer werkte ingenieur Mauk den Boer . Hij ontdekte dat vooral de Peel leed onder verzuring: “Er bestond duidelijk een Nederlandse variant van het zure regen probleem. Nederland blonk uit door een gigantisch hoge veedichtheid. De ammoniak uit de mest van varkens, kippen en koeien ging de lucht in en kwam op vrij korte afstand weer in de natuur, zoals in tuinen, in bossen en op heideterreinen terecht. In de Peel kwam heel veel terecht. In die tijd kon zelfs een postbode als hij een erfenis kreeg achter zijn huis een varkensstal bouwen en het kon niemand schelen wat hij met zijn mest deed, dus die mest droop aan alle kanten de Peel af”.
Bij het ministerie van Landbouw, waar Staatsbosbeheer onder viel, was men niet heel enthousiast over Den Boers bevindingen. De boeren ook niet. Bij meetstations voor zure regen blokkeerden boeren de toegang, zij voelden zich in hun bestaan bedreigd. Boer Jan Houben: “ Voor ons was die mest een zegen. Wij hadden hier in de Peel altijd arme grond gehad, met een groot gebrek aan mineralen en groeistoffen. Die mest was voor ons een uitkomst, daar konden wij naar hartenlust gewassen mee kweken. Wij vreesden een nieuw, negatief plan uit de hoge hoed”.
Omdat de boeren niet wilden geloven dat er een verband bestond tussen zure regen en mest, bouwden deskundigen op verschillende locaties in Nederlandse bossen een dak. Dat dak diende om ammoniak uit de lucht op te vangen. Jan Roelofs: “ De kwaliteit van de bomen en de bodem onder dat dak verbeterde binnen één jaar aanzienlijk. Dat was het definitieve bewijs dat de verstoring in de groei van de bossen kwam door de uitstoot van ammoniak”.
De uitstoot afkomstig uit varkenshouderijen moest flink ingekrompen worden. Volgens Winsemius had minister Braks van Landbouw daar een prachtige kreet voor verzonnen. In plaats van “ tot de dood ons scheidt” bedacht Braks de leus: “ tot de schijt ons dood”. Zo gingen ze de strijd tegen de mest aan.
Een maatregel die volgde was dat boeren geen mest meer over het land mochten spuiten. Voortaan moest de mest via mestinjecties de grond in. Jan Houben:” In die tijd hadden we op zich al antipathie als iemand van Staatsbosbeheer op ons af kwam. We stonden met de ruggen tegen elkaar. Dat veranderde geleidelijk. Inmiddels heb ik zelf allerlei maatregelen genomen om ammoniak op te vangen, zodat het niet in de lucht komt”.
"Warme zomers vinden we geen probleem"
De zure regen verdween. De uitstoot van zwaveldioxide daalde flink. Dat kwam ook omdat na de val van de muur in 1989 de zware industrie uit Oost Europa verdween of aan strenge regels gebonden werd. Volgens Winsemius is het klimaatprobleem waarover nu in Kopenhagen gesproken wordt, veel moeilijker aan te pakken. Zure regen was in feite een regionaal probleem van rijke landen in Europa, met uitzondering van Oost Europa. Duitsland kreeg het voor elkaar om de uitstoot van bruinkool uit Oost Europa sterk terug te brengen.
Bij de klimaattop in Kopenhagen gaat het om een wereldwijd probleem, met veel meer belangen. Ook de landen van de Derde Wereld spelen daar een rol in en natuurlijk Amerika. Dat is veel lastiger aan te pakken. De inzet is veel hoger. Winsemius: “Bij de aanpak van zure regen moest een relatief klein schroefje aangedraaid worden. Bij het klimaat gaat het wereldwijd om 60- tot 80% minder uitstoot van CO2 , terwijl de economie zich op een manier ontwikkelt waarbij er juist méér Co2 zal worden uitgestoten”.
Ria Oomen- Ruijten, kamerlid van het CDA in de jaren tachtig: “Zure regen was voor iedereen in de jaren tachtig urgent, je zág het. Die dode bossen, dat maakte indruk. Bij het klimaat ligt dat anders. We vinden het wel prettig dat het zulk warm weer is in de zomer. We denken dan niet aan de gevaarlijke gevolgen van de opwarming van de aarde, de state of urgency ontbreekt.”
Winsemius: “Dat kan dus niet. Die urgentie moet hoger. Dit is een fout probleem in een rijk land als Nederland. Daar moet je je gewoon kwaad over maken en zeggen: dit kán niet!”
tekst en research: Mirjam Gulmans en Hasan Coskun
samenstelling en regie: Godfried van Run
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: