“Het leek wel oorlog toen ik in mei 1968 in Parijs uit het metrostation kwam. Overal brandende auto’s en oproerpolitie. Honderden joelende studenten renden voorbij en met een noodgang scheurden politiebusjes daarachter aan. Het was een chaos! Ik wilde schuilen in een portiek, waar de politie mij finaal in elkaar sloeg. Het was mijn eerste kennismaking met Parijs”, vertelt Hans Brinkman, voormalig galeriehouder uit Amsterdam. Parijs stond op zijn kop. Maar niet alleen Parijs. Wereldwijd roerde zich eind jaren zestig de protestgeneratie. Van Black Power in Amerika tegen racisme en onderdrukking, tot de Praagse Lente in Tsjecho-Slowakije met als doel een menselijker socialistisch systeem. Overal klonk kritiek op de algemene gezagsverhoudingen en de nieuwe generatie vocht voor meer openheid.
In Parijs lag de kiem voor het protest bij de studenten. Zij wilden af van het ouderwetse onderwijssysteem met de autoritaire professoren. In korte tijd sloeg het protest van de studenten over op arbeiders en binnen enkele dagen lag heel Frankrijk plat. De politie trad keihard op en sloeg de studenten letterlijk door de straten van Parijs. Ook Nederlanders raakten verzeild in de revolte. Kunstenares Jacqueline de Jong maakte affiches om de studentenopstand te ondersteunen. Zo plotseling als de revolutie uitbrak, zo plotseling was deze weer voorbij en gingen de Fransen aan het werk alsof er niets gebeurd was. Toch blijft Parijs ‘68 een begrip.
Rumoer in Nanterre
Frankrijk verkeerde in de jaren vijftig in een diepe politieke crisis. Maar de nieuwe president De Gaulle zou daar een eind aan maken. Hij kwam aan de macht in 1958. De Gaulle stelde een nieuwe grondwet in, gebaseerd op ouderwetse grondwettelijke beginselen. Zijn beleid kende een sterk zedigheidbeginsel. Ook studenten ondervonden dat: in februari 1968 verscheen een ontwerpreglement van de Minister van Onderwijs. Hierin stond dat het bezoek van mannelijke en minderjarige studenten aan studenten van het andere geslacht beperkt moest worden. Meisjes mochten niet bij jongens op de kamer komen.
De student Daniel Cohn-Bendit, leider van 20 anarchisten, had al felle kritiek geuit op de Minister van Onderwijs, die de problemen rond de seksualiteit bij de studerende jeugd niet benoemde. De studenten, al lang niet meer zo volgzaam als de elitaire en gezagsgetrouwe studenten uit de jaren vijftig, kwamen tegen het rigide beleid in opstand. Dat begon in Nanterre, een voorstad van Parijs, waar de studenten in een campus woonden op een afgedankt militair terrein.
De omstandigheden waren verre van ideaal. Het onderwijssysteem was ouderwets en rigide. De hoogleraren van de faculteit in Nanterre woonden in Parijs en stonden ver van de wereld van hun leerlingen. Bovendien was er voor de studenten weinig tot niets te doen. Weliswaar was op het terrein in Nanterre een zwembad aangelegd, maar de studenten hadden liever een bibliotheek. Desondanks stelden de eerste studentenprotesten aanvankelijk weinig voor, het bleef bij bescheiden rumoer in Nanterre.
l’Ordre Républicain
In Parijs zelf was het rustig in het voorjaar van 1968. Een periode van rust die ook wel l’Ordre Républicain werd genoemd. Die rust was belangrijk voor de autoriteiten,. Deze zouden op 13 mei in Parijs plaats vinden. De Gaullisten straalden bij het idee dat omdat de stad bezig was met de voorbereidingen van de internationale vredesbesprekingen tussen Amerika en Vietnam de “grandeur” van Frankrijk nog eens extra bewezen zou gaan worden en dat Parijs internationaal in de belangstelling zou staan.
Het was zó rustig, dat in de krant Le Monde in maart een hoofdartikel verscheen onder de titel: “La France s’ ennuie”, Frankrijk verveelt zich. De strekking van het artikel was dat de wereld op zijn kop stond, maar dat de Fransen daar niks van meekregen. Die discussieerden alleen over de vraag of meisjesstudenten in Nanterre bij de jongens op de kamer mochten komen…
Maar aan die rust kwam snel een einde. Een groep studenten begon een demonstratie tegen de rol van Amerika in de Vietnamoorlog. De politie trad keihard op. Uit protest tegen dit hardhandige politieoptreden bezetten radicale studenten het administratiegebouw van de universiteit in Nanterre. Zij richtten de “Beweging van 22 maart” op. De beweging bestond uit een bonte verzameling studenten, zoals revolutionaire communisten en Marxisten. Zij wilden maar één ding: omverwerping van het kapitalisme en de revolutie.
Het was opnieuw Cohn-Bendit - Dany le Rouge genoemd vanwege zijn rode haar - die van zich liet horen. Hij riep in Nanterre officieel de revolutie uit. De machtige Communistische Partij wilde niets te maken hebben met de radicale studenten in Nanterre. De partij noemde hen avonturiers, pseudo-revolutionairen en rijkeluiszoontjes. Zij mochten ook niet meelopen in de officiële 1 meiparade. Maar de studenten lieten zich de mond niet snoeren. In de nacht van 1 op 2 mei riepen zij op tot de “eerste anti-imperialistische dag” op de faculteit van Nanterre. Uit voorzorg sloot de faculteitsvoorzitter de faculteit.
Acht studenten moesten voor de tuchtraad verschijnen vanwege hun rol tijdens de Vietnamdemonstratie. Zij riepen op tot een protestbijeenkomst op het universiteitsterrein van de Sorbonne, in het centrum van Parijs. Honderden studenten kwamen daar naartoe. De politie kreeg opdracht om de onrust onder de studenten te beëindigen en arresteerde 500 studenten die rondhingen op de binnenplaats van de Sorbonne. De politie reed vervolgens met de opgepakte studenten in busjes met tralies een paar extra rondjes door het Quartier Latin, zodat iedereen de opgesloten studenten kon aanschouwen, als apen in een open kooi. En toen was het hek van de dam…
Barricades en brandende auto’s
Alle studenten, links en rechts, raakten in één klap volledig door het dolle. De grote naamloze studentenmassa sloot zich aaneen in het Quartier Latin, dat inmiddels omsingeld was door de politie. De groepen wierpen barricades op en maakten zich op voor de strijd. Studenten eisten vrijlating van hun opgepakte medestudenten, heropening van de gesloten faculteiten en vertrek van de politie uit het Quartier Latin.
Op 10 mei ging ’s avonds de eerste steen door de lucht en de opstand tegen de politie van “les enragés”; de dollen, was een feit. Het woord “FLIC” werd voor het eerst gebruikt als scheldwoord voor de politie. Het was de afkorting voor Fédération Legales des Idiots Casqués, legale federatie van gehelmde idioten. De sfeer was grimmig. De oproerpolitie probeerde een groep demonstranten tegen te houden die de Seine wilde oversteken. De menigte wierp barricades op. Het ontaardde in een ware veldslag. De politie gebruikte traangas om de menigte uiteen te drijven en ranselde hen af met de wapenstok. Honderden mensen raakten gewond en er volgden honderden arrestaties. De schermutselingen gingen door tot aan de volgende ochtend. Die dag toonde de televisie de beelden: het Quartier Latin bood een troosteloze aanblik met uitgebrande autowrakken.
Kunstenares Jacqueline de Jong woonde toen in Parijs: “Ik wilde wat gaan eten met Hans Brinkman, die in Parijs was om schilderijen weg te brengen. We gingen naar ons stamcafé La Palette, maar daar hing een vreemde sfeer, alles zat op slot, je kon niet zomaar naar binnen lopen.”
Brinkman: “We liepen over de Rue de Rennes en werden gewaarschuwd: ‘Ga die kant niet op, het is gevaarlijk daar’. Maar wij zagen niets, dus liepen door. De charges begonnen heel heftig. Wij wilden schuilen in een portiek. Gelukkig kwam de eigenaar met de sleutel van het huis er net aan, dus konden wij met hem naar binnen. Maar er kwamen ook vier politiemannen mee die plotseling op me begonnen in te hakken. Ze sloegen me helemaal in elkaar. Jacqueline stond boven aan de trap te roepen: Mon mari! Mon mari! We kenden elkaar net, dus dat was grappig. Het hielp alleen niets, ze sloegen me het huis uit, de straat op. Ik riep nog: “Kijk naar mijn handen, die zijn schoon!” Alle relschoppers hadden namelijk vieze handen van het stenen gooien, en mijn handen waren schoon, toch een teken van onschuld, maar ze bleven beuken. Ik ben strompelend naar één van de opgerichte hulpposten gelopen om me te laten behandelen aan mijn wonden.”
Reinier Flaes werkte op de Nederlandse ambassade en ging polshoogte nemen op de bezette Sorbonne. “Tot mijn stomme verbazing kon ik makkelijk de Sorbonne binnenwandelen. Ik heb daar twee uur de sfeer zitten proeven en schreef op hoe die sfeer was. Eén ding was duidelijk: vanaf de buitenkant leek het allemaal veel erger dan hoe het binnen was. Ik vroeg me af hoe serieus dit was. Op de binnenplaats bijvoorbeeld stond een piano, maar die werd verwijderd vanwege de “demobiliserende invloed” die daarvan uitging.”
Affiches
Jacqueline de Jong had zich begin jaren zestig al aangesloten bij de beweging Situationiste Internationale (SI). Dat was een internationale militante culturele beweging, later nauw betrokken bij de studentenrellen. De aanhangers van deze beweging pleitten voor cultureel radicalisme en ontregeling van de maatschappij. Toen de studentenopstand begon, kreeg ze een actieve rol in de revolte. Omdat ze een drukpers had in haar atelier, rolden daar al snel affiches uit om de revolutie te ondersteunen. Op de affiches stonden leuzen als: ‘Soyez réalistes, demandez l’impossible’: wees realistisch, vraag het onmogelijke, ‘Il est interdit d’interdire’: het is verboden te verbieden, ‘Sous les pavés la plage’: onder de straatstenen het strand.
Ze draaide op volle toeren: “Ik had een taak in de revolutie!” Vanuit haar ateliertje begon de distributie van die affiches. Later verliep de distributie vanuit de école des beaux arts- de kunstacademie. Op hoge hakken en met een hoed op liep ze met de affiches goed verborgen langs de politie om ze af te leveren bij de kunstacademie. Van daaruit werden de affiches over de stad verspreid. Op een gegeven moment mochten de affichemakers van de studentenbeweging niet meer hun eigen teksten gebruiken. Ze moesten affiches maken met voorgedrukte teksten. Jacqueline noemde dat dwangteksten. “Toen werd het studentenpropaganda, omdat op alle voorgedrukte vellen het embleem stond van de studentenbeweging, UNEF. Voor die tijd waren de affiches zonder embleem en ook allemaal anoniem”.
Als Jacqueline niet met de affiches bezig was, zwierf ze door het Quartier Latin: daar gebeurde het immers. Er waren duizenden mensen op straat in die meidagen. “Iedereen hoorde bij elkaar, het was één grote familie. Ze sliep nooit thuis, iedereen sliep overal en nergens in die dagen, je wilde erbij zijn. Het was een spannende tijd.” Ze kwam regelmatig bij de barricades. “Er waren ook veel revolutietoeristen uit Nederland, die sliepen in hun autootjes. Ook bekende Nederlanders als Maarten van Traa, Harry Mulisch.”
Staaklust
Het hardhandige optreden van de politie leidde tot een golf van sympathie voor de stakers. De linkse vakbonden riepen op tot een staking en tot een grote demonstratie. Op 13 mei marcheerden meer dan een miljoen mensen door Parijs. Dat was de dag van de Amerikaans-Vietnamese vredesbesprekingen. Die gingen door en de politie liet zich niet zien.
Pompidou probeerde de boel te sussen, maar de geest was al uit de fles. Grote bedrijven als Sud-Aviation en Renault gingen staken. De arbeiders eisten meer loon, pensioen, vakbondsvrijheid. De staking sloeg over naar andere fabrieken: Peugeot, Citroën, Simca, en de scheepswerven in Marseille. Een week later was bijna tweederde van de beroepsbevolking- 10 miljoen man- in staking. De metro en treinen reden niet meer. Het vuilnis bleef staan en de post werd niet bezorgd. De benzine raakte op en de mensen gingen hamsteren.
Rudolph Stokvis werkte als danser bij het Lido en staakte met een aantal collega’s. Ook zij wilden betere arbeidsvoorwaarden. “In die tijd had je nauwelijks vrije dagen. Uiteindelijk kwamen er betere voorwaarden, alleen mijn contract werd niet verlengd. De directie van het bedrijf was bepaald niet blij met de stakingen”.
Op 29 mei was er opnieuw een betoging in Parijs. Meer dan 500.000 mensen marcheerden door de stad en schreeuwden leuzen als: “Adieu, De Gaulle.” Ook een aantal politici eiste aftreden van de regering.
De regering leek volledige ineenstorting nabij, maar De Gaulle hield stand. Op 29 mei bleek hij plotseling verdwenen. Het gerucht ging dat hij was gevlucht of dat er een militaire coupe was. Hij voerde overleg in Baden-Baden met de bevelhebber van de Franse troepen in de Bondsrepubliek. Hij wilde zich verzekeren van hun militaire steun.
Het keerpunt: de toespraak van De Gaulle
Reinier Flaes, medewerker van Nederlandse Ambassade, vertelt dat er in eerste instantie veel sympathie was voor de studenten. “Maar gedurende die meimaand lieten ze de studenten eindeloos praten op televisie, en al dat gepraat, terwijl de rellen en de onlusten maar doorgingen, werkte in hun nadeel. De steun en het begrip voor de studenten nam af. Het bleef hangen bij praten, zonder dat concrete besluiten werden genomen”.
Op 30 mei hield De Gaulle een fameuze radiotoespraak. Zijn zinnen waren kort, en leken wel besluiten. Hij sprak het volk toe en weigerde zich terug te trekken. Hij ontbond het parlement en kondigde nieuwe verkiezingen aan. Hij waarschuwde voor het gevaar van een communistische dictatuur en riep de burgers op om de republiek te verdedigen. Hij beëindigde zijn toespraak met een door tranen verstikt “Vive la France”.
Jacqueline de Jong dacht: “Dit is een lachertje, maar dat was niet zo. Er kwam weer benzine en binnen een paar dagen was alles over. Alle idealen waren in één klap weggevaagd.” Dat was voor haar zo’n desillusie dat ze niet meer wist hoe ze over moest gaan tot de orde van de dag. Reinier Flaes vond de revolte uiteindelijk een grote flop: “Het verwaterde al na een aantal dagen. Het was een generatie die van het gedonder afwilde, maar niet wist wat ze dan wèl wilden.”
De dag na de indrukwekkende toespraak kwamen 100.000 Fransen naar de Champs-Elysées om De Gaulle hun trouw te bewijzen. Het tij was gekeerd. De eerste week van juni gingen de meeste stakers weer aan het werk. Ze kregen meer loon en een kortere werkweek. De studenten hervatten de colleges na de zomer. De Gaulle won de verkiezingen in juni en had daarmee zijn laatste grote veldslag gewonnen.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: