Op 6 januari 1926 neemt Kees Boeke zijn kinderen van school en begint hen in een huiskamer les te geven. Op dat moment namelijk wordt het schoolgeld niet meer geïnd via de school, maar via de staatsbelasting. Daar wil Boeke niet aan meebetalen. En zo begint de Werkplaats Kindergemeenschap (WP) in Bilthoven. Kees Boeke is anarchist, pacifist, vegetariër, geheelonthouder, onderwijsvernieuwer en misschien wel de laatste idealist.
Hij leidt geen doorsnee leven: Hij trouwt met Beatrice Cadbury, dochter van de chocoladefabrikant en Quaker. Hij runt een school in Libanon. Twaalf jaar lang maakt hij geen gebruik van paspoort, geld, post, openbaar vervoer en telefoon. Hij woont met zijn gezin enkele weken in een lekkende tent wanneer zijn huis wordt geteisterd door inbraken. Prinsessen Beatrix, Irene en Margriet gaan naar zijn school De Werkplaats. Hij is praktiserend sociocraat, wat betekent dat er alleen besluiten worden genomen indien allen het met elkaar eens zijn. Hij sterft echter depressief en gedesillusioneerd: de nieuwe wereld waarop hij hoopt komt er niet.
Boeke de idealist
Kees Boeke (1884) groeit op in Alkmaar, in een gelovig gezin dat tot de Hervormde Kerk hoort. In Engeland ontmoet hij Beatrice Cadbury, dochter van de zeer vermogende chocoladefabrikant. Zij is in een streng Quaker-milieu opgevoed. Ze trouwen en vertrekken naar Libanon, waar ze een Quaker-jongensschool gaan leiden. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zijn ze echter genoodzaakt terug te keren.
Na enkele jaren vestigt het gezin zich in Bilthoven, in villa ‘Het Boschhuis’. De Boeke’s zien het kapitalisme als bron van alle ellende en onrecht in de wereld. Ze worden in deze periode steeds radicaler: ze betalen geen belasting meer, zijn tegen de staat, kapitaal en privé-bezit. Ze maken geen gebruik van geld, paspoort, openbaar vervoer, post en telefoon. Hun huis staat open voor iedereen die maar een plek nodig heeft om te wonen. Gevolg is dat ze zich met hun inmiddels acht kinderen moeten terugtrekken in een slaapkamer.
Er wordt herhaaldelijk ingebroken in de villa, fietsen worden gestolen. Kennelijk wil iemand uittesten hoe ver hij kan gaan. Maar de Boeke’s doen geen aangifte, ze zijn immers tegen de staat. Ten einde raad gaan ze een tijd in een tentenkampje wonen, met hun inmiddels zeven kinderen. Dochter Candia (88) herinnert zich: “Het waren van die grote legertenten. ’s Avonds moesten we met een kwast aan een lange stok de naden met olie dichtkwasten, want de tenten lekten. Het was wel raar, om vanuit die tent dan in de ochtend naar school te gaan.”
Ook hun keuze om geen gebruik te maken van geld, de wortel van het kwaad volgens de Boeke’s, heeft vergaande consequenties. Het gezin leeft in armoede, ze betalen geen belasting en daarom wordt regelmatig de inboedel weggehaald. Candia: “Op een gegeven moment was mijn jongste zusje ondervoed geraakt omdat we geen melk konden kopen. Maar mijn ouders vonden het geestelijke belangrijker dan het lichamelijke.”
Kees Boeke loopt vaak anderhalf uur naar Utrecht voor vergaderingen. De aandelen die Beatrice Boeke-Cadbury heeft van Cadbury Bros. Ltd. worden gestort in een Engelse trust voor de werknemers want ze wenst geen gebruik te maken van haar deel. Gelukkig houdt de trust de Boeke’s in de gaten en zorgt ervoor dat er af en toe op mysterieuze wijze pakketten bij de voordeur verschijnen met voedsel en kleding.
Werkplaats Kindergemeenschap
De kinderen van Kees en Betty Boeke zitten in Bilthoven op de Montessorischool. Kees Boeke voelt veel voor de denkbeelden van Maria Montessori. Maar als in plaats van door de school zelf het schoolgeld via de staat zal worden geïnd, is dat voor hem reden om de kinderen van school te halen. Het geld wordt dan immers op de grote hoop gegooid en daaruit wordt ook Defensie betaald. Daar wil Boeke niet aan meewerken. Candia: “Het was een heel principiële man, ook wel wat naïef. Maar heel charismatisch.”
En dat blijkt, als Kees zijn dochters zelf les gaat geven komen er al gauw meer kinderen in het klasje. Er is geen geld voor schoolboeken en leermiddelen dus die maakt hij zelf, samen met de kinderen. Uitgangspunten zijn: zelfwerkzaamheid en werken met hoofd, hart en handen.
In 1929 verhuizen ze naar een nieuw pand, speciaal voor de Werkplaats gebouwd aan de Frans Halslaan. In het begin zijn er vier leeftijdsgroepen, paarsen, blauwen, groenen en gelen. De leerlingen worden werkers genoemd, en de leraren medewerkers. Iedereen tutoyeert elkaar.
Boeke houdt niet van cijfers want dan lijkt het of de ene groep kinderen belangrijker is dan de andere. Er is niet alleen ruimte voor traditionele vakken als taal en aardrijkskunde, maar ook vakken als koken, handarbeid, kartonnage en werken in de tuin zijn belangrijk. Tussen de middag is het siësta, dan liggen de werkers op paardendekens uit te rusten. Tijdens de siësta worden platen gedraaid: Bach, Haydn en Mozart. Verder zijn er boswandelingen, excursies en werkkampen, toneel, muziek en volksdansen.
Historicus Hermann von der Dunk is met zijn familie in Bilthoven terecht gekomen toen ze in 1937 vluchtten voor de opkomende nazi’s in Duitsland. Op de Werkplaats kan zijn vader terecht als leraar zonder aparte diploma’s te halen. Hermann komt als 9-jarige op de school. Eerst moet hij natuurlijk Nederlands leren. Dat gaat snel, mede door de sfeer op de Werkplaats voelt hij zich er thuis. Von der Dunk blijft tot 1946 op de WP. Je kan er nog geen eindexamen doen.
De laatste twee jaar van de middelbare school zit hij op een gewoon lyceum in Bilthoven. Hij is dan 17 jaar. “Ik was de WP ook wel een beetje ontgroeid. De overgang naar een reguliere school viel me ontzettend mee. Ik had op die leeftijd ook wel kritiek op de WP. Het was er wat sektarisch. Boeke had sterke ethische principes. De kinderen moesten zich daar ook aan houden. Hij deed voortdurend een beroep op je geweten. Zo werd er niet gestraft in de traditionele zin, geen strafregels schrijven dus. Je moest voor straf vegen, iets wat tot nut van de gemeenschap was.”
Er is ook kritiek van buiten op de school. ‘Je leert er niks’. Je kunt de kantjes er inderdaad aflopen op de school. Von der Dunk: “Ik ben er zelf wel twee jaar achterop geraakt.”
De prinsesjes op school
Juliana is een groot bewonderaar van Kees Boeke’s idealisme. In Greet Hofmans hebben ze een gezamenlijke kennis. Vanaf 1946 stuurt ze haar dochters Beatrix, Irene en Margriet naar de Werkplaats. Ze wil niet dat haar dochters net als zijzelf privé-les krijgen. Ze moeten zo gewoon mogelijk opgroeien. Op de Werkplaats draaien de prinsessen volledig mee. Ze doen ook mee met de ochtendlijke schoonmaakronde.
Wijnie van der Keur is een jaargenoot van de prinsessen. Haar broer zit ook op de school en mag een keer een kijkje nemen bij het KNMI, in De Bilt. Hij mag iemand meenemen en daar word om geloot op de WP. Beatrix is degene die mee mag en Juliana geeft toestemming. Toen is broer Maarten met Beatrix naar het KNMI geweest. Haar ouders worden er wel een beetje zenuwachtig van. Ook als Irene bij hen thuis komt spelen.
In afwachting van de komst van prinses Marijke (Christina), die slechtziend is, wordt een klas ingericht voor blinde en slechtziende kinderen. Kees Boeke vliegt zelfs samen met Bernhard en Juliana naar Londen om daar een school voor blinden en slechtzienden te bezoeken.
Filmmaker Nouchka van Brakel is ook klasgenoot van Irene: “Ik was een van de eersten in Nederland met een spijkerbroek, daar kon mijn vader aankomen via zijn Amerikaanse contacten. Irene had hem geleend, en ze gaf hem keurig gewassen weer terug. Mijn moeder vond het een erg grappig idee dat de broek in de koninklijke wasserijen gewassen was.”
De aanwezigheid van de prinsessen geeft de school een zekere snob-appeal en de school groeit flink in die tijd. Maar in het schooljaar van 1951 worden de prinsessen vrij plotseling door Bernhard van school gehaald. Waarom is niet helemaal duidelijk. Wellicht spelen de toegenomen spanningen tussen Juliana en hem een rol. Voor Kees Boeke is het een totale verrassing. “Dat was een grote klap voor hem,” vertelt zijn dochter Candia.
De desillusie
In 1954 neemt Kees Boeke afscheid van de Werkplaats. Hij is dan 70 jaar. Hij wordt aan de kant geschoven door het door hem zelf ingestelde bestuur. De school is veranderd. De wereld is ook veranderd na de Tweede Wereldoorlog. Het bestuur ziet hem als een nuttige onderwijshervormer, maar ze moeten weer verder. Dat is een door niemand tegen te houden proces en wetmatigheid.
Boeke is eigenlijk door idealisme verblind geweest. “Mijn opa had op het laatst van zijn leven erg last van geheugenverlies, hij moest alles opschrijven. Hij was toen niet meer zo’n sprankelende man. Toen hij aan het eind van zijn leven nog probeerde een Werkplaats op te zetten in Libanon is dat totaal mislukt, ze waren eigenlijk al te oud.” vertelt kleinzoon Daniël Koning. Aan het eind van zijn leven is Boeke een teleurgesteld man. Hij is een idealist, een utopist. Hij heeft gehoopt de wereld te veranderen, maar dat is hem niet gelukt. Wel zijn veel van zijn ideeën in het huidige onderwijs doorgedrongen.
Research en tekst: Hannah Dogger
Regie: Jan Eikelboom
Literatuur
Beatrice Boeke-Cadbury, ‘Het leven van Kees Boeke’ , J. Muusses N.V., 1971
div auteurs, ‘De samenleving als leerschool’, Werkgroep 100 jaar Betty en Kees Boeke 1884-1984, 1984
Kees Boeke, ‘The children’s workshop community’, The Cable Printing and Publishing Co., 1935
Hans-Jan Kuipers, ‘De wereld als werkplaats’ , Universiteit van Amsterdam, 1992
Marijke Vetter, ‘Bij de prinsesjes’ , De Boekerij, jaartal onbekend
Wyatt Rawson, ‘The Werkplaats adventure’ , Vincent Stuart Publishers Ltd., 1956
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: