Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
6 december 2007

Zwarte Sinterklaas

Andere Tijden 6 december 2007 Zwarte Sinterklaas onderling belang
Bekijk Video
26 min

Op 5 december kwam de mededeling dat ze voorgoed het land moesten verlaten. Het was de climax van de anti-Nederlandse stemming die al maanden heerste in de voormalige kolonie. En daar gingen ze... richting een voor velen onbekend vaderland.

Terwijl iedereen in Nederland op Sinterklaasavond in 1957 vrolijk pepernoten at en cadeautjes uitpakte, was de Sinterklaasviering in Indonesië omgeven door een zwarte rand. Alsof het een Sinterklaassurprise betrof, hoorden de 50.000 Nederlanders op 5 december dat ze Indonesië moesten verlaten. Van een echt ontspannen feestje was toen geen sprake meer. Lange tijd waren er al spanningen in Indonesië en de haat tegen de Nederlanders was hoog opgelopen. Toch had niemand van de Nederlandse gemeenschap erop gerekend dat ze echt weg zouden moeten. Maar de Indonesische regering pikte het niet meer. Nog altijd gedroegen de Nederlanders zich alsof het land van hun was, terwijl Indonesië al sinds 1949 onafhankelijk was. Bovendien viel Nieuw-Guinea nog onder Nederlands bestuur, geheel tegen de zin van de Indonesische regering in.

Twee pijnlijke zaken, die in december 1957 tot uitbarsting kwamen. Al weken scandeerden de nationalisten tijdens massademonstraties leuzen als "Weg met de Belanda" en "Ilias Belanda linjap dari Irian Barat"; Hollandse ratten, verdwijn uit Nieuw-Guinea. Daarbij flink aangevoerd door nationalistische toespraken van Soekarno. Het hek was van de dam toen de Verenigde Naties (VN) op 29 november 1957 besloot dat Nieuw-Guinea toch onder Nederlands bestuur bleef. De Indonesiërs gingen over tot bezetting van de Nederlandse bedrijven. Duizenden Nederlanders moesten de maanden daarna uit Indonesië vertrekken.

Ruurd Koopmans en zijn vrouw

Nederlandse bedrijven de baas

Als militair kwam de Nederlander Ruurd Koopmans in 1946 in Indonesië terecht. Lang duurde zijn militaire loopbaan in Indonesië niet, na de eerste politionele actie werd hij gedemobiliseerd. Hij besloot in 1948 bij de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) in Jakarta te gaan werken. Koopmans: “Ik wilde heel graag in Indonesië blijven. Ik zal er geen doekjes om winden, ik wilde daar carrière maken. Natuurlijk wilde ik ook goed doen voor het land, maar de broodwinning stond voorop. Het was een opbouwperiode, die eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog en het was niet makkelijk". Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 bleven de Nederlanders zich nog altijd gedragen alsof ze de baas waren in het land. Ze behielden vaak hun koloniale bezit en de oneerlijke economische verhoudingen bleven vrijwel gelijk. Heel verrassend was dat niet, want zo was het officieel vastgelegd bij de Ronde Tafel Conferentie in Den Haag in 1949. De Nederlandse bedrijven hadden daar bedongen dat zij in het onafhankelijke Indonesië ongelimiteerd zaken konden blijven doen. Dat was opgetekend in de Financieel Economische Overeenkomst. De Nederlandse bedrijven konden gebruik maken van allerlei voordelige regelingen, zodat de winst optimaal was. De Indonesische regering was politiek dan wel onafhankelijk, maar economisch volstrekt niet. Dat ging wrikken. Die economische afhankelijkheid was pijnlijk zichtbaar bij de scheepvaartverbindingen tussen de talrijke eilanden van de archipel. Dat was praktisch het monopolie van de KPM. Indonesië zou graag de KPM in handen krijgen. Dat zou een uitstekende basis kunnen vormen voor de Indonesische handel. Maar dat bleef een droom. Daar was geen geld voor.

Voor de Indonesische regering was het wel haalbaar om op microniveau maatregelen door te voeren om de economische macht van de Nederlanders in te perken. Pragmatische politici begonnen daarom begin jaren vijftig met de zogenaamde "indonesianisasie". Die politiek was erop gericht om zoveel mogelijk economisch bezit in handen van Nederlanders, geleidelijk over te hevelen naar de Indonesische bevolking. Ook het Indonesisch personeel moest op hogere posities komen. Nederlandse bedrijven met een sleutelpositie, zoals de spoorwegen, elektriciteit - en gasbedrijven kregen als eerste met deze maatregelen te maken. Indonesiërs richtten een eigen handelsvereniging op om het monopolie van de "Big Five", de vijf belangrijkste Nederlandse handelshuizen, te breken. Ook reserveerde de regering importvergunningen exclusief voor eigen Indonesische importeurs, ten nadele van de Nederlandse ondernemers. Later volgde de regel dat 70 % van het personeel in Nederlandse bedrijven Indonesisch moest zijn. Maar het ging moeizaam. De Nederlanders stonden niet te springen om Indonesisch personeel op hogere functies of in het management te plaatsen. De scheiding tussen de Nederlandse gemeenschap en de Indonesische bevolking bleef groot. De Nederlanders leefden geïsoleerd van de Indonesische bevolking. Constance Huydecoper, echtgenote van de eerste secretaris van de Nederlandse vertegenwoordiging in Jakarta, herinnert zich dat het haar bij aankomst in 1957 opviel, dat er in het centrum van die immens grote gebouwen stonden van Nederlandse bedrijven: "Het enige Indonesische dat je op het grote centrale plein zag, waren de Indonesische bedienden die daar rondfietsten om ons, de Nederlanders, te bedienen".

Om Nederlandse bedrijven te dwingen meer Indonesiërs op hogere functies te plaatsen, beperkte de regering het afgeven van werkvergunningen aan Nederlanders. Dit ontmoedigingsbeleid moest er op lange termijn toe leiden dat Indonesiërs de bedrijven helemaal zouden overnemen. Voor de radicale nationalisten ging dat "op de lange termijn denken" veel te langzaam. Zij wilden de "koloniale economie" per direct omzetten in een nationale economie. En Nieuw-Guinea moest Indonesisch worden. Hun radicale opstelling versterkte de nationale gevoelens en de anti-Nederlandse stemming. Eind 1957, in aanloop naar de stemming in de VN over de status van Nieuw-Guinea, liepen de spanningen hoog op.

“Jaag de Nederlandse honden weg”

"Serahkan Irian Barat" (Laat West Irian los) en "Usirl andjin belanda dari R.I." (Jaag de Nederlandse honden weg uit de Republiek Indonesië); overal in Indonesië stonden deze leuzen op de muren gekalkt. De sfeer werd in deze laatste maanden van 1957 steeds grimmiger. De twee strijdpunten waren Nieuw-Guinea en economische zelfstandigheid. Men wilde af van het juk van de "koloniale" Nederlanders. De Indonesische regering stelde zich gematigder op dan de nationalisten, maar ging wel akkoord met de start van een landelijke Nieuw-Guinea campagne. De coördinatie kwam in handen van het “West Irian bevrijdingscomité”, geleid door de minister van Voorlichting, Subidjo. Dit bevrijdingscomité streefde naar het verbreken van de diplomatieke betrekkingen en nationalisatie van de Nederlandse bezittingen. Op 28 oktober 1957 startte de Nieuw-Guinea-campagne. Een joelende en schreeuwende mensenmassa stroomde toe op het plein voor het gebouw van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging. Constance Huydecoper zag het vanaf het "platje" op het dak, waar ze altijd met haar man koffie dronk: "Ze verbrandden een stropop en schreeuwden dat de Hollanders, Belanda, dood moesten. Wij waren in hun ogen echt vijandige en ellendige figuren. De Hollanders kregen ook al geen invitaties meer om op nationale feestdagen te komen op het paleis van Soekarno. Wij waren niet meer welkom".

De demonstranten trokken brullend door de straten. Op gebouwen van Nederlandse bedrijven en auto's van Nederlanders schreven ze anti-Nederlandse teksten en woningen van Nederlanders werden geplunderd. De schrik zat er goed in, maar na een aantal dagen nam het leven zijn gewone loop. Nederlandse ondernemers waren op hun hoede en drongen er bij de Nederlandse regering op aan zich soepeler op te stellen met betrekking tot Nieuw-Guinea. Zij zagen de bui al hangen. De nationalisten hadden immers aangegeven dat ze alle bedrijven zouden bezetten, als de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Luns weigerde over de status van Nieuw-Guinea te onderhandelen. Om de druk op te voeren bezetten nationalisten op 10 november 1957 "De Djakartaclub" en de Nederlandse jachtclub in Tandjong Priok, de haven van Jakarta. Beide instituties golden voor Indonesiërs als dé symbolen van het Nederlands kolonialisme. Nederlanders kwamen in die clubs regelmatig bij elkaar om te eten en elkaar te ontmoeten. Constance Huydecoper kwam daar ook wel eens, maar ze zag er nooit een Indonesiër; alleen maar blanken.

Massademonstraties, spontane werkonderbrekingen en stiptheidsacties van het Indonesisch personeel volgden elkaar in rap tempo op. Propagandistische radio-uitzendingen stonden in het teken van anti-Nederlandse stemmingmakerij. In Jakarta, Bandung, Surabaja en Malang mochten Nederlanders niet meer in restaurants en bioscopen komen. In winkels negeerde het personeel de Nederlanders en bij benzinepompen mochten ze niet meer tanken. Op straat gold voor hen een parkeerverbod, en parkeerde men toch, dan werden de banden lek gestoken. Constance Huydecoper: "De sfeer was niet goed, wij hadden een speciale nachtwaker die waakte over de banden van onze auto, dat ze niet lek geprikt zouden worden door anti-Nederlandse oproerkraaiers”.

Met de bus had ook geen zin, omdat Nederlanders geen gebruik mochten maken van het openbaar vervoer. De sfeer was zeer broeierig. Libert Hol, wiens vader bij de gasfabriek OGEM werkte, vertelt dat vrijheidsstrijders in de wijk waar hij woonde Nederlandse fietsers dwongen te stoppen en geld eisten in het kader van de vrijheidsstrijd voor Nieuw-Guinea. “Het was duidelijk voelbaar dat alles wat blank was, fout was", zegt Hol. Constance Huydecoper merkte dat andere buitenlanders contacten met Nederlanders uit de weg gingen: "De Amerikanen spraken niet meer met ons, noch de Fransen, de Belgen, noem maar op. In het geheim hadden we contacten met de Australiërs. Er was drie weken geen water omdat de leidingen kapot waren, wellicht sabotage, gelukkig mochten we bij de Australiërs onze emmers vullen. De Australiërs beschikten over het oostelijke deel van Nieuw-Guinea, misschien dat ze zich om die reden soepel opstelden ten opzichte van de Nederlanders”.

De stemming over de status van Nieuw-Guinea op 29 november pakte negatief uit voor Indonesië. Nieuw-Guinea bleef onder Nederland bestuur. De chaos was compleet toen ook nog een aanslag op Soekarno werd uitgevoerd. De geest was uit de fles.

38213859

Militaire Managers

Na de negatieve uitslag van de stemming in de VN over Nieuw-Guinea verloor de Indonesische regering de regie. Radicale nationalisten hadden de landelijke Nieuw-Guinea campagne aangegrepen voor hun eigen doeleinden. De vakbonden zweepten Indonesisch personeel op voor een 24-uurs staking en om de talloze Nederlandse bedrijven te bezetten. Toch leek op 3 december alles dusdanig rustig, dat Ruurd Koopmans gewoon aan het werk ging op het KPM - hoofdkantoor. Maar die rust duurde niet lang. Het imposante gebouw van de KPM in Jakarta, al lang hét toonbeeld van koloniale overheersing, bleek het eerste doelwit. Koopmans hoorde ineens een hoop lawaai en geschreeuw uit de directiekamer, één verdieping boven hem; "Het leek wel een roofoverval! Alarmerend, ik heb onmiddellijk al het kasgeld en de belangrijke documenten in de kluis gestopt, de kluis direct gesloten en de sleutel verstopt. Maar het waren geen roofovervallers, het waren leiders van de vakbond van het Indonesisch KPM personeel. Zij stonden bekend als notoire raddraaiers. Ze eisten de overgave van het bedrijf".

De Nederlandse chefs kregen te horen dat zij uit hun functie ontheven waren en dat zij hun taak moesten overdragen aan een personeelslid. Koopmans: "mijn 'opvolger' was één van mijn Indonesische ondergeschikten. Hij was duidelijk niet gecharmeerd zijn nieuwe functie, maar durfde niet te protesteren tegen de intimidaties van de actievoerders. Hij vroeg mij in vertrouwen of ik alstublieft gewoon met mijn werk wilde doorgaan en zijn functie al nominaal wilde zien".
Na de KPM volgden bezettingen van Geo Wehry, de Nationale Handelsbank, Lindeteves, de Escomptobank en Jacobson van den Berg. De directeur van dit laatste bedrijf werd samen met een medewerker gearresteerd wegens "minachting van de Indonesische vlag". Deze nationale vlag was na de bezetting op de daken van Nederlandse bedrijven geplaatst, maar de directeur van Jacobson van den Berg had het vlaggetouw doorgesneden en de vlag weer naar beneden gehaald.

De overname van de bedrijven verliep erg snel. Het Indonesisch kabinet en de legerleiding hadden dit niet op deze wijze gepland. Zij hadden duidelijk de controle verloren. Na een paar dagen bleek hoe ernstig de gevolgen waren van de bezetting van de KPM. Ineens viel driekwart van het totale scheepvaartverkeer stil. Het verdwijnen van praktisch alle scheepvaartverbindingen tussen de eilanden verlamde het hele land. De aanvoer van voedsel stokte en de prijs van rijst verdubbelde in enkele weken. Rijstvoorraden raakten op en op Java dreigde na enige tijd zelfs hongersnood.

Volgens econoom Kian Wie Thee durfde niemand in die verhitte politieke atmosfeer iets te zeggen. De ontwikkelingen liepen zo uit de hand dat generaal Nasution, chef-staf van het leger, de beslissing nam om Nederlandse bedrijven onder militair beheer te plaatsen. Tegen het leger durfden immers ook de linkse vakbonden niet in te gaan. De legerofficieren werden zo de nieuwe managers en deden hun intrede in de economie. Zij hadden geen enkele ervaring met het werk in hun nieuwe functie. De legerofficieren lieten zich de jaren daarna niet meer van hun economische troon stoten. Hier is de basis gelegd voor een "zwarte economie" die nooit meer helemaal is verdwenen.

Sinterklaas en de Nederlanders niet welkom

"Op 5 december 1957 werd ik wakker en zag allemaal mannen met geweren op straat. Een vriendin van Shell zou bij mij koffie komen drinken, maar zij kwam niet. Zij had haar tafelzilver in een luier verstopt en was hals over kop verdwenen, weg uit Indonesië. Alle consulaten moesten dicht. We belden elkaar allemaal op en informeerden bij elkaar wat er aan de hand was", vertelt Constance Huydecoper.

Soekarno liet op deze Sinterklaasdag officieel een uitwijzingsbesluit uitgaan dat gold voor vrijwel alle Nederlanders. Zij moesten het land uit. Dat wierp een zwarte schaduw over de Sinterklaasviering. Het feest verliep vanwege alle spanningen die dag al heel anders dan voorgaande jaren. Zo was het al jaren de gewoonte dat de burgemeester van Jakarta de witgebaarde bisschop officieel ontving en een rondtocht maakte door de stad. Deze keer moest de bisschop verstek laten gaan. Het Sinterklaasfeest werd verboden. Het was immers een puur Hollands feest, waar ook nog eens de blanke Sinterklaas boven de zwarte knecht stond. Hendrik Bouwer werkte bij de Deli-Spoorweg-Maatschappij (DSM) en ondanks het officiële verbod op de Sinterklaasviering, lukte het hem toch in het geheim het feest bij DSM te organiseren.

Na Sinterklaas kwam de uittocht van veel Nederlanders op gang. Zij probeerden een plekje op één van de boten te bemachtigen en lieten vaak huis en haard achter. Niet iedereen vertok tegelijkertijd. Anneke Koopmans, wiens man bij de KPM werkte zegt: "Ik ben met mijn zoon vertrokken, net voor kerst in 1957. Net als alle andere vrouwen van het KPM personeel. Het was héél erg op die boot. We zaten allemaal onder het dek en moesten daar ook eten. Het was echt armoetroef op die boot".

Libert Hol vertelt dat zijn ouders pas besloten te vertrekken toen de ziekenhuizen geen Hollandse patiënten meer wilden opnemen. Hendrik Bouwer kreeg op 27 december te horen dat hij binnen 24 uur weg moest zijn uit Indonesië. En Lily Philippi stond op oudejaarsavond, 31 december 1957, met een klein mandje vol kleren te wachten op een bus, om te repatriëren. De bus bracht haar en anderen naar de haven van Surabaja, waar ze op de boot stapten.

Op één van de boten werkte Carla Meek als maatschappelijk werkster. Zij moest onderweg zoveel mogelijk informatie verzamelen over de achtergrond van de passagiers. Op basis van die gegevens maakte zij met haar team een onderverdeling van de repatrianten in groepen: "Als iemand bijvoorbeeld een bepaalde ziekte had, kon die persoon het best ingedeeld worden in een pension in de buurt van een ziekenhuis waar die ziekte behandeld kon worden".

De repatrianten kwamen in opvanghuizen terecht, verspreid over heel Nederland. Lily Philippi kwam met de boot aan in Singapore en vloog eind januari met het vliegtuig naar Nederland: "Het was hartje winter en ijskoud. Op schiphol moesten we trainingspakken aantrekken die ter plekke werden uitgedeeld. We hadden zelf niets bij ons. De volgende dag bracht een bus ons naar Zuid - Limburg. Dat wist ik natuurlijk niet, maar ik zag na uren rijden ineens steenkolenmijnen uit het busraampje. Ik vroeg waarom ik zo eindeloos ver weg gebracht werd, waarop de buschauffeur antwoordde: "maar meiske, ge benne toch rooms katholiek". Lily Philippi woonde van haar 15e tot haar 18e in het pension in Zuid Limburg.

In januari 1958 arriveerde Hendrik Bouwer ook in Nederland. Hij moest direct door naar een vakantieverblijf van DSM in Blaricum. Het kostte hem veel moeite om in Nederland werk te vinden:"Ik was te oud en ik telde gewoon niet mee".

Na veel inspanning en met doorzettingsvermogen lukte het zowel Lily Philippi als Hendrik Bouwer om in Nederland werk te vinden. Dat was de basis voor een nieuw leven in een nieuw Land. Om de herinnering aan hun eigen land en cultuur levend te houden, bezoeken ze nu nog regelmatig de zogenaamde "Masoek Sadja", de Indische inloopdagen, waar ze met vele lotgenoten in een toch enigszins weemoedige sfeer Indonesische hapjes eten en bingo spelen.

Tekst en research: Mirjam Gulmans
Samenstelling en regie: Gerda Jansen Hendriks

Beeldmateriaal

Voor de uitzending is gebruikt gemaakt van de 8mm kleurenopnames van Krik Arriëns, de tweede secretaris van de Nederlandse vertegenwoordiging in Jakarta. Daarnaast zijn er beelden uit het NTS journaal, dat in die tijd nog om de dag een uitzending verzorgde. Ook is gebruik gemaakt van het Polygoonjournaals en radioverslagen. De Sinterklaasbeelden dateren van een onderwerp gemaakt door de Nederlands-Indische Regeringsvoorlichtingdienst. Het betreft een bezoek van de Sint aan de Nederlandse generaal Spoor in 1946. Tot slot zijn er beelden te zien uit een vooroorlogse film van de KPM. Behalve de 8mm film, wordt al dit materiaal beheerd door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

Geïnterviewden Bronnen
  • Dorothée en Henriette Arriëns
    Dorothée en Henriette Arriëns
  • Hendrik Bouwer
    Hendrik Bouwer
  • Libert Hol
    Libert Hol
  • Lily Philippi
    Lily Philippi
  • Constance Huydecoper
    Constance Huydecoper
  • Het einde van een koloniaal beleid

    Jhr. mr. J.L.R. Huydecoper van Nigtevecht, Nieuw Guinea. Het einde van een koloniaal beleid (Den Haag, 1990)

  • Onmisbaar maar onbemind: De Koninklijke Paketvaart Maatschappij en de Billiton Maatschappij in het onafhankelijke Indonesië (1945-1958)

    J.P. van de Kerkhof, Onmisbaar maar onbemind: De Koninklijke Paketvaart Maatschappij en de Billiton Maatschappij in het onafhankelijke Indonesië (1945-1958) in: Tijdschrift voor sociale en economische geschiedenis 2 (2005) nr. 4, p.122-146

  • Soekarno President 1950-1970

    L. Giebels, Soekarno President 1950-1970 (Amsterdam 2001).

  • Den Haag-Djakarta, de Nederlands-Indonesiche betrekkingen 1950-1962

    Hans Meijer, Den Haag-Djakarta, de Nederlands-Indonesiche betrekkingen 1950-1962 (Utrecht 1994).

  • Indonesianisation: Economic Aspects of decolonization in Indonesia in the 1950s

    Thee Kian Wie, Indonesianisation: Economic Aspects of decolonization in Indonesia in the 1950s, in: Thomas Lindblad en Peter Post (red.), Economic Decolonization in Indonesia in Regional Perspective (Leiden 2007).

  • Het einde van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij in Indonesië

    Uittocht: Het einde van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij in Indonesië. particuliere uitgave tot stand gekomen met steun van de "Vereniging van Oud-Employé's der Koninklijke Paketvaart Maatschappij".

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: