Oplichters, vechtersbazen, kamerverhuurders, gokkers, hoeren, nachtportiers, drugshandelaren, souteneurs, alcoholisten. De Amsterdamse wallen hebben al eeuwen een onweerstaanbare aantrekkingkracht op allerlei lieden van laag allooi. Maar de bezem gaat erdoor: het gemeentebestuur heeft besloten dat de Wallen een aantrekkelijk entreegebied voor Amsterdam moeten worden. De oudste buurt moet weer een plek zijn waar het goed toeven is!
Gek genoeg heeft de Wallenbuurt nauwelijks het imago van crimineel gebied. Eerder is het een toeristische trekpleister, een toonbeeld van Hollandse tolerantie. Dat beeld is ontstaan in de jaren ’60 toen de seksuele moraal losser werd, hoeren zich openlijk mochten tonen en de rosse buurt bekend werd bij het grote publiek. Dit was de tijd van de oude penoze met spannende bijnamen als Frits van de Wereld, Haring Arie en Vette Lap. Blonde Mien, Parijse Leen en Chinese Annie zaten achter de ramen. De criminaliteit was nog ‘gezellig’ en conflicten werden uitgevochten met de vuist. Maar was het echt wel zo gezellig op de Wallen?
Nieuwe ambities voor het oude centrum
In december 2007 presenteerden gemeente en stadsdeel Centrum de notitie ‘Grenzen aan de handhaving’. Hierin schetsen ze een beeld van de criminele activiteiten op de Wallen. Naast een toeristische trekpleister zijn de Wallen ook een trekpleister voor criminaliteit. In horecagelegenheden worden met regelmaat wapens en drugs aangetroffen. Overnames vinden deels met witgewassen geld plaats. Veel coffeeshops betalen vanwege de illegale toeleveringsacties geen inkomstenbelasting. Ook in de prostitutie komen- ondanks de legalisering- veel misstanden voor. Internationale bendes bedrijven grootschalige vrouwenhandel. Er is gedwongen en minderjarige prostitutie. Ook hier wordt nauwelijks inkomstenbelasting betaald.
Nog een bron van zorgen is het feit dat het in deze sector lastig is bij een gewone bank een lening af te sluiten. De Amrobank op de hoek zal immers niet snel een lening verstrekken aan iemand die een bordeel wil beginnen! Deze branches zijn dus afhankelijk van andere financieringsbronnen, en dat zijn vaak bronnen van dubieuze of criminele herkomst.
Wet Bibob
Om de criminele infrastructuur van de Wallen aan te pakken heeft de gemeente een sterk wapen in handen: de Wet Bibob. Bibob betekent Bevordering Integriteit Beoordelingen Openbaar Bestuur. De wet is ontworpen om de integriteit van aanvragers van subsidies en vergunningen te beoordelen. Het bureau Bibob heeft overal toegang toe; dossiers van de belastingdienst en inlichtingendienst, maar ook dossiers van personen met wie de aanvrager in het verleden heeft gewerkt. Op basis van die stukken beoordeelt het bureau hoe groot de kans is dat de aanvrager de vergunning gaat misbruiken. Deze omgekeerde bewijslast is erg ongebruikelijk in het Nederlandse systeem.
Volgens Het Parool (31-1-2008) heeft het Amsterdamse stadsdeel Centrum sinds januari 2006 honderdzestig seksondernemingen die een vergunning aanvroegen, laten onderzoeken door het bureau Bibob. Van 25 trok het stadsdeel de vergunning in. Zo heeft de bekende seksclub Yab Yum de deuren moeten sluiten en hangt Casa Rosso hetzelfde lot boven het hoofd. De gemeente heeft een groot aantal prostitutieramen opgekocht en er modeontwerpers ingezet. Ondertussen lopen de gemoederen in de buurt hoog op. Niet alle buurtbewoners zijn onverdeeld gelukkig met de maatregelen van de gemeente en sommigen vrezen dat het een tweede Jordaan wordt.
Rondom het Oudekerksplein
Wat er van de plannen van het stadsbestuur terecht zal komen moeten we afwachten. Maar was het vroeger nou beter? Klopt het romantische beeld dat de Wallen een plaats waren waar een grote saamhorigheid heerste, en waar meningsverschillen nog met de vuist werden opgelost? Om die vraag te beantwoorden moeten we terug naar de jaren ‘60, de periode voordat de handel in drugs een verharding in het milieu bracht. Filmmaker Roeland Kerbosch maakte in 1965 een documentaire over de buurt, Rondom het Oudekerksplein. Hij kwam op het idee voor de documentaire toen hij een aantal films maakte over de carillons van Amsterdam. Op een dag stond hij te filmen aan de voet van de Oude Kerk. Er kwam iemand naar hem toe die zei: ‘Je moet een film maken over de buurt, dit is een gezellige buurt.’ En dat was Haring Arie, die hem vervolgens overal binnenloodste.
De documentaire is opgenomen met een door Kerbosch zelf bediende Eclair NPR 16 millimetercamera. Dit was één van de eerste camera’s die geen ratelend geluid maakte, zodat er synchroon geluid kon worden opgenomen. Dat stelde de regisseur in staat om met zijn hoofdpersonen mee te bewegen en overal interviews te doen. Hij werkte een jaar aan de film. De documentaire toont een soms romantisch, soms ruw beeld van het leven op de Wallen.
De Wereld van de Wallen
Joop Bonnemaijers werkte bij bureau Warmoesstraat van 1964 tot en met 1978. Hij omschrijft de sfeer in de jaren ’60 als apart. ‘Om half vier kwamen de bikkers (pooiers) met hun vrouwen, de hoeren, aanrijden in de meest opzichtige auto’s. De dames gingen dan aan het werk, zij moesten het geld verdienen. De heren gingen in de kroeg zitten drinken. Er was een centrum voor Amerikaanse militairen in de buurt, dus die liepen daar rond en zorgden voor veel levendigheid. Er waren ook travestieten die een graantje wilden meepikken. De Amerikanen werden boos als ze erachter kwamen dat het geen ‘echte’ vrouw was.’
Hij herinnert zich nog het zogenaamde hoerenpestposten. Een diender moest op 1 meter voor de deur van een prostituee blijven staan. Dat was van hogerhand beslist om de prostitutie tegen te gaan. Uiteraard was de betreffende hoer allang bij een collega aan de overkant gaan zitten en zat vanaf daar de agent uit te lachen. Klanten kwamen ook niet meer. ‘Soms stond je er dan wel 6 uur, in weer en wind. ‘s Nachts gebeurde er helemaal niets. Je stond voor paal.’
Joep de Groot was 30 jaar lang wijkagent in de buurt. ‘Er wordt nu wel luchtig over gedaan. Maar ik denk altijd: Hoe harder ze lachen, hoe meer verdriet. Je denkt, prostitutie, niks aan de hand. Maar het is natuurlijk geen normaal beroep. Er zaten er bij die ergens een ongewenst kind hadden opgedaan, en dan van buiten Amsterdam hier moesten gaan werken. Ze hadden weinig te kiezen.’ Maar volgens De Groot maakten in sommige gevallen de dames volkomen de dienst uit. In de kroeg hadden die mannen dan wel een grote waffel, maar thuis hadden ze niks te vertellen. Die dames zeiden: ‘Ik verdien het geld, dus jij moet je kop houden.’ Volgens De Groot werden mensen als Haring Arie geaccepteerd in de buurt omdat ze er hun geld uitgaven. Buiten de buurt zou hij niet geaccepteerd worden. Het was in die tijd een vrij gesloten wereldje. Het is pas opener geworden met de moorden op de prostituees. Dat kreeg erg veel publiciteit, ook internationaal. Toen werd de naam van de buurt gevestigd.
Moorden op prostituees
In de jaren ‘50 en ‘60 werd de rosse buurt opgeschrikt door een aantal zeer gewelddadige moorden op prostituees. Appie Baantjer werkte in die tijd bij bureau Warmoesstraat als rechercheur. Hij vertelt: ‘ Na de moord op Magere Jossie werd de sfeer grimmiger. Justitie ging de hoeren vervolgen. Het systeem werd uitgekamd.’ Eerst had je het systeem dat een hoerenmadam, die vroeger zelf hoer was geweest genoeg geld had verdiend. Daarmee kocht ze een pandje en zette er vier meisjes in. Ze deden om het halfie, het meisje en de madam kregen ieder de helft. Ondertussen werden de meisjes goed verzorgd, met koffie, thee, een broodje. Er was goed toezicht. Maar na de moorden kwamen er mannelijke souteneurs, die kwamen alleen om de huur vragen.
Een beroemde zaak is die van Magere Jossie, oftewel Johanna Machelia Scheide-Oudes. Ze werd op 11 augustus 1957 gewurgd gevonden in haar peeskamer aan de Oudezijds Voorburgwal 83. Verdachte was haar pooier en echtgenoot Joop. Hij werd veroordeeld maar later in hoger beroep vrijgesproken.
De moord op prostituee Barbara van der Eng in 1967 was ook een zaak van Baantjer. Er volgde een veroordeling maar eveneens werd de verdachte later in hoger beroep vrijgesproken. ‘Dit soort zaken waren moeilijk op te lossen. Een man ging naar binnen, de gordijntjes gingen dicht. Dat ging allemaal een beetje stiekem. Niemand wist hoe lang zo’n kerel binnen was. Als de gordijnen erg lang dicht bleven kwam er wel iemand die eens binnen ging kijken, maar dan was die vent allang weg natuurlijk.’
Andere moorden op prostituees in die tijd: Chinese Annie, Finse Henni, Zwarte Judith, Blonde Jackie en Zwarte Jeanne. Finse Henni werd de keel doorgesneden met een kapotte fles. Vervolgens werd ze uit het raam gegooid en kwam terecht op een houten vlonder in de Sint Olofssteeg. Baantjer: ‘ Er was werkelijk geen centimeter in haar peeskamertje van 3 bij 3 dat niet onder het bloed zat.’ De dader werd gepakt. Hij was gevlucht en dook even later op bij een andere prostituee terwijl hij onder het bloed zat.
Kind op de Zeedijk
Schrijver Kees van Beijnum woonde in de buurt van zijn 10e tot zijn 15e. Hij kwam er al vanaf zijn vroegste jeugd. Zijn oma had er een café en een hotel, bij de Lange Niezel en de Oudezijds Voorburgwal. Hij zat dagenlang in het café van zijn oma, ’s ochtends vroeg als ze nog in haar ochtendjas zat. Zijn oma, in de buurt bekend als tante Jopie, was de eerste niet-Chinees die mee mocht spelen in de gokhuizen van de Chinezen. Ze stond in haar bontjas achter de roulettetafel. Ze gaf ook leningen aan mensen in de buurt.
‘De pooiers zaten in de kroeg als de meisjes aan het werk waren. Af en toe gingen ze kijken of alles nog goed ging. Soms wilde een vrouw van haar pooier af. Het ergste wat ze dan kon doen was hem aangeven bij de politie. Ze gooide hem voor schut, zo heette dat. De pooier werd dan naar Veenhuizen gebracht, een soort strafkolonie. Prostitutie was natuurlijk ook verboden, maar werd wat meer getolereerd dan het pooierschap.’
In het café van zijn oma kwamen vooral zwarte Amerikanen, die gelegerd waren in Duitsland. Ze kwamen in het weekend met hun Pontiacs naar de Zeedijk voor wat vertier. De jukebox in het café was ook gevuld met zwarte muziek. Zij waren de eersten die blowden. Daarna kwamen de hippies, de rugzaktoeristen. En zo ontstond er de juiste mix van mensen voor de introductie van de harddrugs, eind jaren ‘60. Toen brak een zware tijd aan, er was echt sprake van een neergang.
Maar in de tijd van Haring Arie was het zeker niet allemaal koek en ei. Zo hadden ze bijvoorbeeld een meisje die het hotel en café schoonmaakte. Op een avond ging ze uit op de Zeedijk. Ze zat gezellig wat te drinken in een café met mensen uit de buurt. Op een gegeven moment kwam Waldy binnen, een grote Surinamer. Hij zocht en kreeg ruzie, liep naar de eerste etage en kwam terug met een mes. Hij stak willekeurig om zich heen. Toen Van Beijnum even later met zijn vriendjes de Zeedijk opkwam hing al in de lucht dat er iets was gebeurd. Hij zag een menigte op straat. Op het plaveisel lag het meisje in haar nieuwe bloemetjesjurk, dood.
Bureau Warmoesstraat
Jan Naeyé was politie-inspecteur op bureau Warmoesstraat van 1967 tot en met 1969. Volgens hem was het een opmerkelijke tijd, de tijd van Provo, van de bezetting van de universiteit, van de rellen bij het Telegraafgebouw. Dat waren ernstige verstoringen van de openbare orde. De Wallen en de Zeedijk waren een echte prostitutiebuurt. Er waren volop prostituees, cafés en zeelieden. In de Binnenbantammerstraat zat een aantal opiumkits van de Chinezen. De opiumkits werden gedoogd. Ze gingen er af en toe even kijken en dan weer weg. Opium hoorde bij de Chinese cultuur. Bovendien gaf het geen overlast, iemand die net opium heeft gebruikt gaat immers niet wild rondrennen. Begin jaren ’70 veranderde dat, toen kwam er wel drugsoverlast.
Het bureau Warmoesstraat was indertijd een smerig bureau. Nu eet je in een kantine maar die was er toen niet. De dienders moesten zelf het eten verzorgen voor de arrestanten. Dat moest ergens gehaald worden, bij de Chinees, of een broodjeszaak. Er was een oudere agent die wat minder actief was, die zette de koffie. De cellen stonken. Er kwam de hele dag publiek aan de balie. Arrestanten, dronken prostituees, een moordenaar die zich kwam aangeven en beroofde toeristen kwamen allemaal door dezelfde deur binnen en voor dezelfde balie te staan. Naeyé stond achter die balie. Dat is nu onbestaanbaar, arrestanten gaan door een aparte ingang.
Het was een bijzondere omgeving om te werken. Als je ochtenddienst had, stonk het nog naar pis en kots van de vorige dag. Hij kwam een keer voor de ochtenddienst en zag dat er een vechtpartij gaande was in een portiek. De man gooide de ramen in bij een prostituee, ze hadden kennelijk ruzie. Even later stapte de man in een taxi, en Naeyé stapte meteen ernaast in. ‘Naar bureau Warmoesstraat’, zei Naeyé tegen de chauffeur. Ging die vent op zijn eigen kosten naar het politiebureau, als het ware.
Schoonveegactie
In de jaren ’60 was het leven op de Wallen misschien overzichtelijker dan nu, maar misstanden zijn er altijd geweest. Veel prostituees kwamen niet uit vrije wil achter de ramen terecht. Door de reeks moorden op prostituees zat de schrik er flink in. Er werd fiks gedronken en gevochten in de buurt. Zaken die niet direct overlast gaven aan omwonenden werden nauwelijks aangepakt, zoals de opiumkits en de gokhuizen van de Chinezen. De politie was vooral bezig met gedogen en handhaven van de openbare orde.
De verharding trad op toen de drugscriminaliteit zijn intrede deed in de rosse buurt in de jaren ’70 en ‘80. Een nieuwe lichting boeven nam het roer over: de Klaas Bruinsma-groep, Willem Holleeder, John Mieremet, Cor van Hout, Sam Klepper c.s. De financiële belangen werden veel groter, en de georganiseerde misdaad kreeg een vinger in de pap. De buurt verviel tot no-go-area. Dichtgetimmerde panden, drugsverslaafden en dealers bepaalden het straatbeeld, de post werd niet meer bezorgd en het huisvuil moest onder politiebegeleiding worden opgehaald. Het was de totale verloedering.
De schoonveegactie van de gemeente Amsterdam is wereldnieuws. Zelfs internationale media als BBC en International Herald Tribune maakten melding van de ‘clean up in the Red Light District’. Volgens Van Beijnum is de huidige commotie over de buurt niks nieuws. Het is een cyclische beweging. De buurt trekt altijd want het is een uitgaansbuurt. Het is een buurt waar je dingen kan doen die thuis niet mogen. Het schoonvegen hoort bij de geschiedenis van de buurt. Dat moet ook af en toe, want de gemeente heeft de regie nu helemaal uit handen gegeven. De buurt zou meer gebaat zijn bij regelmatige aandacht.
Kind op de Zeedijk
Schrijver Kees van Beijnum woonde in de buurt van zijn 10e tot zijn 15e. Hij kwam er al vanaf zijn vroegste jeugd. Zijn oma had er een café en een hotel, bij de Lange Niezel en de Oudezijds Voorburgwal. Hij zat dagenlang in het café van zijn oma, ’s ochtends vroeg als ze nog in haar ochtendjas zat. Zijn oma, in de buurt bekend als tante Jopie, was de eerste niet-Chinees die mee mocht spelen in de gokhuizen van de Chinezen. Ze stond in haar bontjas achter de roulettetafel. Ze gaf ook leningen aan mensen in de buurt.
‘De pooiers zaten in de kroeg als de meisjes aan het werk waren. Af en toe gingen ze kijken of alles nog goed ging. Soms wilde een vrouw van haar pooier af. Het ergste wat ze dan kon doen was hem aangeven bij de politie. Ze gooide hem voor schut, zo heette dat. De pooier werd dan naar Veenhuizen gebracht, een soort strafkolonie. Prostitutie was natuurlijk ook verboden, maar werd wat meer getolereerd dan het pooierschap.’
In het café van zijn oma kwamen vooral zwarte Amerikanen, die gelegerd waren in Duitsland. Ze kwamen in het weekend met hun Pontiacs naar de Zeedijk voor wat vertier. De jukebox in het café was ook gevuld met zwarte muziek. Zij waren de eersten die blowden. Daarna kwamen de hippies, de rugzaktoeristen. En zo ontstond er de juiste mix van mensen voor de introductie van de harddrugs, eind jaren ‘60. Toen brak een zware tijd aan, er was echt sprake van een neergang.
Maar in de tijd van Haring Arie was het zeker niet allemaal koek en ei. Zo hadden ze bijvoorbeeld een meisje die het hotel en café schoonmaakte. Op een avond ging ze uit op de Zeedijk. Ze zat gezellig wat te drinken in een café met mensen uit de buurt. Op een gegeven moment kwam Waldy binnen, een grote Surinamer. Hij zocht en kreeg ruzie, liep naar de eerste etage en kwam terug met een mes. Hij stak willekeurig om zich heen. Toen Van Beijnum even later met zijn vriendjes de Zeedijk opkwam hing al in de lucht dat er iets was gebeurd. Hij zag een menigte op straat. Op het plaveisel lag het meisje in haar nieuwe bloemetjesjurk, dood.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: