Eind 1946 kregen commandotroepen de opdracht om Zuid-Celebes te ‘zuiveren’ van opstandelingen. De acties onder leiding van kapitein Raymond Westerling en onderluitenant Vermeulen duurden slechts drie maanden. Daarna was de rust weergekeerd op het Indonesische eiland. Het snelle succes was mede te danken aan keihard optreden. Meer dan vierduizend inlanders werden geëxecuteerd, standrechtelijk doodgeschoten. Een aantal kampongs werd platgebrand. “Als je leest over Irak - mensen mishandelen, mensen op een oneervolle wijze naar de andere wereld helpen - dat gebeurde toen ook”, verzucht één van de commando’s van destijds. De verantwoordelijke militairen werden nooit vervolgd; de zaak belandde in de politieke doofpot. En de betrokken soldaten zwegen. Tot op heden. Drie van hen zijn eindelijk bereid te vertellen over hun ervaringen van zestig jaar geleden.
Spanning op Celebes
Vrijwel alle grootmachten kregen na de Tweede Wereldoorlog te maken met opstanden in hun koloniën. Het ging om langdurig en georganiseerd verzet van grote groepen gewapende burgers en militairen tegen het wettig gezag. Een volksguerrilla, politiek geïnspireerd verzet dat zich van alle mogelijke middelen bediende. Zo ook in Nederlands-Indië. Tijdens de bezetting van deze Nederlandse kolonie door Japan (van 1942 tot augustus 1945) werden de Nederlanders in kampen geïnterneerd. Het nationalisme onder de Indonesiërs groeide sterk. Vooral jongerengroeperingen op Java (aangeduid met de verzamelterm 'pemoeda's') radicaliseerden en verzetten zich na de capitulatie van Japan hevig tegen de terugkeer van de Nederlanders. Mede onder druk van deze pemoeda's riep Soekarno op 17 augustus 1945 de onafhankelijke Republik Indonesia uit. Omdat Nederland direct na de oorlog niet in staat was daadkrachtig militair op te treden, slaagden de nationalisten erin grote delen van de eilanden Java en Sumatra onder hun controle te brengen.
Dat was een grote streep door de rekening van het Nederlandse bestuur dat hoopte de oude verhoudingen na de oorlog weer snel te kunnen herstellen. De nationalisten hadden aanhang onder de bevolking, ook op het eiland Celebes. En toen de geallieerden op 13 juli 1946 het bestuur over Celebes officieel weer overdroegen aan Nederland, kregen de 'belanda's' ook daar te maken met hardnekkig geweld. Honderden vrijheidsstrijders uit Java maakten de oversteek om, met enorme hoeveelheden meegesmokkelde wapens, hun broeders op Celebes bij te staan. De veelal jonge mannen gingen meedogenloos en fanatiek tekeer. Ze moordden, plunderden en stichtten brand. Daarbij hadden ze het behalve op Hollanders, vooral voorzien op inlanders die met de Hollanders samenwerkten.
In de loop van 1946 liep de situatie met name op Zuid-Celebes steeds meer uit de hand. Wat de boel extra onoverzichtelijk maakte, was het feit dat het verzet van de Indonesiërs versplinterd raakte in allerlei - elkaar beconcurrerende - partijen, die op hun beurt soms weer allianties aangingen met criminele bendes (rampokkers). Enkele citaten uit het later opgestelde rapport Van Rij/Stam schetsen de penibele situatie die was ontstaan:
"In Makassar, Goa, Takalar en Djeneponto werkte de "Tentara Lipan Badjeng" (Het Badjengse Duizendpotenleger). Uit een tijdens een actie gevonden boek van deze organisatie, waarin eigen en aan de vijand toegebrachte verliezen waren opgetekend, bleek dat deze groep alleen al in enkele maanden 309 vijanden had gedood. Onder al deze bij name aangegeven vijanden, allen Indonesiërs, bevonden zich ook kinderen. Naast deze bende opereerde in Makassar nog de "Semoet Merah" (de Rode Mier), die zich specialiseerde in het stichten van branden, maar ook aan moord en ontvoering schuldig was...In september 1946 is vermoord: de Gelarang van Pantjambeang op weg naar Malino. Hij is met zijn hele familie, 18 mensen, uitgemoord (doodgeschoten en doodgestoken)... In kampong Kandjilo is een put ontdekt met 80 koppen. In Tolo zijn, naar de Djannang van Parigi mij meedeelde, circa 20 mensen geslacht als karbouwen en hun lijken zijn in de rivier geworpen. De normale wijze van ter dood brengen was, het slachtoffer op de grond leggen (of vasthouden) en hem de hals afsnijden met een badik (dolkmes)."
In totaal zouden tussen juni 1946 en juli 1947 zeker 1210 mensen zijn vermoord.
Roep om hulp
Volgens het rapport Van Rij/Stam was op Zuid-Celebes de totale anarchie losgebroken waarbij de inlandse bevolking nog het meest te vrezen had en zich vrijwel gedwongen zag te kiezen voor de vrijheidsstrijders: "Weigerde zij hulp aan de z.g. extremisten, dan werd zij bedreigd met moord, plundering en verbranding van haar bezittingen. Verleende zij hulp dan werd zij bedreigd met gevangenneming door het Nederlandse Gezag, waarbij in de regel goed voedsel werd verstrekt en de gevangenschap toch weer na korter of langer tijd zou eindigen. Zij koos dus in de regel de weg van het minste kwaad voor zichzelf."
Het reguliere KNIL-leger trachtte uiteraard de situatie in bedwang te houden maar kon uiteindelijk tegen de hoeveelheid geweld niet op. Soldaat H.C. Kavelaars van het KNIL meldde op 6 september 1946 in een rapport:
"In het Pinrang, Rappang, Enrekang en Singkanggebied werden bij achtervolgingen van benden (zoowel rampokkers als terroristen) 36 bendeleden gedood en 108 gevangen genomen. Vele wapens vielen in onze handen....In de nacht van 21 op 22 augustus traden plotseling snipers aan de zuidrand van Makassar op. Uitgezonden patrouilles drukten deze activiteit onmiddellijk de kop in."
Enkele weken later gaf hij een schets van de algemene militaire toestand :
"In vele kleine plaatsen in Z-Celebes neemt de P.N.I. activiteit [PNI is de verboden nationalistische partij] toe, en dus de ondergrondsche beweging... Een actieve patrouillegang in het gebied van het XVIe bataljon had reeds tot gevolg dat vele P.N.I. leden (vaak gedwongen om lid te worden) hun lidmaatschapskaarten inleverden en dat vele rampokkers zich meldden. Een intensieve patrouillegang zal in Z-Celebes blijven gehandhaafd tot orde en rust zullen zijn weergekeerd."
Maar orde en rust keerden niet terug. Herfst 1946 bestookte de resident van Celebes dr. Lion Cachet zijn superieuren met rapporten om ze van de ernst van de situatie te doordringen.
Op 9 november vergaderden troepencommandant voor Borneo en de Grote Oost, kolonel H.J. de Vries en resident Cachet op het Hoofdkwartier van het leger te Batavia. Daar zegde Generaal S.H. Spoor toe dat het Depot Speciale Troepen zou worden ingezet. Diezelfde dag werd met Gouverneur-Generaal Van Mook de mogelijkheid besproken op Celebes de staat van oorlog af te kondigen. Van Mook was er op dat moment veel aan gelegen om Celebes niet in handen te laten vallen van nationalistische Javanen. Celebes moest, als de Republiek Oost-Indonesië, een zelfstandig onderdeel worden van een nieuwe federatie. En dus besloot het Nederlands bestuur het gebied op rigoreuze wijze pacificeren. Op 11 december 1946 werd door Van Mook officieel de staat van oorlog afgekondigd. Maar eerder al was het Depot Speciale Troepen gearriveerd.
De komst van Westerling
Op 5 december, als was hij Sinterklaas, arriveerde de jeugdige Raymond Westerling met zijn Depot Speciale Troepen in de hoofdstad Makassar. Al snel was 'de Turk' - hij was geboren in Istanbul - in de Hollandse gemeenschap een veelbesproken figuur: "...beroemd of berucht, hoe je het noemen wilt. Hij is namelijk de man, die met de speciale opdracht om het hier rustig te maken naar Makassar is gekomen...Een jongeman met zwart haar, prachtige blauwe ogen, een vreselijk eigenzinnige dunlippige mond, iemand die weet wat hij wil, en die gewend is dat te krijgen", schrijft een jongedame aan haar ouders in Nederland. De stoere Westerling ("één bundel spieren") maakte niet alleen indruk op vrouwen. De soldaten van het Depot Speciale Troepen roemen vandaag de dag nog de capaciteiten van hun aanvoerder. Eén van hen, Haij van Groenedaal: "Het was echt wat je noemt een magisch figuur, intens populair. Een buitengewoon goed commando en hij kon verrekte zuiver schieten met zijn pistool. Dat deed niemand hem na. Hij gooide een voorwerp in de lucht: pang! Het was net kleiduiven schieten." Het schieten leerde Westerling tijdens zijn opleiding tot commando in Engeland gedurende de Tweede Wereldoorlog, hij werd expert op het gebied van contraguerilla toen hij daarna voor de Nederlandse inlichtingendienst op Sumatra werkte en in de zomer van 1946 volgde zijn benoeming tot commandant van het Depot Speciale Troepen.
De mannen van het Depot Speciale Troepen (DST) wisten nauwelijks wat ze op Celebes te wachten stond. De eenheid was iets meer dan een half jaar daarvoor uit de grond gestampt als onderdeel van het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger) om speciale operaties uit te voeren. Militairen konden zich vrijwillig melden om aan deze 'elite-troepen' deel te nemen; de besten werden geselecteerd. Uiteindelijk bestond het DST uit ongeveer 150 man, onder hen Nederlandse oorlogsvrijwilligers (vaak afkomstig uit het verzet), veel Indo-Europeanen en een aantal Molukkers. Ook Peter van Haalem, die zich als oorlogsvrijwilliger voor Indië had gemeld en aanvankelijk in Semarang was gelegerd, gaf zich op voor het DST en kwam door de keuring. Hij volgde in de zomer van 1946 de opleiding tot commando in Polonia: "Het was een zware opleiding, iedere dag stormbanen". Volgens Van Groenendaal leerden de commando's behalve fysieke ook geestelijke grenzen te verleggen: "Alle angsten die een normaal mens heeft - hoogtevrees, ruimtevrees, watervrees, engtevrees, etc. - leerden we bij de commando's te beheersen. En als je de hele opleiding achter de rug hebt, dan ben je er klaar voor..." Deze troepen, onder leiding van de legendarische Westerling, zouden op Celebes de klus gaan klaren die het reguliere KNIL-leger niet aankon. Ze hadden geen idee wat ze te wachten stond, al beloofden de woorden van Westerling vlak voor vertrek niet veel goeds. "Ik hoor het hem nog zeggen: iemand die niet tot z'n enkels in het bloed kan lopen die moet nu zeggen dat ie het niet doet. Maar niemand heeft zich toen afgemeld."
De methode-Westerling
Commando Herman van Goethem beschrijft de aankomst in Makassar: "Wat we daar aantroffen, dat tart alle beschrijvingen. Een hoop ellende, zelfs lijken die aan de kust dreven en in de kali's. Een hoop verbrande kamponghuisjes. Dan denk je alleen: wat kunnen we met zo'n kleine groep -want we waren met 123 man- wat moeten wij hier presteren in die korte tijd?" Later bleek dat Westerling een volmacht kreeg om op zijn manier orde op zaken te stellen.
De eerste actie van het DST staat Van Groenendaal nog helder voor de geest. In de vroege ochtend van 10 december - het is nog donker - gingen de soldaten op pad naar Batoea ten oosten van de hoofdstad Makassar. In de wijde omtrek werden de wegen afgezet door KNIL-soldaten. De commando's van het Depot Speciale Troepen vielen de kampongs binnen. Mannen die probeerden te ontkomen, werden op de vlucht neergeschoten.De rest werd bijeengedreven op een centrale sawah: duizenden kampongbewoners in het schemerige ochtendlicht. Daarna werd het bevel gegeven de vrouwen en kinderen van de mannen te scheiden; alleen de mannen bleven over. Ondertussen installeerde kapitein Westerling zich achter een klaptafeltje op de sawah, twee pistolen voor zich. Van zijn inlichtingendienst kreeg hij een lijst met namen van 'terroristen' die hij hardop voorlas. Van Groenendaal: "Toen iemand uit de groep naar voren kwam, ik zie dat nog voor me, pakte hij één van zijn pistolen en schoot die man dood." Westerling werkte de hele lijst af. "Er werd niets gevraagd, alleen naar je naam. Als je op de lijst stond, werd je doodgeschoten."
Die dag werden in de herinnering van Van Groenendaal 63 mannen geëxecuteerd maar volgens het officiële actieverslag zijn het er 35. De lijken werden ontdaan van bezittingen (horloges en dergelijke) en verdwenen in een grote kuil.Toen de executies achter de rug waren, liet Westerling de imam of de kapala kampong (het hoofd van de kampong) een toespraak tot de bevolking houden waarin Westerling werd geroemd als de man die de vrede kwam brengen. De kampongewoners riepen met de handen omhoog 'baru hitu', wat zoveel betekent als 'nieuw leven', waarna ze van de imam de zegen kregen. Daarna werd een nieuwe kampongpolitie aangesteld die met door de Hollanders uitgereikte speren het dorp tegen terroristen moest beschermen.
Zowel voor de militairen als voor de bevolking van Celebes was de eerste kennismaking met de 'methode Westerling' achter de rug. "Die eerste keer vergeet ik nooit meer", vertelt Groenendaal, "Ik heb toen tegen Westerling gezegd: dit kan niet! Maar hij zei: dit is mijn opdracht en als jij een andere methode weet, dan doe ik dat. Maar die andere methode was er volgens hem niet." Ook zijn mede-commando Herman van Goethem had bezwaren maar zag geen andere oplossing: "We vonden dit een vreselijke methode maar we waren ervan overtuigd dat er geen andere methode beschikbaar was. En het bleek ook uit de opdracht die we gekregen hadden; het moest in een paar maanden geklaard zijn. Dus je kon dat klusje niet met veel beleid opknappen."De acties gaan door. De eerste dagen rond de hoofdstad Makassar, later verder het binnenland in. Het Depot Speciale Troepen is gedurende drie maanden bijna dag en nacht in touw. En de methode went..."Het klinkt raar, maar op het laatst zie je het niet meer".
Gedekt door de autoriteiten
Met de executies paste Westerling het standrecht toe. Hij deed dat in ieder geval met medeweten van kolonel De Vries. Volgens Van Groenedaal was De Vries zelfs bij één van de eerste acties aanwezig: “hij ging daar kokhalzend weg”. Ook andere autoriteiten waren op de hoogte. Er is begin januari 1947 naar aanleiding van rapporten over het optreden van Westerling op Celebes zelfs een vergadering geweest, waarbij de directeur van het kabinet P.J. Koets, procureur-generaal H.W. Felderhof, de directeur algemene zaken P.J. Idenburg en de directeur departement voor het binnenlandsbestuur dr. W. Hoven aanwezig waren. Volgens Koets, bevestigd door Idenburg, zou op deze vergadering besloten zijn de methode Westerling niet te legaliseren. Maar overigens droeg het optreden van Westerling de instemming van alle aanwezigen. In een latere nota schrijft procureur-generaal Felderhof dat de methode “...haar rechtvaardiging vindt in een noodtoestand, die kan dwingen tot toepassing van een buitenwettelijke berechting en executie.” Men vertrouwde erop dat Westerling zelf in staat was zijn optreden binnen de perken te houden. Aan andere officieren mocht een dergelijk optreden volgens de vergadering echter beslist niet worden toegestaan.
De methode Westerling was dus – weliswaar op laffe wijze, want pas achteraf en onofficieel - gedekt. Daarbij vertrouwde men blijkbaar op de kunde en zelfbeheersing van Westerling. Peter van Haalem benadrukt dat Westerling bij zijn soldaten aandrong op beheersing: “Die ouwe zei altijd: netjes blijven! Niet mishandelen. Gewoon de kogel en dan is het over!” Maar hoe kon je in de praktijk koelbloedig blijven? Van Haalem beschrijft hoe hij voor de eerste keer een man aantrof die door vrijheidsstrijders was gedood: “Het was een Hollander. Daar lag ie met zijn kop eraf en geslachtsdelen in zijn mond en armen eraf gehakt. Kijk, dan ga je anders denken! Ik werd gek! En wie dan voor mijn loop komt, die gaat eraan!”
Bij zijn verhaal over het zuiveren van de kampongs lijkt hij nog steeds te zijn gegrepen door fanatisme: “Er werd doorgegeven: er mag geen kerel de kampong uit. Dan gingen we met camouflagepakken de kampong in. Meestal kregen we vuur en dan kregen ze het vuur terug, natuurlijk. Er werden ook onschuldigen vermoord. Kapotgeschoten. Dat gebeurde natuurlijk vaak. We waren niet met zoveel en dan openden we het vuur op alles wat bewoog....Vrouwen, kinderen en ouwe mannen lieten we gaan. Maar kerels, die gingen eraan. Ik kon gauw genoeg zien aan zo’n vent of het een man van de sawah of één van de bende was.”
Van Groenendaal en Van Goethem geven een minder chaotisch beeld. Volgens hen werd er nauwelijks geschoten in de kampongs en was alles erop gericht, door ondervragingen en inlichtingenwerk, de juiste personen te identificeren om ze vervolgens te liquideren. Toch geeft ook Van Goethem toe dat dat lang niet altijd makkelijk was: “de tegenpartij loopt niet geüniformeerd, die heeft dezelfde kleding aan als de plaatselijke bevolking. En om ze eruit te pikken, dat was een groot probleem.”
De methode-Westerling als olievlek
Het is niet onwaarschijnlijk, ook al spreken de verschillende getuigen elkaar op sommige punten tegen, dat de methode-Westerling minder geordend verliep dan later wel eens is beweerd. Bovendien was hij niet zo nieuw als de naamgeving suggereert. Executies (zogenaamd 'op de vlucht doodgeschoten') vonden ook al plaats door het KNIL voordat het Depot Speciale Troepen op Celebes was gearriveerd. En de vraag is, hoe wreed ook, of het zonder kon. Van Groenendaal: "Je kunt die oorlog niet vergelijken met een oorlog hier in het westen... daar heb je geen front, daar heb je de vijand rond om je heen, dat is guerillastrijd en guerillastrijd is anarchie. Daar kun je je moeilijk tegen verdedigen. Dat moet je met geweld de kop indrukken."
De acties hadden in ieder geval succes. De inheemse strijdgroepen sloegen op de vlucht. Maar nog lang niet overal en zeker niet in het noordelijke deel. Eind december al stelde Westerling daarom voor om zijn troepen te splitsen. Onderluitenant Vermeulen moest naar de afdeling Pare-Pare. Vermeulen zou daar dan met dezelfde bevoegdheden en op dezelfde wijze mogen optreden als het DST onder Westerling had gedaan. Kolonel De Vries aanvaardde het voorstel. De beslissing van de autoriteiten te Batavia om alleen Westerling speciale bevoegdheden ("noodrechtsbevoegdheden") te verlenen kwam te laat. Onderluitenant Vermeulen had die bevoegdheid toen al in zijn zak. Op 12 januari kreeg de plaatselijke batajonscommandant van het KNIL in Pare-Pare, majoor Stufkens, inzage in de instructies aan Vermeulen: "...waarbij ten grondslag moet liggen het zoveel mogelijk en overal vernietigen van extremisten en rampokkers..." En Vermeulen nam zijn opdracht serieus.
Daarover volgende week meer.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: