Aan de vooravond van een nieuw EU-voorzitterschap keert Andere Tijden terug naar het Europees voorzitterschap van 1991. Dit wordt vooral bekend door het Verdrag van Maastricht. Maar ook door Zwarte Maandag. De aanloop naar dit verdrag verloopt niet vlekkeloos. Op maandag 30 september 1991 gaat het mis; bijna alle Europese lidstaten vegen de Nederlandse ontwerpverdragtekst voor de Europese Politieke Unie van tafel. Dit tegen de verwachting van Premier Lubbers en minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek in. In Andere Tijden een reconstructie van de aanloop naar en de afloop van deze "Zwarte Maandag". Een verhaal over de hogere, Europese diplomatie.
Het Luxemburgse plan
Weinig gemeenschaps-belang
‘We zijn afgegaan als een gieter,’ zegt minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek na afloop van de bijeenkomst met Europese collega-ministers in Brussel op maandag 30 september 1991. Eerder hebben de Europese lidstaten afgesproken dat aan het eind van 1991 de Europese Monetaire Unie (EMU) moet functioneren èn dat tegelijkertijd de Europese Politieke Unie (EPU) een feit moet zijn. Hans van den Broek, staatssecretaris Piet Dankert van Europese Zaken, en premier Ruud Lubbers weten dat ze een ernstige inschattingsfout hebben gemaakt. Vooral Lubbers weet dat hij nu alles op alles moet zetten wil Nederland in december 1991 in Maastricht nog met een degelijk verdrag voor de dag komen.
Het eerste half jaar van 1991, voorafgaand aan het voorzitterschap, is Luxemburg nog voorzitter van de EG. Er worden twee conferenties gestart die moeten leiden tot de EMU en de EPU. De Luxemburgse regering geeft bij gebrek aan een eigen ambtenarenapparaat de permanent vertegenwoordiger (pv) bij de EG in Brussel een volmacht om met een voorstel op tafel te komen. De pv’s, de EG-ambassadeurs in Brussel, vertegenwoordigen samen met het secretariaat van Europese Ministerraad de stemmen van de afzonderlijke lidstaten. De Europese Commissie komt op voor de Europese Gemeenschap als geheel. Omdat het EPU-verdrag een soort grondwet van Europa dreigt te worden, waarin de taken van deze instellingen afgebakend worden, is iedereen uiterst oplettend. Want een EPU-verdrag met meer nadruk op de Europese gemeenschap zou namelijk de macht van de commissie vergroten, maar een verdragtekst waarin de nadruk meer ligt op het overleg tussen lidstaten zou juist de ambtelijke heerschappij van de permanent vertegenwoordigers en het staatssecretariaat in Europa versterken.
De Europese Politieke Unie is een term die is eigenlijk uitgevonden om aan te geven dat wanneer je werkt aan een Economisch Monetaire Unie je er eigenlijk nog iets tegenaan moet zetten. Je moet andere politieken ook coördineren, want ‘een Economisch Monetaire Unie in een vacuüm, dat werkt niet. En dus die andere politieken die bestonden uit een verdere uitwerking van wat al in de Europese Verdragen lag, met eventueel nieuwe terreinen zoals het Veiligheidsbeleid, en eventueel op termijn zelfs Defensie. Dat werd aangeduid met de verzamelkreet ‘Europese Politieke Unie’, licht Ronald van Beuge toe, destijds Directeur Generaal Europese Samenwerking.
In april 1991 ziet het Luxemburgse plan het licht. De Europese commissie krijgt een beperkte rol in verschillende belangrijke dossiers., als het aan de Luxemburgers ligt. Volgens het plan kunnen op het terrein van justitie, politie, buitenlands- en veiligheidsbeleid de regeringen onderling afspraken maken. Van het gemeenschapsbelang binnen Europa blijft weinig over. De Nederlanders lezen het plan en zijn het er op veel punten niet mee eens. Nederland kiest liever voor meer macht van de Gemeenschap en dus voor meer macht aan de Europese Commissie die voorrang geeft aan het algemeen belang. Op 28 en 29 juni ontmoeten de Europese regeringsleiders elkaar in Luxemburg en premier Lubbers maakt daar duidelijk dat hij zich niet gebonden voelt aan de Luxemburgse EPU-tekst. De Franse president Mitterrand vindt dat de Luxemburgse verdragtekst precies goed is en hij kijkt al uit naar de ondertekening hiervan in Maastricht, in december 1991. Wanneer blijkt dat anderen nog over de tekst willen discussiëren, reageert hij afwijzend. In Den Haag is de overtuiging inmiddels gegroeid dat de Luxemburgse verdragtekst op essentiële punten gewijzigd moet worden.
Voorbereidingen
Het plan lekt uit
Op 2 en 3 juni 1991, ruim drie weken voor de Luxemburgse top, is er een informele bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken in Dresden. Jacques Delors, de voorzitter van de Europese Commissie, is daar ook aanwezig en hij houdt een stevig pleidooi voor een EG zonder aparte beleidsterreinen voor de nationale regeringen. Alleen op die manier is een federaal Europa te verwezenlijken, maakt hij duidelijk. Hij spreekt zich uit tegen het Luxemburgse plan. Acht lidstaten zeggen Delors’ visie te delen. Alleen Groot-Brittannië, Frankrijk, Denemarken en Ierland sputteren tegen. Vooral Frankrijk verzet zich tegen de gedachte dat de Europese Commissie in de toekomst het buitenlands beleid zal gaan bepalen. Dat zou betekenen dat de grote landen binnen Europa minder invloed krijgen.
Halverwege het
Op 1 juli is het dan eindelijk zo ver: het komende half jaar is Nederland de trotse voorzitter van de EG en minister Van den Broek is van plan er een bijzonder half jaar van te maken. Nederland werkt hard aan het eigen plan maar de Nederlandse permanent vertegenwoordiger in Brussel, Peter Nieman, wordt hier niet bij betrokken.
Begin juli komt een klein gezelschap bijeen in het Torentje in Den Haag. Lubbers ontvangt Van den Broek, Dankert en een aantal topambtenaren. Op dat moment bepalen zij de strategie voor het komende half jaar: het Luxemburgse plan moet worden aangepast. De Gemeenschap, en dus de Commissie, moet meer invloed krijgen.
Directeur Generaal Europese Samenwerking Ronald van Beuge herinnert zich het overleg in het Torentje aan het begin van het voorzitterschap nog goed: ‘Al in begin juli is er een bijeenkomst geweest onder politieke leiding van de premier zelf, die zeg maar, het tijdspad heeft uitgezet. Lubbers zei: “Luister eens, we gaan er wat aan doen.” Er was toen nog geen uitgekristalliseerd plan om een heel nieuw verdrag te schrijven. Maar er was wel het gevoel dat de zaken op een andere manier gedaan moesten worden. Minder in Brussel door de groep van permanente vertegenwoordigers en misschien toch iets meer ook in contacten tussen de hoofdsteden. Het gevoel heerste dat het proces toch te sterk Brussel-gestuurd was geweest.’ Lubbers wilde meer op politiek niveau de op ambtelijk niveau de zaken regelen en trok de voorbereidingen daarom meer naar Den Haag toe.
Op 29 augustus 1991 overleggen Dankert, Lubbers, Van den Broek en Kok. Wim Kok is aanwezig als vice-premier en als minister van Financiën. In die laatste hoedanigheid is hij betrokken bij de totstandkoming van de EMU. De aanwezigen besluiten een aantal lidstaten te benaderen om te horen hoe er over het plan gedacht wordt. Optimistisch reist Piet Dankert eerst naar Brussel om een voorlopige versie van het Nederlandse plan aan Jacques Delors en de Belgische regering te overhandigen. Drie dagen later gaat Dankert naar Bonn en laat ook daar de voorlopige tekst zien.
Tot grote schrik van Buitenlandse Zaken lekt het plan binnen een week in Straatsburg uit. Daarom krijgen alle Nederlandse ambassadeurs van Buitenlandse Zaken overhaast de opdracht de regeringen van de EG-hoofdsteden in te lichten. Staatssecretaris Dankert schrijft op 4 september in een brief aan de Ministerraad: ‘In weerwil van de volstrekt gerespecteerde confidentialiteit is de betreffende tekst inmiddels uitgelekt in de richting van het Europees Parlement.’
De permanente vertegenwoordigers in Brussel en het raadssecretariaat zien precies bevestigd waarvoor ze al vreesden: meer macht voor de commissie en meer macht voor het parlement. De permanente vertegenwoordigers voelen zich verraden en gaan openlijk de strijd aan. De tekst is nog niet eens definitief maar de messen zijn al geslepen. Peter Nieman, de Nederlandse permanente vertegenwoordiger in Brussel, had al een paar keer laten weten dat in Brussel niet echt enthousiast gedacht werd over de Nederlandse koers. ‘Ik vond het mijn taak vanuit Brussel om de heren te informeren over de tegenkrachten, die zeer, zeer sterk waren vanuit Brussel. Dat ondervond ik. Bij elke vergadering die ik had, voelde ik al aankomen wat er ging gebeuren. Ik heb vaak Den Haag gewaarschuwd.’, zo blikt hij terug vanuit zijn sfeervolle huis in het Zeeuwse Veere.
Brussel, 26 september 1991
Irritaties bij Van den Broek
Het is 26 september 1991 en de permanent vertegenwoordigers zijn bijeen in Brussel om over het definitieve Nederlandse EPU-voorstel te praten. De Nederlandse pv Peter Nieman zit de vergadering voor. De Nederlandse delegatie wordt geleid door de Directeur-Generaal Europese Zaken Ronald van Beuge. Tijdens de vergadering blijken Van Beuge en Nieman elkaar in de weg te zitten. Nieman kapt Van Beuge diverse keren af als hij de Nederlandse opvattingen naar voren wil brengen. Nieman leest tijdens de vergadering een brief van premier Lubbers voor die hij aan de regeringsleiders van de EG-lidstaten heeft gestuurd als introductie van het EPU-voorstel. Nieman is ontstemd over de brief omdat hij vindt dat er voor hem geen onderhandelingsruimte meer overblijft. De boodschap van Lubbers is dat de politiek een standpunt heeft ingenomen de pv’s afstand moeten bewaren. Veel pv’s vatten deze uitlating op als provocatie.
Nieman: ‘Er waren acht lidstaten die zich carrément uitspraken tegen die opstelling. Toen ik dat hoorde, dacht ik dat het geen zin meer had om verder te praten.’ Uiteindelijk keren zich op 26 september zeven van de twaalf landen zich tegen het Nederlandse voorstel en maken duidelijk dat de Luxemburgse tekst de basis van onderhandelingen moet zijn. Vijf landen houden zich op de vlakte. De Duitsers en de Belgen willen wel verder discussiëren. Maar Nieman schorst de vergadering, omdat hij vindt dat de verschillen van mening te groot zijn. Bovendien wil hij zijn vingers niet branden aan een eventuele politieke discussie.
Van Beuge: ‘Ik ben bang dat hier heeft meegespeeld dat Nieman van het begin af aan van mening was dat Nederland op een volstrekt verkeerd spoor zat. Voor er überhaupt een voorstel geschreven was. Hij heeft ook het Luxemburgse ontwerp ten volle gesteund. En als je nu heel vaak hoort van “wat jullie willen, kan überhaupt niet”, dan komt er een moment waarop je af gaat vragen of het de boodschapper of de boodschap is.’
Nieman stuurt de avond van de 26e september een fax naar minister Van den Broek die in New York samen met de andere EG-ministers van Buitenlandse Zaken de algemene vergadering van de Verenigde Naties bijwoont. ‘Toen heb ik dus een telegram gestuurd aan Van den Broek, in New York. En gezegd waar zijn plannen stonden, hoe het gesteld was met zijn plannen en wat de mogelijkheden waren. Daar schijnt hij van geschrokken te zijn.’ , zegt Nieman.
Van den Broek schrikt inderdaad van het bericht. En als hij ook nog een verslag van de Britse pemanente vertegenwoordiger onder ogen krijgt waarin ongeveer hetzelfde staat, weet Van den Broek dat hij in zwaar weer zit. Veel tijd om over de problemen te praten heeft hij niet; zijn agenda is vol en een aantal ministers is reeds vertrokken. Woordvoerder van minister Van den Broek Dig Istha herinnert zich dit moment nog goed: ‘De Minister wist gewoon niet wat hij er nou van moest denken. Bij hem begonnen toch ook wel langzamerhand wat twijfels naar boven te komen. Ik heb toen via een bevriende Britse diplomaat het verslag gekregen dat de Britten gemaakt hadden van diezelfde vergadering van de 26ste. Dat is een beetje ongebruikelijk, maar we moesten toch wat. Ik heb dat ook aan de minister laten lezen. En hem gezegd: “Kijk nou eens, het wijkt helemaal niet af van wat Nieman schrijft. Het is dezelfde vergadering en het is min of meer hetzelfde verslag. Het is echt waar.” Toen merkte ik eigenlijk wel dat hij geïrriteerd begon te raken.’
Zondag 29 september 1991
Meeste landen achter Nederlands plan?
Vervolgens komen premier Lubbers, minister Van den Broek en staatssecretaris Dankert komen voor spoedberaad bijeen op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Vijf topambtenaren van Buitenlandse Zaken, de raadadviseur van Lubbers en Nieman zijn er ook bij. Lubbers spreekt zijn bezorgdheid uit en twijfelt over de haalbaarheid van het Nederlandse plan. Maar minister Van den Broek wil toch vasthouden aan het Nederlandse plan. Hij heeft het stuk nog eens goed bestudeerd, zegt hij, en is overtuigd dat het een haalbaar plan is.
Dankert houdt daarbij een overtuigend verhaal, waarin hij aangeeft wie er allemaal achter hem staan. Alleen vanuit Frankrijk, beweert Dankert, zijn de geluiden niet zo gunstig. De Fransen zeggen voor het Luxemburgse te zijn en dus tegen het Nederlandse plan. En wat doen de Duitsers? Volgens Dankert zit dat wel goed. Hij heeft zijn Duitse evenknie gesproken en zij heeft Dankert er van overtuigd dat Duitsland positief is over de Nederlandse EPU-tekst.
Maar in het verleden is echter vaker gebleken dat de Duitsers de Fransen volgden dus waarom zouden ze dat nu niet doen?
Jan van der Tas, oud-ambassadeur in Duitsland was erbij die dag. ‘De teneur was inderdaad dat wij op de Duitse steun konden rekenen, mits en dat gold ook voor de Bondskanselier, werd ons daar gezegd, er nog iets meer zou worden gedaan voor het Europese Parlement. En mits er iets krachtiger samenwerking op Buitenlands Politiek gebied zou komen om de Fransen tevreden te stellen.’, zo herinnert hij het zich.
Zwarte Maandag
EPU plan finaal afgekraakt
Dan is het 30 september. De bijeenkomst in Brussel begint. Minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek is voorzitter. Hij opent de vergadering en geeft toelichting op het Nederlandse voorstel voor de EPU. Na zijn toelichting geeft Van den Broek zijn collega’s de kans te reageren. Hij geeft het woord aan zijn Luxemburgse collega Jaques Poos. En dan gaat het mis. Hij kraakt het Nederlandse plan tot de grond toe af. Poos is verbolgen over het feit dat Nederland voorbij is gegaan aan het Luxemburgse plan dat na afloop van ‘zijn’ voorzitterschap beschreven werd als de basis voor verdere onderhandelingen.Vervolgens kraken de Britten, de Fransen, de Denen en ook de Italianen het plan af.
Van Beuge: ‘Tot niet geringe verbazing van Dankert en mijzelf begon de minister met een tafelronde over links, en toen begon hij natuurlijk bij meneer Jacques Poos, de Luxemburgse minister. Die buitengemeen gepikeerd was over deze zaak, want die beschouwde dit verdrag nog veel meer als zíjn product, dan zelfs premier Santer. Nou dan ga je door, dan kom je bij de Deen, Ellerman-Jensen, die maakte er een hele act van. En de Italiaan De Michelis, buitengemeen negatief.’
Als ook de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Hans Dietrich Genscher, de laatste die aan het woord komt, het plan van tafel veegt, is duidelijk dat de situatie hopeloos is.
Dig Istha: ‘Het ging eigenlijk tamelijk rap. De vergadering begon en de ene delegatie na de andere delegatie zei eigenlijk precies wat er al wekenlang gezegd werd, namelijk dat het Nederlandse voorstel niet acceptabel was. De Duitsers hadden heel lang hele gemengde signalen uitgegeven maar Genscher, in zijn befaamde gele vest, maakte gehakt van dat Nederlandse voorstel. Toen begrepen we wel dat het foute boel was.’
Van den Broek schorst de vergadering en nog in de delegatiekamer concludeert hij: ‘We zijn afgegaan als een gieter.’ Nieman zegt hierover: ‘Het is naar, want je bent toch vertegenwoordiger van je land en je ziet je land afgaan, dat is niet mooi.’
De reputatie van Buitenlandse Zaken is aangetast. Er is nu nog maar een manier de zaak te redden voor het begin van de top in Maastricht in december. Lubbers zelf moet zich er intensief mee gaan bemoeien.
Tegenstrijdige berichten
'Onverkoopbaar'
Het verschil tussen het Nederlandse voorstel en het Luxemburgse voorstel is dat het justitie, politie, buitenlands- en veiligheidsbeleid bij de Europese Politieke Unie horen. Ze zullen worden ondergebracht onder een zogenoemd communautair dak. Nederland wilde dit bij Europa onderbrengen in de communautaire structuur. Dit betekende meer bevoegdheid voor de Commissie, sterke voorstelbevoegdheid, en bevoegdheid voor het Hof. En ook een versterkte bevoegdheid voor het Europees Parlement. Kortom minder bevoegdheid voor de afzonderlijke landen en meer voor Europa als geheel.
Het Luxemburgse voorstel neemt genoegen met de zogenoemde peilerstructuur. Dus naast de communautaire structuur zouden nog twee aparte peilers bestaan, waarin het justitie, politie, buitenlands- en veiligheidsbeleid geregeld worden. Dus: geen Commissie, geen Hof en een verzwakte inspraak van het Europees Parlement. Dat betekent eigenlijk: het Luxemburgs voorstel laat meer zelfstandigheid aan de lidstaten over, op allerlei beleidsterreinen, zoals Buitenlands Beleid en Defensie. En daarmee meer invloed voor de grote staten.
Ambassadeur Nieman beschrijft de houding van zijn Brusselse collega’s als veelal afwijzend. ‘De Fransen waren zeer sterk gekant tegen onze “dakstructuur”, de communautaire structuur. De Britten, daar hoefde je nauwelijks over te spreken, want dat wist iedereen wel, die waren kardinaal tegen dat soort structuren en die zijn altijd sterk geweest voor een meer inter-gouvermentele benadering. De Italianen; de ene keer wist je niet wat ze wilden en de andere keer weer wel.’, karaktiseert hij de verhoudingen. Ook de Spanjaarden, de Portugezen en de Luxemburgers waren sterk voor het concept van de Luxemburgers. Alleen de Belgen waren zeer sterk op de hand van Nederland. Maar niet alle lidstaten waren zo uitgesproken. Nieman: ‘De Duitsers, daar kon je niet goed hoogte van krijgen. Ik luisterde wel naar mijn Duitse collega maar over de structuur liet hij zich toch nooit zeer uitgesproken uit. Ik heb zeer goed begrepen dat het laatste woord over hoe de Unie verder gerund en gestructureerd zou moeten worden, in handen was van het Bondskanselierschap.’
Op ambtelijk niveau echter, waren de geluiden heel anders. De Duitsers bleken Dankert verteld te hebben dat ze het Nederland voorstel steunden. Nieman: ‘Dankert is naar Duitsland geweest en hij heeft geluisterd naar staatssecretaris Lautenschlager. Hij kwam terug met het verhaal dat het met de Duitsers wel goed zat. Maar hij was niet op het kantoor van de Bondskanselier geweest. Daar had hij waarschijnlijk een heel ander verhaal gehoord.’, aldus Nieman.
Dankert rapporteerde dat ook de Italianen het Nederlandse plan steunden. ‘Dankert had iemand naar Rome gestuurd en die kwam terug met een verhaal “dat de Italianen ons concept erg interessant vonden. Interessant en mooi.” Dat heb ik ook nooit tegengesproken, ik heb altijd gezegd: “Jullie concept is mooi. Zit goed in elkaar. Voortreffelijk geformuleerd.” Het zat goed, inhoudelijk en qua concept was het een mooi concept. Maar het was onverkoopbaar. Onverkoopbaar.’, roept hij ook nu nog uit.
In tegenstelling tot Dankert krijgt Nieman keer op keer van zijn Brusselse collega’s te horen dat het Nederlandse plan toch echt niet haalbaar is. ‘Ergens in september, schoot mijn Italiaanse collega mij aan. En die zei: “Luister eens, ik heb hier een boodschap van míjn minister, minister De Michelis aan jouw minister, en met het dringende verzoek om dat goed, duidelijk over te brengen. Volgens Italië is het Nederlandse concept absoluut niet vatbaar voor onderhandeling, punt, dat is het.” Ik zei: “Is het zo pertinent? Zo categorisch? Zeer zeker, zei hij. Dat is het en geloof me, dat blijft het.” Dat kreeg ik te horen van de Italiaanse ambassadeur.’ Nieman heeft deze informatie doorgegeven aan de ambtenaren in Den Haag maar vermoedt dat de boodschap genegeerd werd.
Ook de Franse minister van Buitenlandse Zaken Dumas meldde volgens Nieman aan Van den Broek dat Frankrijk er niet over piekerde om te onderhandelen en aan een consensus mee te werken, op basis van het Nederlandse concept. ‘Op een goede dag zit ik naast Van den Broek,’zo herinnert Nieman zich, ’in het Torentje, om weer te praten over alles en nog wat en toen had ik een kopie gekregen van dat memorandum, van Dumas aan Van den Broek. Van den Broek kijkt ernaar en zegt: ”Oh, dat is van de staatssecretaris.” Van de Broek negeerde het feit dat het een boodschap was van Dumas. Ik zei: ”Hans, dan vergis je je, dit is menens.” Geen reactie. Kon hij niet gebruiken. Nou, wat moet je meer doen?’, vraagt Nieman.
Sonderen
Nutteloze cocktailprikkers
Directeur Generaal Europese Samenwerking Ronald van Beuge zegt hierover: ‘Er werd natuurlijk altijd ernstig naar de berichten van Nieman gekeken. Maar van begin af aan had hij waarschuwende berichten gestuurd. En er komt natuurlijk een moment waarop een lichte metaalmoeheid ontstaat. Dus het gevoel was: ”Laten we ook nog maar in die hoofdsteden gaan vragen.” Toen zijn we aan de sondage-ronde begonnen.’
Dig Istha, de woordvoerder van minister Van den Broek, beschrijft hoe de sondage-ronde in september verloopt: ‘De rechterhand van Dankert, Directeur van de Directie Europa Just de Visser, is op een gegeven moment alle Europese hoofdsteden langsgegaan. Soms alleen en soms met Dankert, om toch nog eens een keer een goed te sonderen, zoals dat in vaktermen heet; hoe de vlag er nou bij hing. Het merkwaardige feit deed zich voor dat de rapportage die uit Brussel kwam, van de ambassadeurs, van ambassadeur Nieman dus, niet erg positief was over het Nederlandse voorstel. De verhalen van ons eigen Directoraat, dat al die hoofdsteden langsging, waren veel positiever. Die waren soms zelfs juichend. En dat was natuurlijk een rare zaak.’
De ambtsberichten die Nieman stuurt laten niets aan duidelijkheid over. Nieman stuurt op 11 september het bericht: “Portugal heeft ernstige problemen met het voorstel.” Alsmede “Voor het Verenigd Koninkrijk is verdrag onaanvaardbaar”. Maar ambassadeur Nieman wordt steeds minder geloofd geeft ook Istha toe: ‘De Visser hoorde heel andere dingen in de hoofdsteden. Dus het was een beetje mysterieus. Dat komt wel vaker voor, maar hier was het nog een heel groot verschil. De Visser speelde een belangrijke rol en hij had geen enkele ervaring in het diplomatieke verkeer. Het was een ministerieambtenaar. En als je enige ervaring hebt in de Diplomatieke Dienst, dan weet je dat wanneer je als hoge ambtenaar naar een hoofdstad gaat en je gaat daar met je counterpart praten over iets en je counterpart zegt: ”Nou meneer, we vinden het een erg interessant voorstel en we zullen het bestuderen.”, hij dan zegt: “Meneer, we vinden het totaal waardeloos en we gooien het in de prullenbak.” Die vertaling van de diplomatieke taal was niet besteed aan deze ambtenaar. Ik denk dat dàt meegespeeld heeft.’, analyseert Istha achteraf. Wat ook meespeelt, is de verhouding tussen Nieman en staatssecretaris Dankert. ‘Dankert beschouwde de Diplomatieke Dienst over het algemeen als een verzameling nutteloze cocktailprikkers. En Nieman dan wel in het bijzonder.’, licht Istha toe.
Het begint Van Beuge zo langzamerhand te dagen dat Nederland er wat minder goed voorstaat dan eerder het geval leek. Maar ondanks alles verleent het Nederlandse kabinet op 20 september 1991 goedkeuring aan de voorlopige versie van het plan. ‘Het besluit om door te gaan is op politiek niveau genomen. Iedereen wilde coûte que coûte alles afsluiten in december, nog tijdens het Nederlandse voorzitterschap.’, beschrijft Van Beuge.
Hoe het toch nog goed kwam.
Lubbers verzamelt een vijftal mensen om zich heen met wie hij Maastricht moet gaan
‘redden’. Nieman is één van hen maar ook Dankert en Van den Broek maken deel uit van dit team.
Vanaf 19 november reizen Lubbers en zijn team door Europa met tassen vol papierwerk.
In elf hoofdsteden wordt gesproken over verschillende paragrafen en onderdelen waar nog wat aan kan of moet worden veranderd. De reis begint in Kopenhagen en Rome. De Italiaanse Minister van Buitenlandse Zaken De Michelis spreekt over meer macht voor het Europarlement, in Athene komt de defensieparagraaf ter sprake, in Madrid wordt stevig gesproken over de financiële bijdragen van rijke en arme lidstaten. In Dublin en Londen verlopen de gesprekken wat stroef en in Parijs en Bonn gaat het soepel. Maar uiteindelijk verloopt de missie redelijk voorspoedig en het lukt Lubbers en zijn team vele hobbels te verwijderen. Er ligt een concept verdragtekst voor de EPU. Inhoudelijk is de tekst sterk gebaseerd op het oorspronkelijke Luxemburgse voorstel. Het belangrijkste van alle inspanningen is dat de lidstaten op 7 februari 1992 in Maastricht de bijgeschaafde tekst ondertekenen. Maastricht is toch nog gered.
Tekst en research: Yfke Nijland
Samenstelling: Godfried van Run
Bronnen
Instituut voor Beeld en Geluid
ITN
BBC
Archief Ministerie van Buitenlandse Zaken
Literatuur
Diverse artikelen uit NRC, De Volkskrant, Vrij Nederland.
Michiel van Hulten, ‘The short life and sudden death of the Dutch treaty towards European Union’(scriptie 1994).
Michiel van Hulten, ‘Zwarte Maandag, een kroniek van een gemiste kans’, in: Hans Labohm (red.), De Waterdragers van het Nederlandse Europa beleid. Terugblik op 40 jaar DGES (Den Haag, Instituut Clingendael 1997).
Peter van Walsum, Verder met Nederland (Amsterdam, uitgeverij Balans 2001).
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: