Begin jaren tachtig staat Nederland er economisch en financieel ronduit slecht voor. Er komen vijftienduizend werklozen per maand bij en het begrotingstekort is boven de tien procent. Terugkijkend op die tijd zegt Onno Ruding, destijds minister van Financiën, ‘de tijd van pappen en nathouden was voorgoed voorbij en er moesten maatregelen worden getroffen’.
Onder de strakke leiding van het centrumrechtse kabinet Lubbers I wordt dan ook flink bezuinigd. Speerpunt van het regeringsbeleid is het omlaag brengen van de collectieve lasten. Dat wil zeggen: de ambtenarensalarissen. De groep die meestal gevrijwaard blijft van bezuinigingsmaatregelen moet maar liefst 3.5 procent van het loon inleveren. Dit geldt ook voor trendvolgers en uitkeringsgerechtigden. En dat is vragen om moeilijkheden...
Een autistisch kabinet
Hans Pont, rechterhand van de inmiddels overleden AbvaKabo-voorman Jaap van der Scheur, kan zich er nog steeds kwaad om maken: ‘Het was ook zo ongenuanceerd. Het ging om veel geld, en dat in een tijd dat er natuurlijk gewoon sprake was van prijsstijgingen. Het tikte dubbelhard aan bij de mensen. De inflatie werd niet goed gemaakt en je kreeg ook nog minder geld.’
Pont typeerde het kabinet destijds als autistisch. ‘Dat kwam omdat ze niet toegankelijk waren voor geluiden uit de samenleving. Niet toegankelijk voor geluiden uit de vakbeweging, maar ook niet toegankelijk voor andere geluiden uit de samenleving. Ze waren alleen bezig met hun eigen gelijk.’ Baas aller ambtenaren, de inmiddels overleden minister van Binnenlandse Zaken Koos Rietkerk, krijgt het etiket “star” opgeplakt en iedere rechtgeaarde Nederlander in overheidsdienst is “Boos op Koos”.
Onoverbrugbaar is het verschil van mening over de rol van de collectieve sector in de samenleving. Het kabinet wil deze koste wat kost inkrimpen. Ruding: ‘Het probleem was dat in de jaren daarvoor het aantal ambtenaren en uitkeringstrekkers extreem was gestegen, terwijl het aantal werkenden in het bedrijfsleven te veel was gedaald. En dat is wel de basis die alle overheidsuitgaven moet financieren. Dat hebben we willen rechttrekken.’ Ruding erkent dat het een ‘vervelende maatregel’ betrof, maar benadrukt dat tegelijk met de salariskorting ook arbeidstijdverkorting was voorgesteld. Dit om de hoeveelheid werk zoveel mogelijk te verdelen, zodat er geen ambtenaren ontslagen hoeven te worden. Daarmee stelde het kabinet werk boven inkomen en dat is in de woorden van de oud-minister ‘een goede sociale maatregel’.
Overleg lijkt gedoemd te mislukken. Volgens Pont is er geen sprake van een gelijkwaardige positie: 'Onderhandelen, zodat je uiteindelijk kon zeggen de partijen zijn het eens, beklinken iets, dat was in die tijd absoluut nog niet aan de orde.' Toch gaan bonden en kabinet op vijf oktober 1983 met elkaar om de tafel zitten. Rietkerk wil de ambtenaren nog eens informeren over de economische noodzaak van de maatregelen. Maar Pont hoort niet veel nieuws op die vijfde oktober: ‘Rietkerk zat er bij alsof hij nog eens keer moest uitleggen, meer niet, dat het allemaal onontkoombaar was. Het eigen gelijk van het kabinet straalde daar wel weer van af.’
De one-man show van een bemoeizieke premier
Tegen de achtergrond van het mislukte overleg vinden de eerste acties en demonstraties plaats. Werkonderbrekingen bij de PTT leiden tot rijen bij het postkantoor. Stiptheidsacties, een grote demonstratie op de Dam en betogingen op het Binnenhof zijn dagenlang voorpaginanieuws. Ondertussen schaart de Tweede Kamer zich in meerderheid achter het kabinet.
Maar de ambtenarenbonden weigeren zich stil te houden, met Jaap van der Scheur voorop. De charismatische vakbondsman buldert in de microfoon als hij zegt dat ‘acties soms zo gerechtvaardigd zijn, dat de uitkomst niet telt.’ Hij peilt de actiebereidheid onder zijn leden, en die blijkt groot. Ambtenaren worden gemobiliseerd voor hardere actie, het land begint al aardig warm te lopen…
Totdat daar ineens de minister-president is. Op 1 november belt Ruud Lubbers met de NOS. Hij zegt in het achtuurjournaal een persconferentie te willen geven, een zeer ongebruikelijke aankondiging. Niemand weet waar het over gaat. Tot op het laatste moment blijft onduidelijk wat hij van plan is. Tot ongeloof van velen, niet in de laatste plaats van zijn kabinet, maakt Lubbers in het journaal een gebaar aan de bonden. Hij zegt een half procent van de salariskorting af te willen afhalen. In plaats van 3.5 procent te korten volstaat hij met drie procent. De premier heeft gesproken, maar op eigen houtje besloten, zo zal later blijken.
Rietkerk is woedend. Lubbers blijkt achter zijn rug om het wisselgeld voor nader overleg te hebben verspeeld. Dit betekent dat de toch al niet populaire Rietkerk bij de volgende onderhandelingen met lege handen staat. Pont: ‘Zelfs dit kleine beetje, die kleine handreiking, was niet iets wat Rietkerk mocht brengen. Hij mocht alleen maar de slechte boodschap brengen.’ Ook de rest van het kabinet is niet ingelicht. De ministers moeten het nieuws vernemen via de televisie. Ruding kan zich er nog over opwinden. Eufemistisch noemt hij Lubbers manoeuvre ‘niet een van de meest glorieuze dagen van goede samenwerking tussen ministers.’ En dan beslist: ‘het was eens, maar nooit meer!’
Het schemert op het ministerie
Tot een kabinetscrisis komt het net niet, maar evenmin leidt Lubbers’ ‘one-man show’ tot een oplossing van het loonconflict. Pont: ‘Hij dacht dat hij een gebaar moest maken, en dat hij daar mee weg kon komen. Bovendien ging het natuurlijk nergens over. Als je over 3.5 procent verschil van mening praat, en er is een tegemoetkoming van een half procent, dan moet toch iedereen weten dat dat veel en veel te weinig is.’
In de Bruins Slotzaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken vindt op 2 november, de dag na de interventie van Lubbers, het tweede grote overleg plaats tussen bonden en kabinet. Buiten hebben zich honderden mensen verzameld die tegen de muren van het ministerie opklimmen en in de vensterbanken gaan staan. Binnen wordt het daardoor donker, haast onheilspellend. Pont: ‘Dat was intimiderend kan ik me voorstellen, niet voor ons, want wij voelden ons geruggensteund natuurlijk, maar het was toch intimiderend voor de minister van Binnenlandse Zaken. Die zat er bij als een zombie.’
Intimiderend of niet, Rietkerk negeert het hele spektakel en draait onaangedaan zijn verhaal af. Weer legt hij uit dat de korting gerechtvaardigd is en weer willen de bonden daar niets van horen. Ruding verdedigt zijn collega: ‘Eens moet je zeggen: dit hebben we meegedeeld, dit is onze grens, daar houden we aan vast. Rietkerk was een standvastig man, ik kon uitstekend met hem samenwerken!’
Een strijdbaar volkje
De AbvaKabo concludeert dat het overleg definitief mislukt is. Omdat met praten niets meer valt te bereiken, kondigen van der Scheur en Pont acties aan. En niet zomaar acties: allesomvattende maatschappelijke ontwrichting, voor minder doen de heren het niet. Het is tijd voor echte stakingen. Pont: ‘We hebben er bijgezegd dat het waarschijnlijk lang zou gaan duren. Dat het niet beperkt kon blijven tot een lunchbijeenkomst links of rechts of een demonstratieve bijeenkomst hier of daar. Dat het gaat om acties met ingrijpende gevolgen voor het functioneren van de samenleving.’
En ontwrichtend zullen de acties worden. Het is de tijd van vóór de grote privatiseringen, het aandeel ambtenaren is veel groter dan dat nu het geval is. Het NS-personeel is ambtenaar en alle mensen in dienst van de PTT ook. En dat zullen de mensen weten. Pont wil dat iedereen last heeft van de acties. ‘Ze moesten merken dat ambtenaren ook zaten bij de reinigingsdienst en de posterijen. Dat de hele infrastructuur in dit land draait om ambtenaren.’
Het huisvuil wordt niet opgehaald en de post niet bezorgd. De stakingen bij de reinigingsdiensten en de posterijen zullen twee weken lang het hart van de acties vormen. Grote steden blijven in hun huisvuil zitten. Overal hopen vuilniszakken zich op. Ratten bijten zich een weg door het plastic. De postkamers van de PTT puilen uit. Containers zijn overvol, acceptgiro’s worden niet verwerkt. De televisie trakteert op sjoelende postsorteerders en kaartende postbodes. Lang volhouden is de strategie. Naast stakingen worden de stiptheidsacties opgevoerd, tot grote frustratie van gedupeerden, die ook steeds meer van zich laten horen. Bij de douane en het veer in Vlissingen staan enorme rijen chagrijnige chauffeurs, omdat ieder papiertje nauwgezet gecontroleerd wordt. Het is volbracht: het land is ontregeld.
De burger moet last van de acties ondervinden. En dat gebeurt ook. Probleem is alleen dat de burger weinig kan veranderen aan het regeringsbeleid. Hoe hard de bonden ook blijven roepen dat gedupeerden met hun klachten in Den Haag moeten zijn, toch keren veel mensen, en vooral middenstanders zich tegen de bonden. Winkeliers kunnen geen bestellingen via de post doen, huisvuil stapelt zich op voor de gevels, exporteurs verliezen klanten aan het buitenland en het winkelend publiek kan de binnenstad niet vinden zonder openbaar vervoer. En dat terwijl het langzaam december wordt, de sinterklaasinkopen moeten worden gedaan en de kerstkaarten klaar liggen om verstuurd te worden.
‘Begrijpelijk, maar wel heel flauw’
De actievoerders wordt politieke actie verweten. Maar mr. M. Wijnholt, destijds president van de rechtbank in Den Haag, zegt daarover: ‘Ik heb nooit gemerkt dat de AbvaKabo van plan was om de regering naar huis te sturen.’ Volgens de rechter zijn politieke acties moeilijk met wetgeving in verband te brengen. Toch zat er wel een politiek aspect aan de ambtenarenstaking, omdat er een wet tot stand dreigde te komen waarbij de salarisvermindering werd vastgelegd. En die zou de steun van de meerderheid van de Kamer krijgen. ‘Iedereen wist dat de Kamer achter de regering stond. Als je dan doorgaat met stakingen dan is het verwijt van politieke acties op zichzelf begrijpelijk. Begrijpelijk, maar wel heel flauw’, vervolgt Wijnholt ‘want het is gewoon een conflict over arbeidsvoorwaarden. Dat de tegenpartij nou toevallig regering is, doet daar niets aan af. Werkgevers en bonden hebben alleen met de regering als werkgever te maken. Het was puur een arbeidsconflict. Met natuurlijk wel politieke aspecten, maar niettemin.’
Maar de schade groeit. Omdat de regering geen initiatief toont, moeten gedupeerden zelf het heft in handen nemen. Het enige middel dat ze voorhanden hebben, is de rechterlijke macht. In 1983 bevindt het stakingsrecht van ambtenaren zich in een schemerpositie. In de jaren zestig tekende Nederland een Europees verdrag waarin het algemene stakingsrecht was vastgelegd, maar Nederland maakte een voorbehoud voor ambtenaren. Dat voorbehoud werd echter nooit geregeld in de wet. Het gevolg is dat de hele maand november in het teken staat van kort-gedingen, maar liefst twaalf worden er gevoerd. De NS sleept de vakbond voor de rechter, maar verliest het geding. De staat heeft meer succes; politieagenten mogen niet langer staken vanwege hun uitzonderlijke positie.
Op 11 november spant de Nederlandse Organisatie voor Tijdschriftuitgevers (NOTU), onder leiding van Ted Oonincx, in Den Haag een kortgeding aan tegen de vakbond. De uitgevers die door Oonincx vertegenwoordigd worden, kunnen hun tijdschriften niet laten bezorgen. Een strop. ‘Zodra een tijdschrift niet wordt bezorgd, ben je op twee markten niet het presteren. Op de lezersmarkt en op de adverteerdersmart. Als uitgever ben je zeer beducht voor die laatste groep’, zegt Oonincx. Hoe langer de acties duren, des te zenuwachtiger hij wordt. Hij zet zelf een alternatieve bezorgdienst op poten, en kan daardoor het verlies enigszins beperken. Desalniettemin is de schade enorm. Het zijn gouden tijden voor de particuliere bezorgdiensten.
Wijnholt, die het geding van de NOTU behandelde, zegt: ‘het belangrijkste criterium was daarbij het grondrecht om actie te voeren. Er moet steeds een weg worden gevonden tussen erkenning van het stakingsrecht en erkenning van belangen van mensen die door een actie geschaad worden.’ Hoelang mag het duren? Dat is de vraag waar de rechter zich over moet buigen. En volgens Wijnholt is het op 11 november nog te vroeg om de poststaking te verbieden. Dat zou een miskenning van het stakingsrecht zijn geweest. ‘De tijdschriftenuitgevers waren natuurlijk behoorlijk gehandicapt, geschaad en gehinderd in hun werk, maar that’s all in the game.’
De vordering wordt dus afgewezen. Winkeliers klagen, postorderbedrijven en tijdschriftuitgevers zien hun omzet kelderen, maar de stakers mogen doorgaan. Maar Wijnholt laat het daar niet bij. Hij geeft staat en bonden een ongewoon bevel, namelijk om weer om de tafel te gaan zitten. ‘Je kunt als rechter een vordering toewijzen of afwijzen, maar je kunt ook eens wat anders verzinnen. Zoals die staking politieke aspecten had, zo had dat vonnis natuurlijk ook politieke aspecten. Maar so what?’
‘Het mocht, maar het mag niet meer’
Wijnholt bedoelt het goed, maar het overleg mislukt. Van der Scheur en Pont stappen op. ‘Een keer komt het je je neus uit. Iedere keer dat herhalen, dat voortdurend herhalen van het eigen gelijk van het kabinet. Geen enkele ruimte biedend. Tijd verspillen, we zaten daar tijd te verspillen met allemaal volwassen mensen’, zegt Pont. ‘Een keer moet je daar toch een punt achter zetten.’
Het mislukte overleg is voor Oonincx aanleiding om het nog een keer te proberen. Inmiddels zijn er twee weken verstreken. Twee weken waarin de ‘chaos en de rotzooi ontzaggelijk waren toegenomen’ volgens Wijnholt. De hinderlijke gevolgen van de stakingen zijn ‘zo exponentieel, zonder proportie, met versnelde beweging’ toegenomen, dat de rechten van de werknemers moeten wijken voor een beetje orde in de samenleving. Wijnholt vindt dat het stakingsrecht op 25 november zijn werking gehad. Twee weken lang hebben werknemers druk kunnen zetten, maar nu zijn de gevolgen zo groot dat het afgelopen moet zijn. Wijnholt: ‘Het recht dat je hebt om te staken, betekent immers niet het recht dat je hebt op het winnen van de staking.’
En daarom wordt een staking verboden, die veertien dagen eerder is toegestaan. Een unicum. Wijnholt heeft lang nagedacht over de beslissing, maar de onevenredige toename van de schade geeft de doorslag. En zo spreekt hij de befaamde woorden: ‘het mocht maar het mag niet langer.’ Een paar uur na Wijnholts uitspraak, wordt er weer volop in de postkamers gewerkt. Met de beëindiging van de poststaking is de angel uit het hele ambtenarenverzet. Langzaam worden alle acties afgebouwd.
Het kabinet is blij, de gedupeerde middenstanders zijn blij, het publiek is blij. En de bonden? Zelfs de bonden kunnen ondanks de overheersende teleurstelling met opgeheven hoofd het strijdperk verlaten. De rechters hebben hen in staat gesteld om zonder gezichtsverlies hun acties te beëindigen. Want zoals de president van de Rotterdamse rechtbank mr. Nivard zei: ‘Het is veel moeilijker een einde aan een staking te maken dan een begin. Als je weet hoe je de beer los laat moet je ook weten hoe je die weer in zijn hok krijgt.’ En is het nu allemaal voor niets geweest? Volgens Pont niet: ‘In feite is het stakingsrecht verworven toen in 1983. Doordat we het zijn gaan doen, hebben we uiteindelijk van de rechters gelijk gekregen. Het conflict was ernstig genoeg om dit soort middelen te gebruiken.’
Tekst: Marl Pluijmen
Research: Laura van Hasselt, Yfke Nijland, Marl Pluijmen
Samenstelling en regie: Yaèl Koren
Literatuur
P. Broertjes en A. Joustra, Reportage van een Hollandse herfst (Amsterdam 1984).
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: