Op 11 september is het dertig jaar geleden dat de wereld werd opgeschrikt: Militairen pleegden een staatsgreep in Chili. Het presidentieel paleis werd gebombardeerd, Allende, de socialistische president vond de dood, de generaals van de verschillende strijdmachten namen de macht over. ‘ Voor een maand of zes,’ dachten de meeste Chilenen, ‘en dan trekken die soldaten zich weer netjes terug in hun kazernes.’ ‘Ik moet u bekennen dat ik een fles champagne opentrok toen ik van de staatsgreep hoorde,’ vertelt rechter Guzman, die zich vooral bezig houdt met de schending van de mensenrechten onder Pinochet's dictatuur. ‘Er moest wat gebeuren. Het land was een chaos.’
Socialisme in Chili
Chili werd al tachtig jaar lang democratisch bestuurd. Generaal Pinochet was net door president Allende tot chef-staf benoemd (23 augustus 1973). Er zaten generaals in de regering. Tachtig jaar lang ook had het leger zich gedisciplineerd betoond. ‘We verwachtten een staatsgreep op z’n Latijns-Amerikaans,’ zegt oud-minister van justitie Jorge Tapia van de regering Allende. Maar het liep anders. Generaal Pinochet en de zijnen voerden 17 jaar lang een dictatuur waarin de mensenrechten met voeten werden getreden: concentratiekampen, martelingen, moorden, standrechtelijke executies en verdwijningen.
Beelden van de staatsgreep gingen de hele wereld over. De coup sloeg ook in Europa in als een bom. Het was de tijd van de Koude Oorlog. Links Europa (links was toen nog links) had hoge verwachtingen van de socialist Allende. Was het mogelijk dat er in Latijns Amerika langs democratische weg een socialistisch land zou ontstaan? De Verenigde Staten waren hard opgetreden tegen het communistisch regime onder leiding van Castro in Cuba en probeerden nu te voorkomen dat er een tweede ‘communistisch land’ in ‘hun achtertuin’ zou komen. In tal van Latijns-Amerikaanse landen kwamen communistische partijen op en daarmee verplaatste de Koude Oorlog zich naar het westelijk halfrond. De wereld moest vooral overzichtelijk blijven: het oostelijke blok onder leiding van de Sovjet Unie. Het westen onder leiding van de Verenigde Staten. De VS dulden geen communistische indringers in het kapitalistische blok.
Met dat doel steunden de VS via de CIA al vanaf begin ’60 de Chileense Christen-democratische partij, ook financieel. Maar hun bemoeienis ging verder: hulp bij de aanslag op Allende in 1970; hulp bij de moord op generaal Schneider, die zich trouw aan de grondwet had verklaard en weigerde onder een hoedje te spelen met de Amerikanen; training en opleiding van Chileens militairen, speciaal in antiterrorisme technieken. Maar ook multinationals als ITT dwarsboomden Allende en de zijnen.
In 1969 vormden de Chileense socialisten, communisten, radicalen en sociaal-democraten samen de Unidad Popular. In september 1970 kreeg Allende 36,6% van de stemmen bij de presidentsverkiezingen, een relatieve meerderheid. Al voor zijn formele aantreden als president, op 4 november van dat jaar, werd er een aanslag op Allende gepleegd. Eind 1970 begon de uitvoering van een economisch project, ‘De eerste veertig Maatregelen’, waarin herverdeling voorop staat. Herverdeling van grond, van kapitaal, nationalisatie van bedrijven. Maar ook, bijvoorbeeld (vanaf januari 1971), dagelijks een halve liter melk voor ieder kind.
‘Allende was een marxist,’ zegt generaal Cortes. ‘Allende was absoluut geen marxist, eerder een sociaal-democraat,’ zegt voormalig minister van justitie Tapia, ‘Toen Allende me vroeg minister te worden, zei ik hem: “President, ik heb een goed betaalde baan. En dat bevalt me prima, want ik ben een echte bourgeois, met een bourgeoissmaak.” “Nou,” zei de president, “dan zijn we met z’n tweeën.” Allende was niet geïnteresseerd in ideologie. Allende was vooral geïnteresseerd in de praktijk.’ ‘We hadden een ideaal,’ zegt oud-minister van Volksgezondheid Arturo Jiron, ‘we wilden een eind maken aan de armoede.’ ‘Allende was een romanticus,’ zegt Tapia. ‘Bij mijn weten is hij de enige president ter wereld die tijdens zijn politieke loopbaan met een collega geduelleerd heeft om een vrouw. Dat is goed afgelopen, want ze konden geen van tweeën schieten.’
Tegenstellingen, voedseltekorten en sabotage
Van meet af aan werd de regering Allende gekenmerkt door tegenstellingen. De Christen-democraten verzetten zich van het begin af tegen de hervormingen die Allende voorstaat. Toen de president een wetsontwerp indiende (oktober ’71) om te komen tot drie vormen van eigendom, - sociaal, gemengd en privaat -ontstond een kloof tussen de Unidad Popular en de Christen-democraten die onoverbrugbaar zou blijken te zijn. De Christen-democraten saboteerden in het parlement iedere hervorming en organiseerden maatschappelijk verzet. Begin ’72 ontstond een economische crisis. De VS boycotten Chili. De CIA intervenieerde en destabiliseerde. Ultralinks drong aan op haast met de hervormingen. Er vormden zich zowel uiterst linkse als uiterst rechtse terroristische groeperingen. Er braken stakingen uit. Conservatieve ondernemers boycotten de regering. Winkels werden niet langer bevoorraad. Er ontstonden voedseltekorten. Kortom, chaos.
‘Politici hebben altijd gedacht dat wij militairen alleen goed zijn voor defilés,’ zegt oud-generaal Cortes Villa, ‘ maar wij militairen denken ook na. En wij geloven dat we moeten strijden voor het welzijn van de natie.’
Op 10 september 1973 riep Allende een speciale kabinetszitting bijeen. Met het oog op de waanzinnige toestand in het land kondigde hij aan een volksraadpleging te willen houden en informeerde vervolgens de legertop hierover. Deze vroeg hem zijn voornemen pas 12 september publiek te maken. Allende geeft gehoor aan dat verzoek. De elfde pleegde de legertop de staatsgreep.
De staatsgreep van Pinochet
Oud-generaal Cortes Villa kreeg de avond van de tiende september opdracht in zijn kazerne te blijven. ‘Er was onrust,’ zegt hij. ‘We wisten niet wat er aan de hand was en wat we moesten gaan doen. De ochtend van de elfde kregen alle kapiteins een enveloppe waarin stond waar zij met hun manschappen naar toe moesten en wat ze daar moesten doen. Natuurlijk waren we bang. Ook een soldaat is bang. In oorlog geldt dat je moet schieten om niet beschoten te worden.’
Arturo Jiron, toenmalig minister van Volksgezondheid, werd op 11 september 1973,om 8 uur ‘s ochtends thuis gebeld: ‘Kom onmiddellijk naar La Moneda, want er zijn problemen’. Bij aankomst trof Jiron het paleis omsingeld aan. Binnen zaten president Allende, zijn adviseurs en lijfwachten in verwarring bijeen. Er was een militaire opstand uitgebroken in de noordelijke havenstand Valparaiso. Een uur later werd duidelijk dat de opstand zich niet beperkte tot het Noorden, maar dat er een totale militaire staatsgreep aan de hand was. Arturo Jiron: ‘We zagen door de ramen van het paleis de tanks aan komen rollen. Nee, we waren niet bang, we waren verontrust. Hoe zou het gaan met het land, met onze families, met onze kinderen.’ De tanks vuurden op het paleis. Er brak brand uit. Allende stuurde zoveel mogelijk mensen weg: ‘Ga naar je kantoor.’ En tegen zijn dochters, van wie een acht maanden zwanger was: ‘Ga naar huis.’ Er bleef zo’n veertig man achter. In de loop der uren werd duidelijk dat het een verloren zaak was. Allende: ‘Ik wil geen helden. Ik vraag iedereen het paleis te verlaten’. Jiron: ‘ Maar we bleven. We dachten er niet over om
Allende alleen te laten.’
Een amateur heeft de mobilofoongesprekken tussen de vier generaalcoupplegers geregistreerd: ‘onvoorwaardelijke overgave,’ verordonneert generaal Pinochet. ‘Onvoorwaardelijke overgave,’ herhaalt admiraal Carvajal. ‘We stellen een vliegtuig ter beschikking, daar mag hij het land mee uit,’ zegt Pinochet. En Carvajal herhaalt: ‘Hij mag met een vliegtuig het land uit.’ Pinochet lacht: ‘Maar het vliegtuig van die hond, zal nooit ergens aankomen.’
In het heetst van de strijd sprak Allende via de enig overgebleven radiozender tot het Chileense volk. In een aangrijpende toespraak veroordeelde hij het verraad van de generaals en sprak hij zijn vertrouwen uit in het volk. Jiron: ‘Ik zat op een bank tegenover het bureau van waar Allende zijn rede hield. Hij was buitengewoon kalm. Terwijl hij wist, want die beslissing had hij genomen, dat hij binnen korte tijd zou sterven. Hij probeerde ons gerust te stellen. Na zijn toespraak organiseerde Allende zover mogelijk het verzet. Maar ja, wat konden we met een handjevol lijfwachten tegenover het hele leger.’
Het leger stelde een ultimatum. Allende en de zijnen moesten voor elf uur het paleis verlaten, zo niet dan zou de luchtmacht het paleis bombarderen. ‘Als ze de president willen spreken, dan komen ze maar naar het kantoor van de president,’ zei Allende. ‘Hij behield tot op het laatste moment de waardigheid van zijn ambt,’ zegt Jiron.
Om 12.02 uur brak het bombardement los: het enige bombardement ooit uitgevoerd door de Chileense luchtmacht. De aanwezigen in het paleis klonterden samen onder een grote ronde tafel, tegen de stukken plafond die naar beneden komen. ‘President, wat doen we,’ roept Jiron, ‘dit wordt een bloedbad.’ Op dat moment besloot Allende dat ze zich over zouden geven: ‘We vormen een rij, we gaan een voor een ongewapend de trap af. Ik zelf ga als laatste.’ Jiron sloor zich als voorlaatste aan bij de rij van ongeveer veertig man. ‘De soldaten stormden al naar boven,’ vertelt Jiron. ‘Ik loop naar de trap en op dat moment hoor ik een knal en iemand roept: “De president is dood”. Ik draai me om en zie Allende liggen. Een mitrailleur dwars over zijn knieën. Zijn schedel uit elkaar gespat. Dood.’
De foto’s, die een persfotograaf nam van de veertig man min één die naar buiten kwamen, zijn gruwelijk. De militairen dwongen hen op de straat te gaan liggen met de handen in de nek. Een tank dreigde hen te overrijden. Jiron: ‘ Van die 39 heb ik er een aantal nooit meer terug gezien. De rest, ik ook, werd overgebracht naar het eiland Dawson. Een concentratiekamp. Daar hebben we tot juli 1974 gezeten. Daarna kreeg ik toestemming het land te verlaten. Ik heb zeventien jaar als balling in Venezuela gezeten.’ Arturo Jiron is weer terug in Chili: ‘Ik heb moeite me aan te passen. Mijn gezin is versplinterd. Mijn kinderen wonen overal ter wereld. En nog steeds is er een enorm verschil tussen rijk en arm in Chili.’
Bedekt met een gestreepte poncho werd het lijk van Allende afgevoerd in een legertruck. Hij werd zo snel mogelijk, anoniem, begraven. Zijn vrouw Hortensia was er bij. Ze drukte de beheerder van de begraafplaats op het hart te vertellen, aan iedereen die het horen wil, dat daar de president van Chili begraven ligt en vroeg hem altijd voor verse bloemen op het graf te zorgen. Dat Allende zelfmoord heeft gepleegd, bleef op een wonderlijke manier jarenlang geheim. Pas na de val van de dictatuur in 1990, als Allende ceremonieel wordt herbegraven, stelt autopsie vast dat Allende zichzelf inderdaad heeft doodgeschoten. Op dit moment discussieert Chili over de vraag of het nou een laffe of een heroïsche daad was van Allende. Jiron: ‘Allende heeft ons het leven gered. Zijn zelfmoord is een ongelooflijke politieke daad. Tot op de dag van vandaag wordt zijn dood herdacht. Hij had ook met vrouw, kinderen en koffers het land kunnen verlaten. Net als veel andere staatshoofden.’
Schending van de mensenrechten
‘Staatsgreep? Concentratiekampen?’ zegt generaal Cortes Villa in het Pinochet-centrum, ‘u noemt het zo. Wij spreken van militair ingrijpen, en centra van bewaring.’ En dat tekent de situatie: tot op de dag van vandaag, dertig jaar na dato, zijn de verschillen in de interpretatie van de historische gebeurtenissen enorm. Het land is verdeeld tot op het bot en het merkwaardige is dat de scheidslijnen niet langs de sociaal-economische klassen lopen. De ene taxichauffeur vertelt ons dat het goed was dat de militairen ingrepen. De volgende chauffeur spreekt over de wandaden van de militaire dictatuur.
En dat is raar. Welke politieke overtuiging wij hier in Europa ook zijn toegedaan, we zijn het erover eens dat de schending van mensenrechten zoals die in de Tweede Wereldoorlog plaatsvond, absoluut te veroordelen is. De vergelijking gaat, zoals altijd, mank. Alleen al wat betreft de aantallen: in Chili zijn rond de 3.000 mensen gedood en verdwenen. Daarnaast werden tienduizenden mensen het land uit- en de ballingschap ingejaagd. Maar dat de dictatuur op systematische wijze mensen vervolgde, martelde, opsloot en zonder enige vorm van proces doodde, dat is overtuigend vastgesteld.
‘Mensen die een geliefde hebben verloren of een geliefde hebben die verdwenen is, zijn vervuld met haat. Ze gaan er van uit dat het leger dat altijd gedaan heeft. Maar dat is lang niet altijd zo,’ zegt oud-generaal Cortes Villa. ‘Soms was het een burger, een landeigenaar, de directeur van een fabriek, die zo iemand beschuldigde van terrorisme. En dan diende het leger alleen als gewapende arm van die burgers.’
Rechter Juan Guzman houdt zich sinds vijf jaar bezig met de misdaden tijdens de dictatuur: ‘We kunnen niet zeggen dat de coup alleen door de militairen is veroorzaakt. Ook wij riepen: “te wapen, te wapen”. Iemand moest de orde herstellen, desnoods de militairen. Maar ik zeg u, de Juan Guzman van 1973 is een andere dan de Juan Guzman van vandaag. De getuigenverklaringen hebben mij de ogen geopend: de systematische wijze waarop door het militair regime met een vooropgezet doel, doorlopend, mensen zijn vervolgd en gemarteld, vervult me met weerzin.’ Hij valt zichzelf in de rede: ‘Nee, weerzin mag ik als rechter niet zeggen, dat is geen objectief woord. Maar het is bewezen dat er aan “staatsdienaren” speciale trainingen gegeven werden, en dat soldaten in de Verenigde Staten speciale scholing kregen in technieken die met een bepaald doel werden toegepast: “een waarheid”, te verkrijgen uit de mond van mensen die als potentiële vijand werden gezien.’
Paine: de Steeg van de Weduwen
‘Mijn man was landarbeider. Hij was geen socialist of niets. Hij was niet in politiek geïnteresseerd. Daar steek ik mijn hand voor in het vuur. Hij werkte en werkte alleen maar,’ vertelt Rosa Becerra. ‘We waren net getrouwd. Ik was acht maanden zwanger.Hij was altijd thuis. Het enige wat ik heb kunnen bedenken; hij is twee maal naar de JAP* geweest. Maar dat deed hij voor mij. Meel halen, suiker halen. Maar op 18 oktober 1973 klopten ze bij ons op de deur. “Trek je jas aan,” zeiden ze “ het is koud”. En tegen mij zeiden ze dat ze hem meenamen voor een verhoor en dat hij een paar uur later weer thuis zou zijn. Ik heb hem nooit meer terug gezien. Hun dochter werd tweeëntwintig dagen later geboren. Ze heeft haar vader nooit gekend.
Rosa Becerra woont in Paine, in de Steeg van de Weduwen, een onverhard pad met aan weerszijden houten huisjes. Paine was in die jaren een dorp met zo’n twintigduizend inwoners. Het overgrote deel van hen was landarbeider in dienst van de grootgrondbezitters. Eind jaren zestig was de organisatie van landarbeiders zo sterk dat ze er in slaagde een kleine landhervorming af te dwingen. Ieder arbeidersgezin kreeg een klein stukje grond in eigendom en kon daar hun eigen huisje op bouwen. Rosa Becerra wijst: ‘Daar hebben ze twee zoons weggehaald. Daar de man. Daar de man en een zoon.’ Zeventien mensen in totaal uit de Steeg van de Weduwen. Een en zeventig in totaal uit het dorp Paine. Verraden, opgepakt, doodgeschoten, vaak met assistentie van dorpsgenoten.
‘Op 11 september ’73 werd er op de deur gebonkt. Mijn man en ik zaten televisie te kijken. We deden open en daar stonden de lokale politiemannen. We woonden hier al vanaf ’65, dus die kenden we goed. Ik schrok er helemaal niet van. Paine is klein en we kennen iedereen,’ vertelt Sonia Carreno. ‘Mijn man moest mee naar onze winkel naast het huis. Kennelijk had iemand hen verteld dat mijn man wapens verborg. Ze doorzochten alles. Ik ging gewoon naar bed, nietsvermoedend. Toen mijn man eindelijk in bed kwam, was hij steenkoud. De volgende morgen zag ik op de achterkant van zijn jasje een voetafdruk staan. “Wat is er gebeurd?”, vroeg ik. Hij zei: “ik wilde je het niet vertellen, maar ik dacht dat ze me zouden vermoorden.” Maar ze hadden alles doorzocht en niets gevonden. Dus, dat was het dan, dachten we.’
‘De volgende avond werd er weer op de deur geklopt en weer moest mijn man mee. Voor de deur stond een hele rij auto’s. Gewone auto’s van mensen die we kenden. Ik zag het vrachtwagentje van Luzoro, onze buurman, staan. Mijn man moest mee. Ik liep achter hen aan. “Ga terug, vrouw,” zei een van hen. Maar ik liep gewoon door. “Ga terug, vrouw,” kreeg ik opnieuw toegebeten. Toen ben ik teruggegaan. Die keer bleef hij een maand weg. Ik ben hem overal gaan zoeken. Het Ministerie van defensie, het Rode Kruis, het stadion…’ Ze heeft hem toen niet gevonden. Na een maand kwam Rene Maureira, haar man, terug. Hij had in het stadion gezeten, het stadion dat gebruikt werd als een opslagplaats voor iedereen die opgepakt werd in die onheilspellende dagen. ‘Hij heeft me niet verteld dat hij daar gemarteld is,’ zegt Sonia. ‘En dat heb ik zelf kunnen zien, want ik heb twee nachten de tijd gehad om zijn lichaam te bekijken.’
Twee dagen werd Rene Maureira opnieuw opgepakt. En opnieuw was Sonia niet bang. ‘Ze hadden de winkel doorzocht en niets gevonden. Ze hadden hem een maand lang vastgehouden, verhoord en weer naar huis laten gaan. Het was allemaal in orde, dacht ik. Ze kunnen ons niets maken.’ Maar Sonia vergiste zich. Dit keer kwam het leger aan de deur. ‘Neem een deken mee, want waar je heen gaat is het koud,’ zei de soldaat die haar man kwam halen. Cynisme of mededogen? Sonia heeft haar man nooit meer terug gezien.
Luzoro en de andere inwoners van Paine die betrokken waren bij de terreur, lopen nog steeds vrij rond, net als veel anderen, inclusief Pinochet. Een op het oog onbegrijpelijke kwestie, die slechts enigszins te verklaren valt als je bedenkt dat de dictatuur die in 1973 zijn gewelddadige entree maakte in het land, tot 1990 is blijven zitten. Tijdens die lange jaren was een normale rechtspleging onmogelijk. Bovendien is er door de militaire regering een amnestiewet aangenomen. Tenslotte is er tijd genoeg geweest om bewijzen te verdonkeremanen.
*JAP: Junta Abastecimiento Popular – een door Allende-getrouwen georganiseerd distributienetwerk in de tijd dat conservatieve ondernemers en transporteurs de distributie van onder andere levensmiddelen lam legden.
Pinochet ontloopt rechtsvervolging
Pinochet is pas in maart 1998 afgetreden als Chef Staf van het Chileense leger. Hij werd benoemd tot senator voor het leven. Internationale pogingen om hem te berechten, zijn op niets uitgelopen. Oud-generaal Cortes Villa vindt dat volkomen terecht, want hij heeft inmiddels wel een hele kromme redenering bedacht waarom Pinochet niet berecht kan worden: ‘Mijn generaal is politiek verantwoordelijk voor de bewezen feiten. Maar hij is niet schuldig. Schuldig zijn degenen die orders gaven of uitvoerden die in strijd zijn met de wet. De militaire discipline is helder. Je hoeft ook als militair niets te doen wat tegen je principes is.’
Tekst, research en reportage: Carla Tromp
Research in Chili: Theresa Bulnes
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: