Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
7 mei 2002

Sint Michielsgestel

Een groepje gijzelaars in Sint Michielsgestel
Bekijk Video
1 min

De gijzelaars van Gestel
Op 4 mei 1942 arresteerden de bezetters 460 keurige heren, die geen van allen een flauw vermoeden hadden wat daarvoor de reden was. Het waren hoogleraren, politici, schrijvers, musici, advocaten, geestelijken, burgemeesters: een indrukwekkende doorsnede van de elite van Nederland. Met vrachtwagens werden ze vanuit het hele land samengebracht in een klein dorpje vlakbij Den Bosch, in het gijzelaarskamp St. Michielsgestel.

Tot eind 1944 zouden honderden notabele Nederlanders als gijzelaars vastzitten in het voormalige kleinseminarie van St. Michielsgestel. Een paar namen: Vestdijk, Van Duinkerken, Huizinga, Philips, De Quay, Schermerhorn… Ze waren niet te vergelijken met ‘gewone gevangenen’; De Duitsers beschouwden deze groep als onderpand. Zolang de Nederlandse bevolking zich netjes en coöperatief gedroeg, zouden de gijzelaars geen haar op het hoofd worden gekrenkt. Was dit niet het geval, dan zouden één of meerdere van hen zonder pardon worden geëxecuteerd. Zo fungeerden de gijzelaars als een soort ‘represaille-reserve’.

In Andere Tijden kwamen drie oud-gijzelaars aan het woord: Piet Sanders, Leonard de Waal en Max Kohnstamm. Destijds behoorden ze tot de jongsten van het kamp, maar inmiddels zijn ze rond de negentig en hebben ze al een indrukwekkende carrière achter de rug. De eerste werd na de oorlog secretaris-generaal van Oorlogsvoering en maakte internationaal naam als jurist; de tweede ging werken bij de Stichting Nederlands Volksherstel en werd directeur van een groot bedrijf in machine-onderdelen; de derde werd particulier secretaris van koningin Wilhelmina en groeide uit tot een van de grondleggers van de Europese Unie. Typische ‘Gijzelaars van Gestel’.

Een portret van dhr De Waal in 1942

Onverwachte arrestaties

In ieder geval niet naar Duitsland
De Waal herinnert zich nog hoe hij werd opgepakt. ‘Ik lag te slapen op mijn kamer in Amsterdam, toen ik werd opgepakt en naar de Euterpestraat werd gebracht, waar de SD [Sicherheits Dienst] zat. Daar ontmoette ik de dominee die de zaterdag daarvoor mijn broer had helpen trouwen. Dat was een troostvolle gedachte.’ Niemand vertelde hem waarom hij was gearresteerd, maar hij vermoedde dat het kwam omdat hij actief was in de Nederlandse Unie. Die partij was - na aanvankelijke toenadering - eind 1941 verboden door de Duitsers en iedereen die er iets mee te maken had stond op de zwarte lijst. Ook de drie leiders van de Nederlandse Unie, Einthoven, Linthorst Homan en de latere premier De Quay, brachten het grootste deel van de oorlog gedwongen door in St Michielsgestel.

Piet Sanders, destijds advocaat in Schiedam, was een van de weinigen die het gijzelaarskamp direct herkende. Toevallig had hij dat jaar zijn zomervakantie in St Michielsgestel gepland, dus hij kende de omgeving. ‘Ik schreef aan mijn vrouw dat ik genoot van het uitzicht op het vakantiehuisje dat we hadden gehuurd’. Zo wist ze in ieder geval dat hij niet naar Duitsland was afgevoerd, want dat was de grote angst van alle gijzelaars en hun families. Zolang ze maar in Nederland mochten blijven was er hoop.

Sanders: ‘Direct na aankomst in St. Michielsgestel hield Anton van Duinkerken een bijzonder aardig verhaal om ons op te kikkeren, want de stemming was natuurlijk niet al te best. Je werd van huis weggehaald en je wist niet wat er met je ging gebeuren. En toen heeft hij daar zijn verhaal gehouden over Brabant.’ Van Duinkerken hield een spontane voordracht over het prachtige Brabantse land, alsof het ging om een vakantiekamp in plaats van een gevangenis. In zekere zin zat hij er niet ver naast.

Max Kohnstamm

Hitlers Herrengefängnis

Het leven in het gijzelaarskamp
Het leven in het gijzelaarskamp was volstrekt niet te vergelijken met de situatie in andere Duitse kampen. Max Kohnstamm, de derde oud-gijzelaar, noemt St. Michielsgestel cynisch ‘Hitlers Herrengefängnis’. De gevangenen hoefden geen dwangarbeid te verrichten, sterker nog, ze kregen alle vrijheid zolang ze maar binnen het kamp bleven. Ze organiseerden filmavonden, discussieclubjes, tennistoernooien en hadden dankzij de pakketten van thuis zoveel te eten, dat een enkeling klaagde dat hij te dik werd.

De Duitse en Nederlandse bewakers hadden de opdracht gekregen om de gijzelaars met rust te laten zolang ze zich maar niet misdroegen. Die houding kwam voort uit de naïeve hoop, dat de Nederlanders ooit tot inkeer zouden komen. Op een gegeven moment moesten ze, Germaanse broeders die ze waren, toch gaan inzien dat de Duitse bezetters eigenlijk reuze aardige mensen waren. In het toekomstige Germaanse rijk zouden sommige Nederlandse gijzelaars misschien nog wel een leidende rol kunnen vervullen. De gijzelaars zelf dachten daar overigens heel anders over.

Het was, midden in de oorlog, een volstrekt absurde situatie. Kohnstamm: ‘Ik herinner me de eerste keer dat mijn toenmalige verloofde in het kamp op bezoek mocht komen, want je kon dus bezoek hebben. Dat was eind februari en het was een hele mooie, zonnige winter geweest. Ik zag er prachtig bruinverbrand uit: je kon niet gezonder zijn dan je in dat kamp was. Maar wel tegen de achtergrond van de vernietiging.’

Gedenksteen voor de geexecuteerde gijzelaars, in de bossen van Goirle

Executies

Elke dag kan de laatste zijn
Op 7 augustus 1942 pleegde het verzet een aanslag in het centrum van Rotterdam, op een goederentrein die ook Duitse soldaten vervoerde. Het was geen succes: er kwam alleen een baanopzichter om het leven. Desalniettemin waren de Duitsers woedend. Ze reageerden met een ultimatum: voor 14 augustus moesten de daders zich melden, anders zouden er represesailles volgen. Vijfentwintig gijzelaars uit St. Michielsgestel werden alvast geselecteerd. Piet Sanders was een van hen. Drie dagen leefde hij in de overtuiging dat hij dood zou gaan. Hij had de afscheidsbrief aan zijn vrouw al geschreven, toen de Duitsers besloten zich toch te ‘beperken’ tot vijf gijzelaars.

In de nacht van 14 augustus werd Sanders wakker omdat iemand met een zaklamp in zijn gezicht scheen. ‘Er kwam een militair in de nacht met zijn zoeklantaarn in onze kamer, waar we met zijn 24-en lagen. Hij begon met zijn lantaarn te schijnen, juist in de hoek waar ik lag. Die ging dan verder en dan wist je: ik ben het dus niet. Maar hij bleef wel staan bij Schimmelpenninck van der Oye, die pas de avond daarvoor was binnengebracht en op onze kamer was ingekwartierd. En hij werd er wel uitgehaald.’ Schimmelpennink werd samen met vier andere gijzelaars in de vroege ochtend van 15 augustus geëxecuteerd. In de bossen van Goirle, waar het gebeurde, wordt nog ieder jaar een herdenking gehouden.

Na de executies werd alles anders. Nog steeds hadden de gijzelaars alle vrijheid binnen de muren van het kamp, maar nu ze wisten dat het de Duitsers ernst was, kon elke dag hun laatste zijn. Kohnstamm: ‘En dat is in wezen ook weer bijna moeilijker vol te houden dan als je in een concentratiekamp zit en je weet dat je elke dag voor je leven vecht.’ Het was een heel gek passief soort van bestaan. Je tenniste, je zat in de zon, je schreef liefdesbrieven… Maar of je er na die zaterdag nog zou zijn, dat is een andere vraag.’ Kohnstamm weet waar hij over praat; voordat hij naar St Michielsgestel werd gebracht zat hij gevangen in kamp Amersfoort waar het er heel anders aan toe ging.

Piet Sanders, ca. 1940

De 'Volksuniversiteit'

Leren als afleiding
In de loop van de oorlog werden nieuwe groepen gijzelaars toegevoegd, anderen mochten vervroegd weer naar huis. Het aantal gevangenen wisselde dus, maar op zijn hoogtepunt zaten er bijna zevenhonderd gijzelaars tegelijk vast. Waarmee moesten al die intellectuelen bij elkaar hun eindeloze dagen vullen? De gijzelaars noemden hun dagelijkse afleiding spottend de ‘volksuniversiteit’, maar het leek meer op een masterclass voor begaafde senioren.

In het kamp bestond een uiterst drukbezet schema systeem van cursussen, lezingen en discussiegroepjes. Er waren cursussen over de meest uiteenlopende onderwerpen: vaderlandse geschiedenis, tekenen, filosofie, talen, economie, etc etc. En dan waren er nog zo’n twintig gegijzelde dominees, die alle twintig natuurlijk hun eigen bijbelcursus gaven. Geen gijzelaar hoefde zich te vervelen. De Waal: ik moest mijn agenda altijd in de zak hebben, om niet te vergeten naar welke cursus of naar welke dienst ik toe moest.’

Piet Sanders was als jongste van de (interne) kampleiding verantwoordelijk voor de organisatie van het culturele leven van de gijzelaars. Het was een enorme klus: afgezien van de dagelijkse lezingen en cursussen organiseerde hij toneelstukken, concerten, filmavonden, themadagen, tentoonstellingen, etc. Sanders: ‘Het was mijn taak om te zorgen dat er elke dag iets bijzonders was, om de mensen niet te veel te laten piekeren.’ Dankzij een microfoon-systeem, gedoneerd door gijzelaar Frits Philips, kon hij de verste uithoeken van het voormalig seminarie bereiken. ‘Elke ochtend om acht uur kondigde ik aan: “Mijne heren, vandaag staat het volgende te gebeuren”.’ Dan volgde er een waslijst van namen, lokaalnummers en tijden. Sanders lacht: ‘Het was de enige periode in mijn leven dat ik bijna overwerkt ben geraakt’.

Max Kohnstamm

De Doorbraak

Een geforceerde ontzuiling
Een onbedoeld effect van het kamp, was het feit dat mensen met elkaar in gesprek raakten die daar in normale omstandigheden niet over zouden piekeren. Katholieken, protestanten en socialisten waren in de verzuilde vooroorlogse maatschappij strikt van elkaar gescheiden. In gedwongen gevangenschap konden ze elkaar echter niet negeren. Ze volgden samen een cursus, zagen elkaar ’s avonds in pyjama op de gang, speelden een partijtje hockey in de tuin en voor ze het wisten waren ze druk aan het filosoferen over de toekomst van Nederland.

Kohnstamm: ‘je raakte in aanraking met een hoop mensen, op zichzelf was het een prachtige voorbereiding voor de baan die ik later kreeg. Je hebt toch begrip kunnen opbrengen en leren opbrengen voor andersdenkenden. In dat kamp ging je vriendschappelijk met elkaar om, je zei niet “Hé die is katholiek” of zo, je kon het goed met iemand vinden of je kon het niet goed met iemand’. Daarbij kwam, dat je in gevangenschap veel vrijblijvender dan anders met elkaar van gedachten kon wisselen. De vaste structuren waren weggevallen.

Er ontstond in het kamp een gevoel van saamhorigheid, dat later wel is aangeduid als de ‘geest van Gestel’. Saamhorigheid, maar ook een grote behoefte aan politieke vernieuwing. Het moest maar eens afgelopen zijn met die bekrompen hokjesgeest van voor de oorlog, de nieuwe politiek moest een ‘doorbraak’ forceren in verzuild Nederland. Zeventien van de meest gerespecteerde gijzelaars maakten onder leiding van Schermerhorn plannen voor het na-oorlogse Nederland. Onder de Heren Zeventien (vernoemd naar het bestuur van de VOC) waren katholieken en protestanten, socialisten en liberalen.

Leonard de Waal

Een gedwongen Rotary

Netwerken in elitaire afzondering
Mede als gevolg van de discussies in St Michielsgestel is direct na de oorlog de PvdA opgericht. Een nieuwe partij, die open zou staan voor iedereen, gelovig of niet. Het leek veelbelovend, maar de gijzelaars van St. Michielsgestel hadden zich in hun elitaire afzondering verkeken op de stevigheid van de zuilen en het conservatisme in de samenleving. Binnen een mum van tijd waren de verschillende zuilen weer even stevig als altijd en had elk geloof weer zijn eigen partij. Het zou nog tot in de jaren zestig duren voor er sprake was van een echte doorbraak.

De grote volksbeweging waar de gijzelaars op hoopten is er niet gekomen, maar het kamp heeft wel degelijk grote gevolgen gehad voor de individuele gijzelaars. Het was, cynisch genoeg, een uitgelezen manier om een prachtig netwerk op te doen. Zonder het gijzelaarskamp had bijvoorbeeld Sanders nooit Schermerhorn leren kennen, die hem direct na de oorlog in zijn kabinet vroeg. De vriendschappelijke contacten die in het kamp tot stand waren gekomen bleven ook na de oorlog bestaan, over en door de zuilen heen. De Waal vat het eigenlijk het mooist samen: ‘Het was een soort gedwongen Rotary’.

Tekst en research: Laura van Hasselt
Regie: Godfried van Run

Literatuur

J.C.H. Blom, De gijzelaars van St.Michielsgestel en Haaren. Het dubbele gezicht van hun geschiedenis (Amsterdam 1992)

L. de Jong, Het Koninklijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (Den Haag 1969-1978)

M.de Keizer, De gijzelaars van Sint Michielsgestel. Een elite-beraad in oorlogstijd (Alphen aan de Rijn 1979)

Gedenkboek Beekvliet (Schiedam 1947)

Bronnen

FOTO’S
Niod
Rijksarchief Noord-Holland

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: