Het beursklimaat tot 1982
‘Chaos was het, want we waren het niet gewend’, zegt oud-beurshandelaar Gijs van den Brink. ‘Het ging ontzettend hard, het was een vloed van orders.’
De jaren ’60 en ’70 hadden weinig beweging op de beurs laten zien. De stijging van de waarde van de aandelen bedroeg in die jaren slechts een paar procenten. Aad Jacobs, die later bekendheid zou krijgen als hoogste baas bij de ING Bank, begon in 1962 als professioneel belegger bij verzekeraar Nationale Nederlanden. ‘Tot aan 1982 was er op aandelengebied eigenlijk niets gebeurd. Het was een vlakke periode, er viel nauwelijks iets te verdienen. Alle indexen bleven eigenlijk een beetje hetzelfde.’ Nationale Nederlanden overwoog in 1982 zelfs helemaal uit de aandelen te stappen. Het kostte veel tijd en dure mankracht en leverde het nou eigenlijk wel wat op, zo vroeg men zich af. Jacobs maakte zich toen sterk voor het blijven handelen in aandelen. Een terechte keuze, zo bleek al snel.
Want vanaf 1982 kwam de handel in aandelen in een opwaartse stroomversnelling. ‘Om je een beeld te geven,’ zo schetst beursanalist Theo Kraan, ‘tussen augustus 1982 en oktober 1987 steeg de beurs met meer dan 350 procent.’ Hiervoor was een aantal redenen aan te wijzen. Na de oprichting van de optiebeurs in 1975 won de handel in opties begin jaren ’80 sterk aan populariteit als beleggingsmogelijkheid. Daarnaast daalde in diezelfde periode de torenhoge rente, waardoor meer beleggers overstapten op aandelen. Immers, wanneer het rendement op spaartegoeden afneemt door een dalende rente, wordt het aantrekkelijk te beleggen in aandelen. Wanneer iedereen dit doet, stijgen de koersen, neemt het rendement op beleggen in aandelen toe, en wordt dit dus al maar aantrekkelijker.
Daarbij moet wel bedacht worden dat het aantal particuliere beleggers nog niet zo groot was als rond de eeuwwisseling. Pas in de loop van de jaren ’90 werden aandelen echt gemeengoed. In 1987 was het particuliere aandelenbezit beperkter.
19 Oktober 1987
Verbijstering
‘Slachting op beurzen’, ‘“Zwarte Maandag” drijft beurs tot wanhoop’, ‘Chaos troef op alle beurzen in de wereld’, kopten de kranten de dag na de krach. Op maandag 19 oktober 1987 maakten de beurzen wereldwijd een forse duikeling. Die dag zou de boeken ingaan als ‘Zwarte Maandag’. De index in Amsterdam (toen nog in guldens) duikelde van 247,09 op vrijdag naar 217,43 bij het slot op maandag. Een daling van 12 procent. En dat was ongekend; de grootste daling op één dag. Die daling zetten dinsdag door toen de beurs nog eens bijna 6 procent inleverde en sloot op 204,57. Uiteindelijk bereikte de index op 10 november dat jaar zijn laagste punt. De 152,36 punten van die dag staken schril af bij de 286,05 van 11 augustus eerder dat jaar. Een totale daling van ruim 46 procent. Ook in New York werden records gebroken. ‘Zwarte Maandag’ toonde daar een daling van ruim 22 procent, nadat de Dow Jones die vrijdag ervoor al 4,6 procent onderuit was gegaan.
Was het mogelijk de krach te zien aankomen? Op de vrijdag voor ‘Zwarte Maandag’ liet de beurs al een lichte daling zien. Vooral aan het eind van de handelsdag, vlak voor het weekend, toen New York lager opende. Die hele week was de beurs wel een beetje in beweging geweest, maar dit zag niemand in deze omvang aankomen. Jacobs verklaart dat er geen enkele aanwijzing was dat dìt stond te gebeuren, op één na: de korte rente steeg sterk. En volgens Jacobs was een verandering in de korte rente een indicatie dat er wat stond te gebeuren op de aandelenmarkt. Van den Brink geeft ruiterlijk toe verrast te zijn door de hevigheid van de klap. Wel zag hij de week voor ‘Zwarte Maandag’ dat het op de beurs niet goed ging. ‘De economie draaide goed, maar de beurs in Amerika wilde niet. En we keken ontzettend veel naar Amerika.’ Hij ging zenuwachtig het weekend in. Ook Ruud Siegel, toen directeur van hoekmansbedrijf Mellegers & Van den Elsaker, begon zich in het weekend zorgen te maken. Een daling van de Dow Jones met 100 punten zoals op de vrijdag voor het weekend kwam wel vaker voor. Maar in het weekend kwamen er berichten dat het wel eens een hele ‘flauwe’ maandag zou kunnen worden. De koersen zouden op maandag wel eens een stuk lager kunnen zijn.
Arie van Os was directeur van hoekmansbedrijf Van der Moolen. Het enige dat hij dat weekend kon doen, was afwachten. ‘Je staat in wezen met je handen over elkaar, want die beurs was hier gesloten. Dus dan is het wachten op maandagmorgen om te kijken hoe groot de schade gaat worden’, aldus van Os. Hij rekende wel uit hoeveel aandelen van welke fondsen zijn hoekmansbedrijf in bezit had om zo te kijken of de risico’s van dat bezit wel konden worden gedragen.
Onbegrip en verbijstering maakte zich die maandag 19 oktober meester van iedereen die zich met de beurs bezig hield. Aad Jacobs keek met verbijstering naar wat er zich voor zijn ogen voltrok. Als verzekeraar had hij een groot kapitaal belegd in aandelen. ’s Ochtends was er nog niets aan de hand geweest. Het was een gewone dag, hij vertrok naar kantoor. Maar in het Verre Oosten was het al begonnen. ‘Japan, Hong Kong en Singapore hadden ernstige correcties laten zien.’ Van groot belang was wat de Dow Jones zou doen, wanneer die om half vier Nederlandse tijd zou openen. ‘Wall Street opende heel zwak en toen gingen de Nederlandse aandelen als raketten naar beneden. Nederland sloot heel laag, net als de andere Europese beurzen. En Amerika: van half vier tot half tien, dat was een ramp’, aldus Jacobs.
Van den Brink had wel verwacht dat er wat zou gebeuren en had zelfs twee man extra personeel meegenomen naar de beurs om alles te kunnen afhandelen. Maar het was erger dan hij verwachtte. ‘Het was hectisch,’ zegt Van den Brink. ‘We hadden beursboekjes die uit kolommen bestonden, waarin je opschreef wat je met wie had afgehandeld. Maar ik heb meer gebruik gemaakt van mijn zakdoek en de krant. Het beursboekje hebben we die dag niet veel gebruikt.’
Hoekmansbedrijf Van der Moolen had de beschikking over ongeveer honderd telefoons, waarvan een groot aantal continu bediend moest worden. ‘Het was een geschreeuw, het liep door elkaar, telefoons werden verkeerd opgehangen en het was dus één grote bende’, zo zegt Arie van Os.
Jacobs rekende ’s avonds om een uur of elf op de rand van een krant uit wat het waardeverlies was van de beleggingsportefeuille waarvoor hij verantwoordelijk was. ‘Dat was op dat moment zo’n 750 miljoen gulden, toch een geweldig bedrag. Ik zei tegen mijn vrouw: “Ik heb vandaag 750 miljoen verloren, ik ben moe, ik ga naar bed.” Ik heb geslapen en de volgende ochtend dacht ik: “Wat was er ook weer? Oh ja, die 750 miljoen!” Mijn vrouw zat bij wijze van spreken nog wit van schrik in bed en vroeg: “Weet je wat je gisteren zei? 750 miljoen! Zou je nog wel gaan?” Maar ik zei: “Ja, ik wil toch weten hoe het erbij staat.”’
‘Hoeveel ik heb verloren?’, herhaalt Ruud Siegel de vraag. ‘Nou, we hadden vrij grote posities, dus dat ging wel in de richting van de tien, vijftien miljoen over een paar dagen genomen.’ De Dow Jones daalde die dag met 508 punten; ook in Amerika tot dan toe de grootste koersdaling op één dag. ‘Je hoopte natuurlijk dat het wat mee zou vallen, maar dat gebeurde niet. Je staat vol ongeloof te kijken dat zoiets gebeurt. Want je maakt zo’n krach maar één keer mee’, aldus Siegel.
Het enorme koersenbord, dat de koersen van de verschillende fondsen vermeldde, viel halverwege de dag uit door een stroomstoring, die volgens het Journaal van die dag veroorzaakt werd door de kermis op de Dam. Maar voor de handelaren had het bord op dat moment toch al weinig functie meer. De koersen waren amper bij te houden doordat er grote pakketten aandelen ter verkoop werden aangeboden, maar er tegelijkertijd haast geen vraag naar aandelen was.
‘Dit had nog nooit iemand meegemaakt. Ik was gewend dat er een paar procent vanaf ging, dat was al veel. Toen waren er ineens aandelen die twintig, dertig procent lager sloten en dan kijk je echt met verbijstering’, aldus Jacobs. Het enige referentiepunt was de krach van 1929. Maar 1929 was alleen bekend van de overlevering, er werkte niemand meer op de beurs die dat nog had meegemaakt. ‘De enige ervaring die we hadden, lag vijftig jaar daarvoor, in 1929,’ zegt analist Kraan. ‘Dat hadden we allemaal persoonlijk niet meer meegemaakt en ’29 was, wist ieder, het begin van een lange periode van economische malaise. Dus toen dit in ’87 gebeurde, waren we uitermate somber. Iedereen dacht dat dàt nu ook weer voor ons in het verschiet zou liggen.’ Toch herstelde de beurs snel. Binnen twee jaar bereikte de index weer het niveau van 1987. ‘Dat had echt niemand verwacht, want het beeld van 1929 zat nog in het hoofd en toen heeft het 25 jaar geduurd voordat de oude koersniveaus weer terugkwamen’, aldus Kraan.
Van Os was naast hoekman ook lid van het bestuur van de beurs. Hij is er trots op dat de Amsterdamse beurs, volgens hem als enige in Europa, samen met die van New York open bleef. Daar kon nog gehandeld kon worden. ‘Andere beurzen opereerden met systemen die niet meer werkten, of ze waren bang, gooiden de telefoons eraf’, zo zegt Van Os. ‘En wij, met ons hoekliedensysteem, wij zijn gewoon door blijven handelen en daarmee hebben we heel veel goodwill gekweekt.’
Niet alleen beleggers verliezen op de beurs
Afbouwen
Eén bedrijf op de beurs kwam de klap van 19 oktober niet meer te boven. Siegels hoekmansbedrijf Mellegers & Van den Elsaker ging failliet. Het bedrijf was eerder dat jaar ontstaan uit een fusie van drie andere bedrijven. Vervolgens had het een ander bedrijf overgenomen. Dat was een aanslag geweest op de liquide middelen van het bedrijf. En juist die waren nodig om de krach te overleven.
Amsterdam opereerde namelijk met het systeem van hoeklieden. De hoekman was de schakel tussen de verschillende handelaren op de beurs. Wanneer iemand stukken wilde kopen of verkopen, gaf hij dit door aan de bank. Die belde de handelaar die met de order naar de hoekman van een bepaald hoekmansbedrijf ging. Elk hoekmansbedrijf was gespecialiseerd in een aantal aan de beurs verhandelde fondsen. Zo waren er hoeklieden voor ‘Olies’ (Koninklijke Olie), voor ‘Flippen’ (Philips), voor ‘Akzo’s’ (Akzo Nobel), et cetera. Het hoekmansbedrijf handelde voor eigen rekening in de fondsen van de beurs. Door vraag en aanbod op elkaar af te stemmen zorgde de hoekman ervoor dat er een koers tot stand kwam. Daarmee verplichtten de hoeklieden zich tot het onderhouden van een goede markt. Volgens Van Os werkte het systeem uitmuntend: ‘Dat was niet alleen een verplichting door de beurs, maar dat was ook je eigen verplichting, omdat je de klanten die bij je kwamen de volgende dag ook nog wilde hebben. Je had dus de verplichting die klanten goed te behandelen. Maar in die fondsen waar je hoekman bent, daar heb je posities in lopen. En dat doe je niet altijd omdat je dat zo graag wilt, maar je krijgt die posities ook wel eens opgedrongen, omdat je een markt moet onderhouden’, zo stelt Van Os.
Doordat er op 19 oktober vele malen meer aanbod dan vraag naar aandelen was, konden de hoeklieden niet anders dan de koers van de aandelen laten zakken. Wanneer het bedrijf daarbij zelf grote posities had – dus een groot aantal aandelen in eigen bezit had – kon het in de problemen komen. Immers, de bedrijven hadden werkkapitaal geleend met als onderpand de aandelen, die nu in rap tempo minder waard werden. Dat betekende dat de hoeklieden het onderpand voor hun leningen voor hun ogen zagen verdampen. Wanneer een bedrijf vervolgens in de gevarenzone kwam, vroeg de Kas Associatie, de financier van de beursbedrijven, het bedrijf geld bij te storten en zo het onderpand weer op peil te krijgen.
Ex-directeur Ruud Siegel geeft toe dat zijn bedrijf wel erg veel aandelen in bezit had. ‘We hadden grote posities. Dat betekent dat je tienduizenden stukken van al je fondsen hebt en je hebt wel honderd fondsen. Ik dacht voor wel veertig of vijftig miljoen gulden. Als daar zoveel procent vanaf gaat, dan loopt het geld hard weg.’ Mellegers had dat hele jaar wel veel geld verdiend, maar was dat in een paar dagen kwijt. Zo snel kon het dus gaan.
Volgens Siegel heeft het beursbestuur wel wat overhaast besloten dat het bedrijf van de beurs moest verdwijnen. Die maandag handelde hij gewoon door. Tot de secretaris van de Vereniging voor Effectenhandel de vloer op kwam en hem vertelde dat hij zijn posities moest afbouwen. ‘En dan weet je genoeg. Ondanks dat je eigenaar van een zaak bent, heb je niets te vertellen. Dus ik moest gewoon afbouwen.’ Hij heeft nog doorgehandeld, nog aan- en verkopen gedaan, maar wel ervoor gezorgd dat zijn posities kleiner werden. En aan het eind van de dag was hij geroyeerd. Hij mocht de volgende dag niet meer op de beurs komen. ‘Je hele bestaan houdt op. Het is een catastrofe. Je hele leven werk je voor zo’n zaak en als je die dan in een paar dagen kwijt bent, dat is moeilijk te omschrijven’, zo zegt hij nu. Waarom het niet op een andere manier kon, vraagt hij zich nog steeds af. Van iedere transactie die de hoekman deed, ging er namelijk een bepaald percentage naar een soort calamiteitenfonds. Volgens Siegel moet daar vijftig tot honderd miljoen in hebben gezeten; ruimschoots genoeg om een klap als deze op te vangen. En Mellegers & Van den Elsaker was niet het enige bedrijf dat in problemen verkeerde. Er waren er nog vijf of zes die op de rand stonden. ‘Die hebben het dan gered omdat ze door mochten gaan. Ik mocht niet meer doorgaan. Dat was de ellende eigenlijk. Want had ik door mogen gaan met een toezichthouder of zoiets, dan waren we er naar verloop van tijd wel uitgekomen, denk ik’, aldus Siegel.
Van den Brink valt hem bij. Als er veertien dagen was doorgehandeld, ‘dan was het bedrijf niet verloren gegaan.’ Maar oud-beursbestuurslid Arie van Os is het daar helemaal niet mee eens: ‘Dat weet je nooit. Als je grote posities hebt, kun je morgen rijk zijn, maar ook straatarm. Het ligt niet aan een buitenstaander, je bent er zelf verantwoordelijk voor.’
De huidige crisis
Sluipkrach
Gezien in het licht van de huidige crisis, was de krach van 1987 niet meer dan een rimpeling. Van 1982 tot 2000 was een trend in opgaande richting te zien. Maar sinds het hoogtepunt in september 2000 verloor de graadmeter van de beurs in Amsterdam, gemeten aan het dieptepunt van 23 september 2002, maar liefst 58 procent van haar waarde. Dat is veel meer dan in 1987. Bovendien gaat het nu, in tegenstelling tot 1987, wel slechter met de economie. En er wordt verwacht dat deze daling, in tegenstelling tot de krach van 1987, wel effect zal hebben op de Nederlandse huishoudens. Niet in de laatste plaats vanwege het grote aantal hypotheken dat is afgesloten op basis van beleggingen. Het vertrouwen van de consument in de economie is al aan het afnemen.
Maar het verschil is dat het nu sluipender gaat. Vandaar de naam ‘sluipkrach’. Op 19 en 20 oktober 1987 vond de krach plaats op twee dagen, nu strekt deze zich uit over een periode van twee jaar. De snelle stijging van de technologiefondsen in de late jaren ’90 nam de andere fondsen mee naar boven. Maar nu de lucht uit de technologiefondsen is ontsnapt, verliezen de beleggers het vertrouwen in àlle aandelen.
‘Het was geen leuke dag, maar het verrijkt wel je leven. Je leert ervan, je ziet hoe anderen reageren tijdens een krach en je ziet hoe je personeel het doet,’ zo zegt Van Os. ‘Als je kijkt naar 1929 en naar nu, dan was 1987 een ongeluk. En daar is het bij gebleven. Na verloop van tijd zijn we over gegaan tot de orde van de dag. Dat kan je van 1929 en zeker van wat we nu meemaken, niet zeggen.’
Tekst: Rob Bruins Slot
Reportage: Hein Hoffmann
Research: Rob Bruins Slot
Bronnen
ARCHIEFMATERIAAL
Archief Euronext NV, Amsterdam
Krantenknipsels
BEELDMATERIAAL
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, Hilversum
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: