Even buiten de Spaanse stad Figueres, bekend van het Dalí-museum, woont Mien Wiertz-Voorthuijzen in haar grote plattelandswoning omringd door olijfbomen. De nu 90-jarige weduwe van Lou de Palingboer oogt broos. Ze wordt ondersteund door Paul Kuijl (57), haar trouwe volgeling die sinds de dood van Lou in 1968 niet meer van haar zijde is geweken. Maar ze is nog steeds standvastig in haar geloof en verbolgen over de wijze waarop leden van de Lou-groep met haar voormalige levenspartner zijn omgegaan. “Lou is niet gestorven. Maar hij is onder de last die hij droeg bezweken. En de groep heeft hem vermoord.”
Als Mien plaatsneemt op de bank wordt zij voorts geflankeerd door Corry Korving, ook een trouwe volgelinge. “Als ik ’s avonds in mijn bed lig dan denk ik aan Lou en Mientje en dan voel ik gewoon de kracht en de blijdschap. En die kracht is zo enorm! Als schepping laten zij mij niet los.” Paul Kuijl: “Lou vult een mens met liefde en dat maakt een mens erg gelukkig. En dat niet een moment, maar een mensenleven lang.”
Een ster aan de hemel
Een mensenleven lang al bindt de God geworden palingboer uit Muiden volgelingen aan zich. Maar wie was deze man, kalend en klein van stuk en met slechts enkele tanden in zijn mond, die zoveel aantrekkingskracht op de mensen uitoefende? Louwrens Voorthuijzen (geboren 19 februari 1898) kwam uit een streng christelijk gereformeerd gezin uit het Noord-Hollandse Breezand. Fijner dan fijn, zoals hij het zelf zei. Zijn vader hield thuis oeverloze preken en stond in de omgeving dan ook bekend als ‘het roepertje.’ Het lag niet in de aard van Louwrens om dit allemaal voor zoete koek te slikken. Hij stelde zijn vader lastige vragen en die vond hem op zijn beurt eigenwijs en waarschuwde hem vooral niets te zeggen als de dominee langs zou komen. Zijn moeder kon zijn nieuwsgierigheid wel waarderen: “Ach, die jongen mag toch wel vragen stellen?” Op al die vragen probeerde Lou zelf het antwoord te vinden. Eerst door zelf zijn eigen preken te schrijven. Later, hij is dan inmiddels in de twintig is en net getrouwd met de boerendochter Trijntje Tiel, door zich aan te sluiten bij ene Dirk Mosk. Deze leidt een groep die het midden houdt tussen een Pinkstergemeente en de Baptistenkerk. Het is in deze periode dat Lou iets overkomt dat beslissend wordt voor de rest van zijn leven.
Op een nacht in 1927 krijgt Lou aan het Zuiderzeestrand een visioen. Er verschijnt een ster die hem zegt: ‘Zie het teken van de Zoon des Mensen.’ Lou raakt bevangen en loopt vervolgens over het drijfzand van het drooggevallen strand. Maar hij zakt er niet in weg. Als hij weer bij zinnen komt vindt hij zichzelf op een andere plek aan de zeedijk terug. In het zand ziet hij zijn voetafdrukken. Als hij opnieuw probeert over het zand te lopen zakt hij er diep in weg. Met veel moeite weet hij eruit te komen en keert terug naar huis. Op dat moment weet hij dat de goddelijke voorzienigheid hem een opdracht heeft gegeven: de mens te redden uit de klauwen van Satan en hen de weg naar God te wijzen.
De Christus van Muiden
Eind jaren dertig verhuist Lou Voorthuijzen naar Muiden en verdient de kost als palingvisser… Zijn jongste zoon Jan (54) laat de plek zien waar zijn vader aan de monding van de Vecht zijn schuiten had liggen. “Hier is het IJsselmeer, daar kwam die ouwe dan binnen varen, zonder motor. Dat was een hele kunst, zeker als het stormde. Twee botters en een kotter had hij. In de oorlog gaf hij veel van zijn vangsten weg aan mensen die weinig te eten hadden. Later heeft hij zijn schepen weggedaan en viste hij niet meer. Dat had te maken met zijn opstanding.”
Het huwelijk van Lou met Trijntje blijft al die jaren kinderloos en was niet gelukkig. In 1940 keert zij terug naar haar ouders in Breezand. In die tijd komt er dan al regelmatig een jonge huisvriendin over de vloer, Mien Wiertz. Mien: “Ik ontmoette Lou voor het eerst bij mensen thuis. Daar sprak hij over het geloof. Zelf had ik daar van huis uit niets van meegekregen. We waren eerder communistisch. Maar op het moment dat ik hem zag kreeg ik een warm gevoel. Het kwam door die ogen die mij intens bleven aankijken. Ik kreeg een gevoel van liefde dat ik tot dat moment nooit had gevoeld. En die liefde was universeel, voor de hele mensheid bedoeld.”
Ze besluit na enige tijd om wekelijks, op zondag, naar Lou te gaan om voor hem te zorgen. Al gauw wijkt ze niet meer van zijn zijde, ze wordt zijn vrouw, ook al trouwen ze niet. Zij is het die hem overtuigt van het belang van zijn missie: als Christus op aarde de mensheid redden. Het is in 1950 wanneer hij zijn opdracht aanvaart. Wanneer Mien met roodvonk in het ziekenhuis ligt raakt Lou in een mystieke trance waarin hem duidelijk wordt dat hij de Satan in zichzelf heeft overwonnen. En dat kan maar een ding betekenen: God is Lou geworden. Hij neemt direct de bus naar het ziekenhuis om Mien het blijde nieuws te verkondigen: De opstanding van de Christus van Muiden is een feit.
Prekende Palingboer
"Allemaal paling en oliebollen! De oude geest is overwonnen, hier staat het opstandingslichaam van Jezus Christus met zijn nieuwe naam Lou. En laat verdomme die paling niet vallen meid, daar is ie te duur voor.”
Nadat hij zijn boten had verkocht ging Lou als palingverkoper op de Amsterdamse Dappermarkt staan. Van achter de kraam kon hij de mensen zijn predikingen laten horen. Wanneer iemand geïnteresseerd leek nam Lou hem mee naar een koffiehuis op de hoek om verder te preken. Er vormden zich kleine huiskamerkringen waar volgelingen bij elkaar kwamen om naar hem te luisteren. Paul Geerdes (75) kwam via zo’n huiskamerbijeenkomst in contact met Lou. “Ik kwam in die tijd bij een echtpaar thuis waar Lou wel eens predikte. Ik weet nog goed dat ik die eerste keer helemaal niet begreep waar hij het over had. Het sloeg nergens op, het was volledig abracadabra. Toch ging er iets van hem uit, hij had charisma.” Geerdes wordt aangeraakt door het magnetisme van Lou en in dienst genomen als zijn chauffeur.
Vanaf 1954 beginnen de preken van Lou vruchten af te werpen. Het aantal toehoorders groeit gestaag en loopt al snel op tot in de honderden. Toneelspelers, musici, taxichauffeurs, huisvrouwen, vertegenwoordigers, secretaressen, onder de nieuwe toeloop bevonden zich mensen van allerlei pluimage. De bijeenkomsten in Frascati, elke dinsdagavond, trekken volle zalen. Mien: “Lou kon twee uur achter elkaar praten, gewoon uit zijn hoofd. Hij had niets op papier staan. Als mensen in Frascati hem zo zagen, dan konden ze hun oren en ogen niet geloven.”
Voor zoon Jan was het allemaal reuze interessant, zo’n beroemde papa. “Als kind was ik trots dat mijn vader op de voorpagina’s van de kranten stond. En achteraf heb ik respect voor hem zoals hij daar stond te preken in Frascati. Tot aan de ingang stond het er vol met mensen. Na twintig minuten had ik het daar wel gehad en ging ik door de gangen spoken.”
Wim Zaal, auteur van het boek ‘Gods onkruid, Nederlandse sekten en messiassen’, heeft Lou ook zien optreden in Frascati. “Na een kwartier ben ik weggelopen, het was zo’n wartaal. Toen had ik nog geen idee dat hij een fenomeen was.” Zaal probeert een verklaring te geven voor het succes dat van Lou uitging. “Het was een mengeling van bepaalde elementen: Hij was een echte mysticus, maar dan wel een mystieke wildplasser. Hij wist niet dat hij in een traditie stond, had nooit een systeem ontwikkeld. Het ging bij hem alle kanten uit, met allerlei tegenspraken. Dan was er zijn tragiek. Hij had het gevoel de mensheid te moeten redden uit de klauwen van Satan. Dat dacht hij oprecht en dat kwam over op het publiek. En hij beschikte over de nodige dosis volkshumor. Hij hield van grappen, van uitdagen. Dat werkte heel goed.”
Witte Huis
In 1957 koopt een van Lou’s volgelingen voor 18.000 gulden een villa in Muiderberg. In dit Witte Huis vindt de vleesgeworden God voortaan onderdak. De villa trekt een grote groep mensen aan die permanent bij hun voorganger blijven wonen. Zo ook Paul Geerdes, die er een zolderkamertje betrekt. “In het huis had je een paar zaaltjes, een serre en de keuken. Lou zat zondags in zijn hemd met een sigaar op zijn stoel. En hij begon dan steevast wat te vertellen. In eerste instantie leek dat nergens op te slaan, maar er bleek altijd wel een bepaalde parallel met het leven van nu in te zitten. Hij sprak, wij luisterden. Er ontstond dan een gezamenlijk gevoel van liefde, zo was je een grote familie.” Vanuit het hele land en zelfs daarbuiten komen mensen naar het Witte Huis om Lou te ontmoeten – velen raken van hem onder de indruk, worden ‘aangeraakt’en komen zo in Lou, zoals dat toen werd genoemd. Volgens zoon Jan was zijn vader vooral een soort maatschappelijk werker die mensen met allerlei problemen aantrok: “Het Witte Huis stroomde vol met mensen die allemaal zoekende waren. Elk mens zoekt God als die in de ellende zit. Voor hun was hij dus een god. Maar voor mij bleef hij gewoon papa.”
De grote toeloop van mensen in het huis leidt ook tot spanningen. Zoals die tussen echtparen waarvan de vrouw in Lou is, maar de man niet. Dat leidt al snel tot echtscheidingsperikelen waarbij de ongelovige huwelijkspartner soms op grove wijze de toegang tot het huis wordt ontzegd. En volgens de beste tradities strijden de discipelen om een plaats zo dicht mogelijk bij de macht. Zo wordt Mien verweten dat zij Lou teveel afschermt van de groep en moet zij meer ruimte bieden aan andere vrouwen die ook de lichaamskracht van Lou middels het zogenaamde aanliggen mogen doorvoelen. Uiteindelijk ontstaat er een organisatie waarin Lou wordt bijgestaan door metgezellinnen, engelen en zonen en dochters.
Jo Vorstermans (80) was een van die metgezellinnen. “Ik vond het een goede structuur, waarbij iedereen de kans kreeg om met Lou te zijn. Dat aanliggen was eigenlijk heel lieflijk. Mien had de gewoonte om tegen de borst van Lou aan te liggen en op een gegeven moment mochten de dochters dat ook doen. Maar op den duur werd er misbruik van gemaakt, bleven sommige vrouwen heel lang bij hem liggen om hem op die manier te confisqueren. Er was een nare sfeer ontstaan en ik kon het niet uitstaan dat Lou daar niets tegen deed. Het was een soort sekte geworden. Boos heb ik toen de groep verlaten.”
De bijeenkomsten in Frascati, die voortduren tot in de jaren zestig, worden dan al niet meer door Lou zelf bijgewoond. Het zijn de zonen en dochters die met behulp van een bandrecorder de toehoorders trakteren op zijn woorden. Hij blijft meer en meer aan huis gekluisterd, gezeten op zijn stoel met de onafscheidelijke sigaar en het glaasje, omringd door zijn engelen. Een gekooide God.
God is dood
Doordat Lou de weg van Christus is gegaan
Is Hij uit de aarde opgestaan
Een eeuwig wonder is geschied
Die ’t niet gelooft beleeft het niet
Maar wie ’t gelooft zegt dan vol eer
Ja Lou, Gij geeft ons ’t leven weer.
Lou verkondigde: Ik kan niet zondigen, ziek worden of sterven. En zo zagen zijn volgelingen het ook. Dat geloof ging ver, zoals blijkt uit het volgende. Een Lou-echtpaar weigerde in 1955 medische hulp te geven aan hun zieke kind. Dat overleed, met als gevolg dat de ouders een voorwaardelijke gevangenisstraf van een paar maanden kregen. In 1968 hadden Lou en zijn aanhang het wel gezien in Nederland. Een aantal keren was hij door justitie opgeroepen in echtscheidingszaken, omdat verlaten echtelieden hem in toenemende mate de schuld gaven van de opgebroken relatie. En aan die rechtzaken had Lou een broertje dood.
Als de groep in 1968 neerstrijkt in Agimont, een Belgisch plaatsje aan de grens met Frankrijk, is Lou zelf al zwaar ziek. Wanneer het nieuws van de zieke God bekend wordt onder de volgelingen stroomt het huisje vol met Lou-mensen. Een in de haast opgetrommelde arts constateert een zware longontsteking en adviseert directe opname in het ziekenhuis. Er ontstaat discussie binnen de groep. Moet Lou echt naar een ziekenhuis? Als God kan hij toch niet sterven? Maar het onvermijdelijke gebeurt en op 23 maart 1968 sterft Lou. In totale shock proberen de aanwezigen hem weer tot leven te wekken. Ze roepen urenlang ‘Lou kom terug’ en houden een wake, waarbij ze met de handen de dekens warm houden waar het ontzielde lichaam onder ligt. Maar het baat niet, Lou blijft dood. Het onmogelijke is gebeurd en wordt door Mien als volgt verklaard: “Lou kon de last niet meer opbrengen. Hij was door de groep uitgeperst, als een citroen. Zijn lichaam kon het niet meer aan. Dat lichaam is gestorven.”
Uiteindelijk wordt hij begraven op het kerkhof van het dorpje Sclayn, in de Belgische Ardennen. Op de eerste dinsdag na het heengaan van hun voorganger organiseert de Lou-groep een bijeenkomst in Frascati. Het houdt het midden tussen een persconferentie en een afscheidsceremonie. Op een groot bord in de zaal prijkt de tekst: ‘Lou leeft. Wij hebben met hem gedaan, wat wij gewild hebben. En nu wij.’
Lou leeft!
Na bijna veertig jaar blijkt de Christus van Muiden nog steeds niet vergeten.“Lou predikte Jezus Christus lichamelijk. Om te worden als Jezus Christus, dat was het belangrijkste doel van Lou’s boodschap.” Voormalig metgezellin Jo Vorstermans heeft Lou niet uit haar leven kunnen verdringen. Samen met Bep van Dam en Jannie de Lange houden ze wekelijks een bijeenkomst, op woensdagavond, om onder het genot van een hapje en een drankje de levenslessen van Lou te doorgronden. “In 1972 kwam het gevoel van Lou opeens weer bij mij terug. Daar doe je niets tegen, het zit gewoon in je. Vanaf dat moment is ook de behoefte ontstaan om gezamenlijk de herinnering te delen. Maar ook om meer kennis over jezelf te krijgen en te zien waarom de dingen zo gebeuren zoals ze gebeuren. En zo komen we sinds 1972 elke week bij elkaar. De ene keer met zijn drieën, maar soms ook met acht of tien man. Voor ons is het de belangrijkste dag van de week.”
In Figueres, Spanje, weet Mien het zeker: Lou is niet dood. Paul Kuijl: “Jezus is ook niet meer op aarde, maar dat wil nog niet zeggen dat hij dood is?” Maar waar is Lou dan nu? “Lou is hier”, zegt Corry Korving, en ze wijst op Mien. “Mientje heeft de Ik van Lou, in totaliteit.”
Tekst en research: Hasan Evrengün
Regie: Paul Ruigrok
Bronnen
ARCHIEFMATERIAAL:
Het beeldmateriaal van deze uitzending is voornamelijk afkomstig van het Instituut voor Beeld en Geluid.
Literatuur
Christine van Inghen, Lou de Palingboer, de mystieke minnaar (Amsterdam 1970)
Wim Zaal, Gods onkruid. Nederlandse sekten en messiassen (uitgeverij Aspekt 2004)
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: