Sinds het overlijden van Sylvia Millecam is de discussie over alternatieve genezers in Nederland weer hoog opgelaaid. Wat hebben handopleggers, kruidenvrouwtjes, magnetiseurs, acupuncturisten, homeopaten etc. eigenlijk te bieden? Door de gevestigde wetenschap worden kwakzalverachtige methodes genadeloos onderuit gehaald. Ze rieken naar winstbejag over de hoofden van wanhopig zieke mensen die vanzelfsprekend elke strohalm aangrijpen. Toch zijn in de loop der tijden uiteindelijk altijd alle mogelijke variaties op het ingestraalde water gedoogd. 'Baat het niet, het schaadt ook niet', lijkt het devies van de overheid. Bovendien heeft de patiënt tenslotte recht op een vrije keuze. Pas wanneer de kwakzalvers de reguliere artsenij in de weg zitten, springen de seinen op rood. Het lopende vooronderzoek rond de dood van Sylvia Millecam van het Openbaar Ministerie richt zich dan ook op de vraag of er tegen Jomanda en andere alternatieve genezers een officieel gerechtelijk onderzoek moet starten op grond van het feit dat zij Sylvia van de geëigende medische kanalen hebben weggehouden.
Een soortgelijke klacht in de jaren '50 tegen dokter Moerman, door de Vereniging tegen Kwakzalverij de grootste kwakzalver van de 20e eeuw genoemd, is destijds door het Medisch Tuchtcollege niet bewezen geacht. Desalniettemin liep de discussie rond de zelfbewuste Moerman en de reguliere wetenschap af en toe hoog op. Dat was vooral te wijten aan het feit dat Moerman en zijn aanhang zich niet wilden neerleggen bij een rol in de marge. Moerman was arts en wilde als zodanig geaccepteerd worden. Hij zocht daarom zelf de confrontatie en de discussie met de medische wereld. De rotsvaste overtuiging dat zijn dieet de oplossing van het kankervraagstuk zou zijn, vroeg in zijn ogen om officiële erkenning. Erkenning die hij nooit heeft gekregen.
Cornelis Moerman
Cornelis Moerman wordt op 6 januari 1893 geboren op het landgoed Hoogstad. Zijn familie bestaat voornamelijk uit vooraanstaande boeren, ingenieurs en doktoren en na zijn middelbare school wil Moerman Diergeneeskunde in Utrecht gaan studeren. Maar de Eerste Wereldoorlog gooit roet in het eten: in verband met de mobilisatie moet Moerman zich melden voor militaire dienst waarna hij tot 1918 onder de wapenen blijft. Na de oorlog verandert Moerman van studierichting en gaat hij Geneeskunde in Leiden studeren. Hier wordt zijn interesse voor kanker geboren maar ook zijn achterdocht tegenover wetenschappers. De eigengereide Moerman heeft tijdens de studie regelmatig aanvaringen met zijn professoren.
Als Moerman klaar is met zijn studie vestigt hij zich in 1929 weer op het ouderlijk landgoed in Vlaardingen, als eerste en enige huisarts. Hier heeft hij de ruimte om zijn duivenliefhebberij uit te oefenen, wat sinds zijn prille jeugd een hobby van hem is. Dezelfde duiven brengen hem op de gedachte van het kankervraagstuk. Volgens Moerman lijkt de stofwisseling van duiven meer op die van mensen dan de stofwisseling van muizen en ratten. Hij verneemt van medicijnenfabrikant Bayer, die muizen gebruikt om medicijnen te testen, dat het bij duiven, anders dan bij ratten of muizen, onmogelijk is om kunstmatig kanker te kweken. Bij Moerman wekt dit nieuwsgierigheid; welke factoren zijn er bij de duif dan aanwezig waardoor kanker uitblijft? Het idee dat voedsel hierbij een speciale rol moet spelen, wordt voor Moerman tezelfdertijd bevestigd door een toevallig reclamebiljet van Franse wijnbouwers. Hij leest de aanprijzing van de wijn met de vermelding dat het aantal kankerlijders in het betreffende wijndistrict lager is dan elders waar geen wijn wordt gebruikt. Door een experiment op zichzelf - Moerman neemt een glas zure wijn met jodium - raakt hij ervan overtuigd dat de stoffen in de wijn goed zijn voor de doorbloeding en daardoor een negatieve werking op kankergezwellen hebben.
Vervolgens gaat hij experimenteren met duivenvoer. Het duivenvoedsel bestaat uit erwten, bonen, maïs, gemalen vlees, halfgekookte rijst, levertraan, groenten, melk en water. Moerman geeft een paar duiven minder van deze stoffen voordat ze een wedstrijdvlucht maken en vergelijkt dat met duiven die volledig voedsel krijgen. Hij houdt de verschillen bij van hun conditie bij thuiskomst en komt zo tot zijn conclusie: er zijn acht essentiële stoffen die het lichaam nodig heeft om gezond te blijven en zo kanker te kunnen weren. Dit zijn ijzer, zwavel, jodium, citroenzuur, vitamine-a, -c, -e en vitamines van het b-complex. Als iemand deze stoffen niet binnen krijgt, raakt de stofwisseling zodanig van slag dat kanker het gevolg is. Kanker zou dan ook te genezen zijn met een dieet dat deze acht stoffen bevat. Dit inzicht bereikt Moerman in 1939 en dat is ook het jaar dat hij voor het eerst zijn dieet bij een patiënt toepast. Leendert Brinkman, wiens kanker door het ziekenhuis als 'terminaal' is gediagnosticeerd, komt in contact met Moerman en verklaart zich bereid de strenge voedselvoorschriften van dokter Moerman op te volgen. Enkele maanden later is de tumor verdwenen en wordt Brinkman officieel genezen verklaard. Achteraf betwijfelen de officiële artsen echter of Brinkman überhaupt ooit kanker heeft gehad; ook een gecompliceerde blinde darmontsteking kan een tumorachtig gezwel opleveren. Maar Brinkman zelf en dokter Moerman geloven heilig in het succes van het dieet. Moerman deelt in het voorjaar van 1940 zijn bevindingen mee aan het Kankerinstituut en aan het ministerie van Volksgezondheid maar daar neemt niemand de Vlaardingse arts voorlopig serieus.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog krijgt Moerman van de Duitsers het bevel dat alle duiven gedood moeten worden uit angst voor spionage. Hij wendt zich tot de Orts-Commandant in Vlaardingen met het verhaal dat zijn duiven gebruikt werden voor kankeronderzoek. Ze worden overgeplaatst naar Rotterdam en Moerman raakt ze zo alsnog kwijt. Als Nederland bevrijd is, wordt Moerman opgepakt vanwege vermeend NSB-lidmaatschap. Na onderzoek wordt echter niets gevonden. Zijn verklaring voor deze aantijgingen is dat mensen het hem kwalijk namen dat hij NSB-vrouwen tijdens de oorlog heeft behandeld voor kanker. Moerman raakt er later van overtuigd dat het onterechte stempel van landverrader er na de oorlog voor heeft gezorgd dat zijn kankertherapie nooit serieuze aandacht kreeg.
Wonderbaarlijke genezingen
Na de oorlog blijft Moerman op kleine schaal patiënten behandelen. Zijn regelmatige verzoeken voor een onderzoek naar zijn therapie blijven onverhoord en andere artsen en wetenschappers laten hem links liggen. Het grote publiek hoort pas van hem als op 5 oktober 1955 een paginagroot artikel in het Dagblad voor de Zaanstreek, De Typhoon, wordt gepubliceerd. In dit artikel worden vier patiënten bij naam genoemd die door Moerman van kanker zouden zijn genezen. Ziekenhuizen hadden verklaard dat deze mensen aan ongeneeslijke kanker leden en een Haagse medicus werd, na de behandeling door Moerman, ingeschakeld om de patiënten te onderzoeken; zij bleken kerngezond. De publicatie van deze ‘wonderbaarlijke genezingen’ hebben vele reacties tot gevolg. Dagen achter elkaar stromen de brieven bij de redactie binnen. Daarbij zijn er veel van medici die de Typhoon beschuldigen van sensatiezucht. Ondanks deze negatieve reacties is er een enorme toeloop van kankerpatiënten die Moerman als hun laatste hoop zien. Onderzoek naar zijn methode blijkt niet langer genegeerd te kunnen worden en er wordt in 1956 een commissie ingesteld onder leiding van de huisarts Delprat. Moerman is verrukt en volledig bereid zijn medewerking te verlenen onder de voorwaarde dat de gestelde diagnoses niet worden veranderd. Met de uitkomst van het rapport in 1958 is hij een stuk minder content: het is ronduit vernietigend. Hoewel in het rapport wordt toegegeven dat bij sommige patiënten verbetering is opgetreden, vindt de commissie het niet bewezen dat dit het resultaat is van de Moerman-therapie. De verbetering zou maar van korte duur zijn of was een laat effect van de eerder ondergane reguliere behandeling. Het duidelijke eindoordeel: kanker kan niét worden genezen door het Moerman-dieet en Moerman krijgt dan ook niet de wetenschappelijke erkenning die hij al jaren wenst.
Voor reguliere artsen is de kous nu af: het wetenschappelijk bewijs is geleverd dat de Moerman-methode niet werkt. Moerman zelf is totaal van de kaart. Hij is ervan overtuigd dat het dieet wél werkt en denkt de mensheid te kunnen redden met zijn vinding. Moerman had al niet veel op met wetenschappers, na het rapport van de commissie Delprat zijn ze voorgoed uit de gratie. “Als ik nou zeg dat er elke 14 dagen hier in Nederland 1000 mensen aan kanker sterven dan ben je toch stapel idioot als je niet begrijpt dat je niet morgen of overmorgen maar onmiddellijk moet ingrijpen bij die 1000 mensen? Ik heb er geen belang bij dat er over 14 dagen weer 1000 mensen dood zijn maar het moet eerst onderzócht worden! Anders laten we ze sterven hoor! Kan ons niks schelen. Wat geeft het? Er zijn zoveel mensen op de wereld, je kunt er wel een zooitje laten sterven. Maar het moet wetenschappelijk wezen! En als je dan vraagt: wat is die wetenschap? Dan weten ze het niet…”
De gegriefde dokter Moerman dient een klacht in bij het Medisch Tuchtcollege tegen alle leden van de commissie. Het enige dat hij hiermee bereikt is een aanklacht aan zijn eigen broek van de inspecteur van Volksgezondheid In ’t Veld. Moerman wordt onder meer verweten dat hij door het uitoefenen van zijn eigen methoden de kankerpatiënten hun reguliere therapie onthoudt. Van de helft van de klachten wordt hij vrijgesproken en voor de andere krijgt hij een boete. Dit brengt Moerman er niet toe om te stoppen met zijn werkwijze, in tegendeel. Door de aandacht die hij krijgt vanuit de media wordt hij steeds bekender en raakt zijn praktijk alleen maar voller.
Volgelingen en helpers
Diana van Linden kent Moerman al vanuit de jaren vijftig en heeft alles meegemaakt. Ze leert de dokter kennen als vriend van haar man en als na het artikel in de Typhoon de grote toestroom van patiënten op gang komt begint ze met het bijhouden van de administratie. Elke zaterdag komt zij met haar schrijfmachine naar Vlaardingen toe om ‘Doc’, zoals ze hem noemt, te helpen. “Ik geloof niet gauw iets, maar bij wat ik zag, dacht ik: ‘Verdikkeme, dat is toch echt waar!’ Patiënten die eerst op bed lagen en die je daarna weer in levende lijve voor je neus zag staan.” Mevrouw Van Linden doet al die jaren de correspondentie en reist overal met Moerman mee. Ze gaat zelfs met hem naar Amerika waar Moerman tijdens een congres over zijn therapie vertelt en waar ze een bezoek brengen aan nobelprijs-winnaar Dr. Pauling.
Het wordt steeds drukker in de praktijk naarmate Moerman bekender wordt. Aangezien Moerman alles in zijn eentje doet, is de vraag om hulp veel groter dan hij kan bieden. De meest wanhopige brieven worden naar Vlaardingen gestuurd. En niet alleen naar Vlaardingen. Ook de Tweede Kamer en zelfs de koningin krijgen brieven met het verzoek om Moerman assistenten te sturen. Het enige wat de staatssecretaris kan antwoorden is dat artsen niet gedwongen kunnen worden om bij iemand in de leer te gaan of om een bepaalde therapie toe te passen. Maar Moerman zelf is niet zo happig op het overdragen van zijn kennis. Door alle aanvaringen in het verleden met artsen en wetenschappers is hij achterdochtig en wil hij zo min mogelijk met hen te maken hebben.
Dokter Ronhaar is een arts uit de Krim. In 1973 komt hij in contact met een patiënt van Moerman die ‘op wonderbaarlijke wijze’ door het Moerman-dieet van kanker is genezen. Hij wil er meer van weten en besluit naar Vlaardingen te reizen. Moerman wil hem eigenlijk niet ontvangen maar stemt na veel aandringen uiteindelijk toe. Ronhaar is vanaf de eerste ontmoeting overtuigd en wordt ter plekke Moerman-arts. De volgende jaren gaat hij iedere vier à zes weken naar Moerman toe.
Ronhaar is de eerste volgeling - hij werd ook wel de kroonprins van Moerman genoemd, tot ergernis van Moerman zelf - maar zeker niet de laatste. Een andere fanatieke volgeling is dokter Wiese. Nadat Moerman zich wrokkend heeft neergelegd bij de mislukking van zijn pogingen om door de officiële wetenschap erkend te worden, is het dokter Wiese die op dit gebied de fakkel overneemt. Hij lobbiet onophoudelijk voor nieuw onderzoek. In de jaren zeventig is daarvoor de tijd rijp. De tijdgeest is veranderd. Mensen worden mondiger en zien de dokter niet meer als enige autoriteit. Allerlei alternatieve geneeswijzen komen opeens tot bloei. Hierin past ook het Moerman-dieet, hoewel Moerman zelf uitgesproken tégen de benaming ‘alternatief’ was.
Een steeds groter leger mensen die zeggen door Moerman genezen te zijn, gaat vechten voor verspreiding van zijn methode. Mevrouw Strating, de moeder van een patientje, richt in 1974 Amnestie op, de vereniging voor Moerman-patiënten. Zij, en vele andere leden met haar, zetten de politiek onder druk door om een nieuw onderzoek te blijven vragen. In 1978 wil de nieuwe staatssecretaris van Volksgezondheid Veder-Smit niet onmiddellijk het alternatieve circuit tegen zich in het harnas jagen en ontvangt dokter Wiese voor een gesprek.
Het kamerdebat
De druk op de politiek wordt opgevoerd. In 1979 vindt, naar aanleiding van lobbybrieven en krantenartikelen, een kamerdebat plaats. Dan blijkt dat dokter Moerman door fracties van links tot rechts op z’n minst het voordeel van de twijfel wordt gegund: het debat mondt uit in een motie Borgman (CDA), gesteund door Terpstra (VVD) en Toussaint (PvdA), waarin gevraagd wordt om nieuw onderzoek naar de werking van het Moerman-dieet. De situatie is zeer uitzonderlijk. Normaal worden nieuwe methodes of medicijnen niet onderzocht op initiatief van de overheid. Felle protesten uit de wetenschappelijke hoek wijzen erop dat er geen enkele aanleiding is een duur onderzoek te starten naar een methode die niet de minste aanwijzing van succes bevat. Maar de maatschappelijke druk om voor eens en voor altijd uit te maken of dokter Moerman een miskend genie of een querulant is, wint het van de koele wetenschappers. Vanuit het Ministerie voor Volksgezondheid wordt een Begeleidingscommissie Onderzoek Moermanmethode (BOM) ingesteld. De commissie zal zich buigen over het gewenste protocol voor het onderzoek en het Koningin Wilhelmina Fonds trekt bijna twee miljoen (gulden) uit om het onderzoek te financieren. In grote lijnen is het plan om reguliere artsen en Moerman-artsen ieder een eigen patiëntengroep te laten behandelen. Een onafhankelijk arts zal de patiënten controleren om de resultaten met elkaar te vergelijken.
De gemengde begeleidingscommissie ligt vanaf het begin echter ernstig met elkaar overhoop. Het gaat over kleine zaken als termen - Moerman-artsen willen niet als ‘zogenaamde’artsen aangeduid worden - tot aan de beslissingen over de exacte voorwaarden voor het onderzoek. De kankerspecialisten vinden het ethisch niet verantwoord om mensen die aan kanker lijden alleen te behandelen met de Moerman-therapie. Als het niet werkt, waar zij vanuit gaan, dan zullen patiënten onnodig overlijden. In noodgevallen zou de patiënt dan ook altijd z’n toevlucht moeten kunnen nemen tot de reguliere geneeskunde. Dit gebrek aan vertrouwen zet uiteraard weer kwaad bloed bij de Moerman-artsen en een gemengde vorm (therapie en bestraling) brengt het onderzoek weer in gevaar. Na veel gesteggel komt de commissie na jaren uiteindelijk echter toch tot een onderzoeksprotocol waarin een meerderheid zich kan vinden. Er zijn dan echter al zoveel moeilijkheden dat de start van het onderzoek uitblijft.
Niet alleen de begeleidingscommissie rommelt maar ook daar omheen. Moerman-artsen voelen zich bedreigd door de Geneeskundige Inspectie: artsen die de Moerman-therapie toepassen zouden vervolgd en geschorst worden waardoor zij hun werk niet naar behoren kunnen doen. De geneeskundig hoofdinspecteur Van Gestel ontkent dit. De artsen worden niet belemmerd in hun vak omdat zij Moerman-artsen zijn en bovendien zijn er sinds 1978 maar twee Moerman-artsen aangeklaagd door de inspectie. De Moerman-artsen, waaronder Ronhaar, blijven echter bij hun verhaal en weigeren medewerking aan het onderzoek totdat ze vrijgesproken worden van de aanklachten van de Geneeskundige Inspectie en de garantie krijgen dat ze met rust worden gelaten. Dit kan en wil de Inspectie niet garanderen en zo blijft de impasse bestaan.
Tegenstanders zijn het zat
Steeds meer Moerman-artsen besluiten uit het onderzoek te stappen en de overigen krijgen niet genoeg patiënten bij elkaar. Uiteindelijk sterft de onderzoekscommissie een zachte dood; het hele onderzoek wordt in 1984 afgefloten.
Eén van de tegenstanders van het onderzoek, professor Borst van het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, kan zich nu nog opwinden over het feit dat het onderzoek destijds überhaupt is overwogen. Zelf had Borst eind jaren ‘70 een adviesfunctie in de Wetenschappelijke Raad van het Koningin Wilhelmina Fonds dat het onderzoek zou gaan financieren. Hoewel hij geen enkel aanleiding zag het Moerman-dieet wetenschappelijk onder de loep te nemen, kon het KWF volgens hem destijds de maatschappelijke druk niet weerstaan. Met tegenzin werd daarom de onderzoekssubsidie in het vooruitzicht gesteld. De frustrerende discussies over het protocol herinnert Borst zich nog goed.
Moerman wordt door Borst absoluut niet gezien als miskend genie maar ook niet als iemand die bewust een slaatje wilde slaan uit de ellende van doodzieke mensen: “Moerman geloofde zelf heilig in zijn onderzoeken en therapie. De man was alleen ontzettend eigenwijs en duldde geen kritiek. Het Delprat-rapport deed hij af als belachelijk en bevooroordeeld maar ik heb het nog eens gelezen en ik vind het een heel solide en fair rapport.”
Het Moerman-dieet vindt in de ogen van Borst weinig genade. Patiënten worden opgezadeld met een lastig dieet zonder enig wetenschappelijk bewezen effect: “Dat een gezond dieet kanker kan voorkomen, daarover bestaat niet zoveel twijfel, maar het is iets héél anders wanneer je al een kankergezwel hebt of je dat met een dieet in toom kan houden. Dat is absoluut niet het geval!!”
Voor de Moerman-vereniging en de patiëntenvereniging Amnestie, die nog steeds bestaan, is dit laatste echter absoluut geen uitgemaakte zaak. In 1991 verschijnt alsnog een eigen onderzoeksrapport van dokter Wiese waarin de werking van het dieet wordt aangetoond. Uiteraard volgt een aanval vanuit de reguliere wetenschap: de onderzoeksmethode deugt niet. Zo gaat de discussie over de werkzaamheid van het Moerman-dieet tot op de dag van vandaag door. Tegenwoordig echter op een laag pitje. Het dieet is langzaam uit de mode geraakt. Met het sterven van Moerman in 1988 viel de charismatische uitvinder van de therapie weg. Voor aanhangers een weldoener, voor anderen de grootste kwakzalver van de 20e eeuw
Research: Karin van den Born, Marjolein Overmeer
Tekst: Marjolein Overmeer
Regie: Jahaga Bosscha
Bronnen
BEELDMATERIAAL
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid
Privé-archief Diana Van Linden
ARCHIEF
Ministerie van Volksgezondheid, dossier 1.771.493
Dagblad voor de Zaanstreek, de Typhoon
Literatuur
C. van Groningen, ‘De zaak dokter Moerman. Reportage over een miskend kanker therapeut’ (Delft, 1972)
Delprat-commissie, ‘Rapport van de commissie belast met het onderzoek naar de betekenis van de methode van de heer C. Moerman, arts te Vlaardingen, inzake genezing van kanker en aanverwante kwalen’ (1958)
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: