Toen prinses Máxima op 24 september beweerde dat dé Nederlander niet bestaat viel half Nederland over haar heen. Wilders noemde haar beweringen goedbedoelde politiek correcte prietpraat. Ook andere politici buitelden over elkaar om er iets over te zeggen. Op internetfora en in ingezonden brieven in kranten reageerden mensen op de uitspaken van Máxima. Kennelijk kan een lid van het Koninklijk Huis niet zomaar ongestraft een mening hebben over iets wat op dat moment controversieel is. Want controversieel is het onderwerp ‘Nederlandse identiteit’.
In de jaren ’70 was het haar schoonvader prins Claus die in opspraak kwam. Als voorzitter van de Nationale Commissie Ontwikkelingsstrategie (NCO) kwam hij in gevaarlijk politiek vaarwater terecht. Zijn commissie kende subsidies toe aan allerlei projecten op gebied van ontwikkelingssamenwerking. De bananenschil was de subsidie voor de boycotactie van Angolakoffie. Het grote verschil met Máxima en haar toespraak is dat de discussie toen niet zo rechtstreeks gevoerd werd. In geen debat in de Tweede Kamer of rede van een minister werd Claus genoemd. Toch moest hij zijn functie uiteindelijk neerleggen.
De Commissie-Claus
Het zijn de jaren ’70, de jaren van groot politiek engagement. Honderddertig VN-lidstaten aanvaarden gezamenlijk een nieuwe ontwikkelingsstrategie, vastgelegd in de Charter Development Decade (DD2). Daarin worden alle deelnemende landen gevraagd een commissie op te richten die zich bezighoudt met de bewustwording en stimulering van het belang van ontwikkelingssamenwerking. In Nederland wordt dat de NCO, de Nationale Commissie Ontwikkelingsstrategie.
De verwachtingen van ontwikkelingssamenwerking zijn hooggespannen, men gelooft in de maakbare samenleving. Minister Udink van Ontwikkelingssamenwerking zoekt een geschikte voorzitter voor de commissie. De in Tanzania opgegroeide Claus is dan vijf jaar in Nederland. “Indertijd heb ik het voorzitterschap van Claus uitgebreid met minister-president De Jong besproken. Die vond het namelijk wel gevaarlijk, in het toenmalige klimaat van politiek engagement. Maar ik durfde het wel aan. In het statuut van de commissie stond immers dat het moest gaan om non-controversiële onderwerpen. Als de commissie zich daar aan gehouden had was er niks aan de hand geweest.”
In de commissie zijn zoals te doen gebruikelijk verschillende groepen uit de Nederlandse samenleving vertegenwoordigd: vakbonden, kerken, jongeren, plattelandsvrouwen etc. In zijn oprichtingstoespraak hekelt prins Claus de ontwikkelingssamenwerking waarbij ontwikkelingsprojecten worden uitgevoerd zonder zich rekenschap te geven van de (Afrikaanse) context; nadrukkelijk Westerse concepten werden aangemeten; of onevenwichtige internationale economische verhoudingen in stand worden gehouden. Centraal in zijn denken staat dat ontwikkeling veel meer is dan economische vooruitgang.
Claus groeit in zijn rol
Meteen na de start laat de commissie een opinieonderzoek uitvoeren onder het Nederlandse volk. Daarin wordt de mening gepeild over ontwikkelings-
samenwerking. De Nederlander blijkt ontwikkelingssamenwerking wel belangrijk te vinden, maar de rol van de ontwikkelingslanden zelf daarin wordt zwaar onderschat. En dat is de aanleiding voor het maken van een voorlichtingsfilm, met Claus in de hoofdrol. Titel: Die Stréép Moet Weg (1973). De regie wordt gedaan door Jan van Vuure sr. Zijn zoon- ook een Jan van Vuure- doet het geluid. Voor de Stichting Nederlandse Vrijwilligers gaan maken de Van Vuure's een reis naar Oost-Afrika. Ze bezoeken daarbij ook Tanzania. Als de NCO een film wil maken in Tanzania, en zij zitten daar toch al, doen ze die opdracht erbij.
Prins Claus en zijn naaste medewerker Piet-Hein Houben worden ingevlogen. Van Vuure herinnert zich: " De volgende dag zaten we om de tafel om te bespreken wat we gingen doen. Dat was bij de ambassadeur. Toen al had de prins een hekel aan het protocol. De ambassadeur wilde Claus een auto ter beschikking stellen, en kwam op de proppen met een enorme Mercedes. Maar wij raadden dat af want we wilden echt de boer op. Je kon echt niet met zo'n auto de kleine dorpen in. Er werd rondgevraagd: Wie heeft er een auto? De veldleider had nog wel een oude Peugeot staan. Claus vond het prima." Zo reizen ze twee weken door Tanzania, langs allerlei vrijwilligersprojecten. Claus kan zich tijdens de reis niet helemaal aan de plichtplegingen onttrekken. Hij moet een bezoek brengen aan een ziekenhuis want daar werken veel Nederlanders. Maar hij spreekt met vader Van Vuure af: 'Om 10 uur zeg je: Hoogheid, we moeten nu vertrekken, we hebben nog een afspraak.'
Wanneer de reis erop zit krijgen ze nog een aantal flessen Bourbon mee van Claus. Bij de ambassades hebben ze op voorraad wat de leden van het Koninklijk Huis graag eten en drinken. Bernhard dronk graag Bourbon. Claus zei: "Ik wil even de voorraad van mijn schoonvader aanspreken." Hij geeft de ploeg nog een brief mee voor de piloot. Ze vliegen met een gewone KLM lijnvlucht terug naar Nederland. In de brief stond Claus' verzoek of het vliegtuig een rondje kon vliegen om de Kilimanjaro, dan konden ze dat filmen. En dat hebben ze gedaan.
Op 20 februari 1973 werd de film uitgezonden door de NCRV. Er werd goed naar gekeken.
De Angola koffieboycot
In januari 1972 komt een subsidieaanvraag binnen van het Angola Comité voor een boycotactie van koffie afkomstig uit Angola. Het land is in die tijd een provincie van Portugal, dat hardnekkig weigert de voormalige kolonie op te geven. De actie is tegen kolonialisme, rassendiscriminatie en apartheid. Henk Koetsier vertegenwoordigt de Gereformeerde kerken. "We besloten de aanvraag te honoreren, hoewel we wisten dat de positie van Claus ter discussie zou komen te staan. De commissie vond dat we ook steun konden geven aan projecten die niet politiek neutraal waren. De commissie stond niet boven de politiek, vonden we."
Jan Jetten is het jongste lid van de commissie. Hij gelooft niet in de goede bedoelingen van het Angola Comité. "Ze waren er bewust op uit om problemen te veroorzaken. Het had niets met ontwikkelingssamenwerking te maken. Er werd in de commissie breed gediscussieerd over de aanvragen, maar deze mensen brachten het zo dat je geen nee kon zeggen. En bovendien werd in die tijd het onderwerp ontwikkelingssamenwerking op scherp gezet." De commissie kent een geldbedrag van f 9.500 toe.
Ook Udink, die de commissie in het leven had geroepen, gelooft in boze opzet van linkse groeperingen als het Angola Comité: "De discussie in de commissie werd niet gepolariseerd, maar zelfs geannexeerd door de actiegroepen, voor zichzelf. Dat was helemaal de bedoeling niet! De regering kon het niet toestaan, en Claus ook niet. De actiegroepen troffen Claus midscheeps, daarom moest hij zich terugtrekken. De actiegroepen hebben dit bewust gedaan. Ze vonden de NCO een zet van het establishment. Ze maakten het Claus moeilijk."
Claus lag al niet goed bij De Telegraaf, daar vonden ze hem te links. De Telegraaf begon een tegenoffensief: journalist Hans Knoop werd naar Angola gestuurd om aan te tonen dat de beweringen van het Angola Comité niet klopten. Knoop schreef er een serie van vijf artikelen over. De krantenkoppen in dikke chocoladeletters logen er niet om: De Waarheid Over Angola, Angola-comité Wil De Waarheid Niet Weten en Juist Koffieactie Draait Klok Terug. Knoop beweert dat er in Angola niet op ras, maar op klasse gediscrimineerd wordt. Ook is er volgens hem geen sprake van koloniale uitbuiting: de levensstandaard en de minimumlonen zijn er immers gelijk aan die in de dictatuur Portugal zelf.
Wat er ook van waar was, de opvolger van minister Udink, Cees Boertien ging niet akkoord met de subsidietoewijzing aan het Angola Comité. Hij weigert het geldbedrag omdat volgens hem 'de koffieactie slechts een ver verwijderd verband houdt met de wezenlijke onderdelen van de ontwikkelingsstrategie.'
In het daaropvolgende Tweede Kamerdebat worden twee moties ingediend, door Ter Beek (PvdA) en Van der Spek (PSP). Zij willen weten waarom het verband dan zo ver verwijderd was, aangezien de uitbanning van kolonialisme toch ook een doelstelling is van de ontwikkelingsstrategie van de VN. En of het criterium 'materiaal van niet-controversieel karakter' niet geschrapt kan worden. En of de minister wellicht alsnog bereid is de subsidieaanvraag te honoreren? De moties worden verworpen.
De Gaay Fortman (PPR) stelt schriftelijke vragen over de positie van Claus. Premier Biesheuvel antwoordt: "In ons constitutionele bestel dient te worden vermeden dat leden van het Koninklijk Huis betrokken raken bij controversiële kwesties."
Claus aan wal
Mei 1973 wordt het kabinet-Biesheuvel opgevolgd door het kabinet-Den Uyl. Alweer een nieuwe minister van Ontwikkelings-
samenwerking treedt aan: de jonge Jan Pronk. Pronk wil de NCO behouden, maar wel meer greep krijgen op de commissie. Claus wil juist meer zelfstandigheid voor de commissie. De commissieleden zelf laten weten graag verder te willen met Claus als voorzitter. NOC-lid Henk Koetsier: "Ik vond het heel plezierig om met Claus samen te werken. We hebben veel samen vergaderd, en hij was heel betrokken. Hij had duidelijke standpunten."
Pronk vraagt Claus over te stappen naar de Stichting Nederlandse Vrijwilligers (SNV). Hij denkt dat onder het linkse kabinet-Den Uyl de debatten over steun aan bevrijdingsbewegingen zich in verhevigde mate zullen doorzetten. Het zoeklicht op Claus zou feller worden. De functie bij het SNV was minder politiek gevoelig, omdat het daarbij meer ging over de relatie tussen Nederland en de ontwikkelingslanden. Als pleister op de wonde bracht het Claus in de positie dat hij weer naar die landen kon reizen. Er was geen receptie of plechtigheid bij Claus' afscheid, wel wordt hij toegesproken in de commissie.
In Pronk's toespraak bij de oprichting van de NCO nieuwe stijl zegt hij: "U staat wel niet meer op de brug, maar er blijft een vaste radioverbinding met U als belangrijk adviseur op de wal". En daarmee komt een einde aan de functie die Prins Claus volgens Koetsier op het lijf geschreven was.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: