Het socialisme van Wibaut
Geïnspireerd door de Fabian Society in Engeland zag Wibaut het als zijn politieke opdracht een stelsel te creëren waarin de grond en de productiemiddelen in gemeenschappelijk eigendom waren, zodat zoveel mogelijk mensen baat hadden bij een ‘gemeenschappelijke voortbrenging’ en er sprake zou zijn van een rechtvaardige verdeling.
Bovendien wilde hij zoveel mogelijk mensen, ook van zijn eigen stand, tot het socialisme bekeren. Het socialisme moest niet alleen op de arbeider gericht zijn. Opvallend is dat Wibaut zich ‘marxist’ noemde, hoewel hij altijd een volgeling bleef van de relatief gematigde Fabians.
Wibaut vond dat zijn politieke overtuiging ook voor hem persoonlijk consequenties moest hebben. Hij was dan ook royaal met zijn geld..
Zo was hij één van de mensen die ervoor zorgde dat de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkers Bond (A.N.D.B.) genoeg geld had om de diamantwerkers te steunen die tijdens de ‘grote uitsluiting’ in 1901/1902 geen inkomen hadden. Dit bleef niet onopgemerkt. Op een keer hoorde hij in de tram twee juweliers praten over een ’miljonair uit Zeeland’: die gaf elke maand zó veel geld aan de Bond dat het een illusie was te denken dat de A.N.D.B het niet vol zou houden. Natuurlijk leverde dit gesprekje Wibaut een genoeglijk moment op.
Daarnaast investeerde Wibaut veel geld – vaak tienduizenden guldens – in socialistische activiteiten en projecten, zoals de Arbeiders Jeugd Centrale (A.J.C.), en bezocht hij regelmatig feesten en bijeenkomsten die door jonge socialisten werden georganiseerd.
Eric Slot onderscheidt in zijn zojuist verschenen boek Wibaut, de onderkoning van Amsterdam drie fases in het leven van Wibaut: een idealistische, een pragmatische en een utopische Wibaut.
Krotten en sloppen bij ons in de Jordaan
Aan het eind van de 19de eeuw begon Amsterdam snel te groeien. De stad kwam uit een diepe slaap en begon te schudden op zijn grondvesten. De opening van het Noordzeekanaal, de komst van fabrieken het had als effect dat de instroom van arbeidskrachten groot was.
Tussen 1870 en 1900 verdubbelt de bevolking van Amsterdam, van een kwart naar een half miljoen. Zonder heldere regelgeving werden er in snel tempo duizenden woningen gebouwd. Zo ontstond de 19e-eeuwse gordel met buurten als Staatsliedenbuurt, De Pijp, Kinkerbuurt en Dapperbuurt. Revolutiebouw van beroerde kwaliteit. Maar er waren Amsterdammers die het nog slechter getroffen hadden. In de meest beruchte buurten, zoals de oude Jodenbuurt, Kattenburg en de Jordaan, woonden duizenden gezinnen opeengepakt in sloppen en nauwe gangen waar bijna geen daglicht kon binnenkomen. Kinderen groeiden op in klamme kelderwoningen, benauwde alkoofwoningen of afgeschotte zolders.
Wibaut gaat zich bemoeien met de krotopruiming. Meteen nadat hij in de Amsterdamse gemeenteraad gekozen is, wordt hij lid van de gezondheidscommissie. Hij bezoekt de paupers in de krotten en schrikt van de mensonterende situaties die hij daar aantreft.. Deze ervaringen zijn van grote invloed op zijn latere wethouderschap. De gezondheidscommissie laat veel woningen onbewoonbaar verklaren maar dat is natuurlijk niet genoeg om iets aan de huisvesting te verbeteren.
Wibaut komt tot de overtuiging dat naast stelselmatige zorg voor de woningvoorraad, verhuur van woningen beneden de kostprijs aan armlastige gezinnen een onmisbaar element is in de verbetering van de volkshuisvesting. Hij ontdekt als eerste dat de nieuwe woningwet van 1901 hier mogelijkheden voor biedt. Het begin van de huursubsidie (als projectsubsidie) is geboren.
Het 2000 woningenplan
Nadat de woningwet in 1901 van kracht is, komen er steeds meer woningcorporaties met welluidende namen als Rochdale, de Dageraad of Werkmansvriendenkring. De eerste woningbouwcorporaties begonnen vanaf 1905 te bouwen. Toch zorgde het nieuwe woningaanbod bij de arbeiders niet voor de verwachte ‘opschuiving’ van krotten naar betere woningen. Zij konden de huur eenvoudigweg niet betalen en bleven dus in hun oude woningen zitten. Wibaut drong erop aan dat de gemeente niet alleen garant zou staan voor de financiering van projecten van corporaties, maar dat zij daadwerkelijk zelf woningen zou gaan bouwen én een huurtoeslag zou betalen, waardoor arbeiders écht betere en betaalbare huisvesting kregen.
Wibaut lanceert zijn 2000 woningenplan: -later omgedoopt tot 3500 woningen plan- de huur van de woningen mag niet meer dan een rijksdaalder (iets meer dan een euro) in de week bedragen. En… de gemeente gaat ze zelf bouwen! In 1915 wordt de gemeentelijke Woningdienst opgericht , met als directeur Arie Keppler, de zwager van Wibaut.
De gesubsidieerde woningen worden op diverse plekken in de stad gebouwd, o.a. in de Spaarndammerbuurt, in Amsterdam Noord en in de Transvaalbuurt. Om de huurders te prikkelen om het ooit weer hogerop te zoeken op de woningmarkt en om huurders van andere woningen niet jaloers te maken, worden de nieuwe woningen opgeleverd zonder keuken en met slechts een voudig “spoelhok”.
Nieuw was bovendien dat de volkswoningwijken onder gemeentelijke regie, planmatig werden ontworpen en gebouwd. Als zodanig werd Amsterdam mede door toedoen van Wibaut de proeftuin van een nieuw vakgebied: de stedenbouwkunde.
Research, samenstelling en regie: Erik Willems
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: