‘Ik voelde me net een ridder te voet’, zegt Pieter Schoorl. ‘De oorlog was voorbij, en ik had niets’. Nou was dat niet zo erg, maar zijn neef, ook arts, was tijdens de oorlog lid geworden van de door Seyss-Inquart ingestelde Artsenkamer. Die neef deed in zijn eigen praktijk ook keuringen voor de Arbeitseinsatz. ‘Ik dacht: ‘Na de oorlog komt mijn beurt wel.’ Maar Schoorl kan niet meteen een praktijk beginnen omdat hij eerst in dienst moet. Zijn neef daarentegen komt eraf met een boete van 3000 gulden. Verder kan hij gewoon doorwerken. ‘Die boete had hij na een paar weken al terugverdiend!’, klinkt Schoorl nog altijd verontwaardigd.
Terug naar mei 1942. Om greep te krijgen op de Nederlandse medische stand, wil de bezetter dat alle Nederlandse medici lid worden van een nieuwe artsenorganisatie, de Artsenkamer. Die Artsenkamer is eigenlijk een voortzetting van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, maar dan op Duitse leest geschoeid.
‘Het was buitengewoon belangrijk voor de bezetter om greep te krijgen op de Nederlandse artsen’, zegt Mart van Lieburg, terwijl hij door zijn kolossale archief loopt. ‘Daarmee zou je ook de hele gezondheidszorg in je greep krijgen’. Van Lieburg is hoogleraar Medische Geschiedenis en doet onderzoek naar artsen tijdens de bezettingsjaren.
Op de kinderkliniek van het Academisch Ziekenhuis in Groningen merkt Harry Prakken in het begin weinig van de nieuwe NSB-directie van het ziekenhuis. Prakken slaagt in 1942 voor zijn artsexamen. Zijn vrouw Willy werkt dan al als verpleegster in de kinderkliniek. Ook zij merkt het eerste jaar weinig van de NSB en van de oorlog. ‘De kinderen hielpen ons, door hen was de sfeer zo vrolijk en onbezorgd’, zegt ze.
Maar langzaamaan veranderen de omstandigheden. Joden mogen niet meer in de wachtkamer, ze mogen de dokter niet meer opbellen en uiteindelijk mogen ze ook niet meer worden behandeld. Ziektebeelden veranderen, patiënten komen met chronische ondervoeding, maagzweren door slechte voeding, difterie, broodschurft.
Artsenkamer
Er zijn dokters die zelf moeten onderduiken, zoals de huisarts wiens praktijk Jan Buiskool moet waarnemen in Zuidlaren. De huisarts van het dorp is ondergedoken, nadat hij op de NSB’ers heeft ingepraat en het hem te heet onder de voeten werd. Op het Drentse platteland zitten relatief veel NSB’ers, bovendien is het sanatorium van Zuidlaren ingenomen door de Duitsers.
De Artsenkamer wordt geen succes. Slechts een klein deel van de 7000 artsen wordt lid, en veelal zijn dit de artsen van de NSB-organisatie Medisch Front. Omdat de meeste Nederlandse artsen de ideeënleer van de nieuwe organisatie in strijd achten met de door hen afgelegde eed van Hippocrates en zich bovendien niet willen committeren aan de vijand, melden ze zich niet aan. De Duitsers zien dat ook en stellen in 1943 het lidmaatschap verplicht.
Bordjesactie
Voor de meeste artsen gaat het leven gewoon door, ze hebben het druk met hun praktijk. Een aantal verdiept zich echter in de achtergronden van de acties van de Duitsers. Zo ontstaat Medisch Contact, een collectief verzet onder de Nederlandse medici. Het is meer een informatienetwerk dan echt een organisatie van waaruit aanwijzingen komen over hoe je je moet gedragen in de nieuwe situatie.
‘Medisch Contact heeft de Nederlandse medici vrij snel op één lijn gekregen’, zegt Van Lieburg. Als reactie op het verplichte lidmaatschap van de Artsenkamer, roept Medisch Contact de artsen op afstand te doen van hun artsentitel. Tijdens de zogeheten bordjesactie plakken de Nederlandse artsen de titel op het bordje op de deur van hun praktijk af, om daarmee symbolisch afstand te doen van hun titel.
‘Als ik als arts lid moet zijn van de Artsenkamer, dan ben ik toch geen arts. Klaar!’, roept Buiskool nog altijd fel. In de praktijk verandert er niets; de patiënten blijven gewoon komen en worden behandeld. De arts heeft immers geen afstand gedaan van zijn artsenbevoegdheid. Bij sommigen kladdert de NSB daarna het woord ‘arts’ op de gevel, in dikke verfletters. Ook bij de praktijk waar Schoorl assisteert, gebeurt dit. Met teer. ‘Heel smerig’, herinnert hij zich. ‘Vreselijk, het was er niet af te krijgen!’.
Ook zijn er pesterijen die achteraf gezien bijna schattig zijn. Zo is er iemand die een klacht indient bij de Artsenkamer. De man zat in de wachtkamer bij een arts en was al lang en breed aan de beurt. Maar nee hoor: elke keer werd een volgende naam afgeroepen en na anderhalf uur in de wachtkamer te hebben gezete,n kwam de dokter heel verbaasd naar buiten en vroeg: ‘Oh? Zit u er nog?’ Terwijl het volstrekt duidelijk was dat het een actie tegen die meneer gericht was: een foute Nederlander.
Wat grote indruk maakt op Harry en Willy Prakken zijn de kinderen uit Kamp Westerbork die door de Duitsers in het ziekenhuis worden gedumpt. ‘Niet omdat ze ziek waren, maar omdat de kampleiding zo bang was voor infecties’, zegt Willy Prakken. De kinderen waren er slecht aan toe en moesten worden verzorgd. Prakken toont een paar foto’s van kinderen, die later zijn omgekomen in Sobibor. ‘We probeerden hun lot zo lang mogelijk uit te stellen, maar op een avond zijn ze zonder pardon in de laadbak van een dienstauto gesmeten en afgevoerd.’
Verzet in meer of mindere mate
Na de schokkende ervaring met de kinderen uit Westerbork neemt Prakken zich voor iets te doen als hij de kans krijgt. ‘Het is zoals vaker met die dingen, niet principieel maar emotioneel’. Prakken raakt betrokken bij de Heidemagroep in Groningen, een inlichtingengroep in het verzet. Hij wordt hun lijfarts. Daarnaast houdt hij in het ziekenhuis in de gaten wie er gewond wordt binnengebracht, mensen die de politie graag in handen zou willen hebben. ‘“Hoe is het met hem?”, vroeg ik dan’, zegt Prakken. ‘Kan hij er al uit?’ En het gebeurde dan wel dat ik precies voor de neus van die kerel die man eruit haalde.’
Waar Prakken kiest voor een actieve rol in het verzet, doet Buiskool dat juist niet. Toch is het niet zo dat hij niets doet en waarschijnlijk gaan er in die oorlogsjaren veel meer artsen op een soortgelijke manier te werk. Hij wil gewoon mensen hèlpen. Hij doet joodse bevallingen en geeft advies over een ontsnapping. Hij weigert een speciaal spreekuur voor Duitse soldaten in te stellen als hem dat wordt gevraagd. ‘Ik heb nog nooit zoveel verkeerde diagnoses gesteld als toen’, lacht hij in de woonkamer van zijn boerderij in Grijpskerk.
Gorgelen met mosterdpoeder zodat het lijkt alsof je difterie hebt. Een gevangen genomen verzetsman leerde hij via een contact hoe hij een blindedarmontsteking moest simuleren: ‘Eerst pijn een beetje boven in de buik en dat zakt dan naar onderen. En daar: ‘Oe! Zeer!’, doet Buiskool voor. ‘En dan vooral als ze erop drukken een beetje spannen die spieren en doordrukken en jammeren: Oe, wat zeer!’ De man deed dat zo goed dat hij vanuit de gevangenis in het ziekenhuis terechtkwam. Een ingeseind knokploegje wist hem daaruit te bevrijden.
Schoorl assisteert op het platteland van Noord-Holland een huisarts, en verricht daarnaast hand-en-spandiensten voor het verzet. Als arts kun je namelijk ook ná spertijd nog over straat. Het excuus is altijd een op handen zijnde bevalling. ‘Horen, zien en zwijgen, nooit iets opschrijven’. Zo wordt de arts Schoorl de boodschappenjongen die mondelinge boodschappen doorbrieft.
Dilemma’s
Nu verschilde de situatie van de huisartsen van die van de specialisten op in ieder geval één wezenlijk punt. Waar de huisarts veelal een zelfstandige praktijk voert, heeft de arts in het ziekenhuis te maken met een grote, ingewikkelde organisatie. En als de directie wordt vervangen door NSB’ers, zien veel specialisten zich geplaatst voor de keus: doorwerken of ontslag nemen? Wie aanblijft, moet uitkijken wie hij vertrouwt. Harry Prakken bijvoorbeeld, wordt verraden en opgepakt. Sommigen nemen prompt ontslag, anderen blijven in het belang van de patiënt aan. Dat wordt ze door de ontslagnemers ernstig kwalijk genomen en daarover ontstaat na de bevrijding uiteraard discussie. Wat was goed, wat was fout?
Duitsers wel of niet behandelen is voor de meeste artsen echter geen vraag: altijd behandelen zonder aanziens des persoons. Maar er zijn wel degelijk dilemma’s. Lid worden van de Artsenkamer of niet, en was je dan goed of fout? Als je als arts meewerkte aan keuringen en iemand werd goedgekeurd voor werk in Duitsland, was je dan fout? Of als je erin slaagde om zo iemand afgekeurd te krijgen, was je daardoor dan meteen goed?
Van Lieburg noemt het verzet van Medisch Contact verzet tussen aanhalingstekens. Het woord verzet roept een sfeer op van mensen die met getrokken geweer door de straten gaan. ‘Het gaat hier toch meer om het niet meedoen aan een organisatie die is gericht op andere idealen dan die jouw artseneed je ingeeft.’ Het is meer de collectieve weigering in een bepaalde richting te bewegen en het onvermogen van de bezetter die beweging toch af te dwingen. Of zoals Buiskool zegt: ‘We kunnen niet allemaal bij het verzet zitten’.
Tekst en Research: Rob Bruins Slot, Hannah Dogger
Regie: Judith Pennarts
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: