Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
20 augustus 2002

Alleen een Seehund kan het vaderland nog redden

De opgedoken Seehund in Lubecker Buchte
Bekijk Video
1 min
Het strand van Egmond aan Zee, maart 2002
Voor de kust van Egmond aan Zee

 

Voor de kust van Egmond aan Zee, recht tegenover paal 41 ligt op 50 meter uit de kust het karkas van een onderzeeboot begraven. Het dwergduikbootje, type Seehund, ligt er al sinds februari 1945, toen een Duitse marine officier het vaartuig aan de grond liet lopen. Ruim vijftig jaar lang lag het daar in betrekkelijke rust, verborgen onder een meter zand, totdat in 1996 door zandafslag het luik boven de oppervlakte verscheen. De Duitse kommandant werd opgespoord, en die wist te vertellen dat het type Seehund bewapend was met twee torpedo’s goed voor ieder 280 kilo springstof. Het leidde niet tot overmatig veel paniek. De boot lag toch ver buiten de stadskern en ruim uit de kust. Kortom, de U 50595 hoefde niet geborgen te worden.
Althans zo luidde het oordeel tot twee weken geleden, want uit nieuw onderzoek is gebleken dat de torpedo’s die nog onder de Seehund liggen, door de miniemste beweging tot ontploffing kunnen worden gebracht. Door het verstrijken van de tijd is de springstof instabiel geworden en dat kan in combinatie met kleine aardschokken (door gaswinning) leiden tot een levensgevaarlijke situatie. Dus mag er in een straal van 1800 meter rond het wrak niemand komen. Op zee is er een zone van twee mijl ingesteld en zelfs in het luchtruim boven Egmond mag onder twee kilometer geen vliegtuig passeren. Volgens berekeningen zal bij een eventuele ontploffing een gat van tien meter diep en dertig meter breed geslagen worden. Zand en water zal tot één kilometer hoogte de lucht in worden geslingerd. Marinemensen van het explosievenopruimingscommando zijn samen met bergingspersoneel van Wijsmuller bezig om rond het wrak damwanden in zee te trillen. Vervolgens zal de Seehund voorzichtig van zand worden ontdaan en zal bekeken worden of de torpedo’s gedemonteerd kunnen worden of dat de algehele staat van het vaartuig van dien aard is dat onmiddellijk tot vernietiging zal moeten worden overgegaan.
Dit is de geschiedenis van een dwergduikboot die bijna zestig jaar na stranding meer vrees inboezemt dan tijdens de Tweede wereldoorlog.

Vrachtschepen in het vizier

Het Kleinkampf Verband

Een nieuw wapen, een nieuwe militaire eenheid

In de loop van 1944 wordt voor iedereen duidelijk dat Duitsland de oorlog aan het verliezen is. Het zuiden van Nederland is bevrijd, in het oosten jagen de Russen de Duitse legers richting Berlijn en de ooit zo oppermachtige Duitse luchtmacht en marine zijn geen schim meer van de strijdmacht onderdelen die ze in het begin van de oorlog waren. Duitsland verliest op alle fronten, maar toch, het Duitse opperbevel en Hitler geeft niet op. In een laatste poging het tij te keren volgt het besluit om nieuwe wapens te ontwikkelen en een nieuwe militaire eenheid op te zetten, het zogenaamde Kleinkampf Verband.
Dit marine onderdeel, dat direct onder Admiraal Doenitz valt, houdt zich bezig met allerlei soorten kleinschalige commando acties. Een van die eenheden bestaat uit nog te ontwikkelen en te bouwen tweepersoons onderzeeers die in Het Kanaal moeten gaan opereren. Bedoeling is om de geallieerde toevoer van manschappen en materiaal naar de bevrijde havens van Antwerpen en Oostende te saboteren en volledig stil te leggen.
Een rol die gewone U-Boten sinds mei 1943 niet meer kunnen vervullen. is hun rol vrijwel uitgespeeld. In die maand overtreft het aantal tot zinken gebrachte Duitse onderzeeboten het aantal geallieerde schepen dat ten prooi valt aan U boten. Door een numerieke overmacht van geallieerde schepen en vliegtuigen zijn de onderzeeboten gemakkelijk op te sporen en te vernietigen. Mei 1943 vormt een keerpunt in de oorlogsvoering op zee en gaat de geschiedenis in als ‘zwarte mei’.

Een Seehund bezichtigd door Amerikaanse soldaten

Schwertwal, Seeteufel en Seehund

Ontwerp onderzeeboten

In recordtijd worden 18 typen mini-onderzeeboten ontwikkelt en gebouwd. Sommige ontwerpen zoals de Hai, Schwertwal en Seeteufel, komen niet verder dan tekentafel of proefmodel. Zes duikboten worden in productie genomen, de Neger (200 stuks), Marder (marter, 300 stuks), Molch (mol, 390 stuks), Biber (bever, 324 stuks) Hecht (snoek, 53 stuks) en de Seehund (285 stuks).
Hoewel het aantal gebouwde exemplaren anders doet vermoeden, zijn de meeste boten geen doorslaand succes. Technisch zijn de boten onvolwassen, maar een nog groter probleem is de bemanning. Slechts weinig soldaten blijken psychisch opgewassen tegen de spanning die het met zich meebrengt om moederziel alleen in een technisch wankel bootje de strijd aan te gaan met een superieure vijand. Na een groot aantal mislukkingen blijkt de Seehund aan het einde van de evolutie der dwergonderzeeers te staan. Het ontwerp paart goede techniek aan een tweekoppige bemanning: een gouden greep.
Zeven weken na de ontwerp-opdracht, levert ontwerper Kurt Ahrend de eerste tekeningen af van U-Boot type XXVII, oftewel de Seehund. Het is geen echte onderzeëer, maar zoals alle modellen uit die tijd, een duikboot: varen doet hij meesttijds boven water. Gedoken wordt er alleen in geval van nood. Dan verdwijnt de boot binnen 10 seconden onder water - althans, volgens de statistieken: ex-commandant Hans Wachsmuth weet dat hij weleens een noodduik heeft gemaakt in 6 of 7 seconden. Wat de statistieken nog meer vertellen: boven water haalt de Seehund, aangedreven door een dieselmotor, een snelheid van zeven knopen en een reikwijdte van 270 mijl; onder water zorgt een elektromotor op batterijen voor een maximum snelheid van zes knopen een een reikwijdte van 40 tot 60 mijl. Volgens specificaties van de ontwerper is de boot bestand tot duiken tot op maximaal 45 meter – in praktijk bleek de boot ook diepten van zeventig meter aan te kunnen.
De Seehund ziet er uit als een U-boot, maar dan in het klein: 11,86 meter lang en 1,68 meter breed. Door de geringe omvang was hij goed bestand tegen hoge druk en, wat misschien nog wel belangrijker was, tegen geallieerde dieptebommen. Drie ruimten telt het bootje: machinekamer, centrale ruimte en accuruimte. De dwergonderzeëer was ontworpen en ingericht voor inzetten van maximaal 48 uur. In praktijk moesten de bemanningsleden, een Kommandant en een Leitend Ingenieur, regelmatig langer dan vier dagen in het bootje doorbrengen. De Kommandant deed de navigatie en voerde de gevechten uit. De Leitend Ingenier was verantwoordelijk voor alles wat de boot aan het varen hield. Onder water was er voor 45 minuten zuurstof in de boot aanwezig, bij hard werken nog minder. Daarna moest hij naar de oppervlakte of als dat te gevaarlijk was dan moest de bemanning haar toevlucht nemen tot een van de vijfentwintig ademkalkpatronen die de stikstof in de lucht bindt.
Om wakker te blijven slikten ze peppillen en aten ze chocolade met cafeïne. Een wc was niet aan boord. Plassen ging in lege blikjes met daarin een beetje motorolie om de ergste stank weg te nemen. Poepen moest in lege eetdozen. De bewapening bestond uit twee zware torpedo’s van 1300 kilo, met elk 280 kilo springstof, die in een rails aan weerzijden van de boot hingen. Deze werden niet afgevuurd maar losgelaten, waarna ze op eigen motorkracht hun doel bereikten. Om enige kans op een treffer te maken moest de torpedo op minder dan 600 meter van het doel gelanceerd worden. Richten werd gedaan door het bootje in de richting van het vijandelijke doel te draaien.

De opgedoken Seehund in Lubecker Buchte

Top secret

Opleiding en proefvaarten

De Spartaanse omstandigheden aan boord, de geringe kans op succes en de grote kans op een vroegtijdig zeegraf schrok de adelborsten niet af. Trots en blij dat ze deel uit maakten van een nieuw en uiterst geheim wapen dat, zo was hun verteld, een omslag in de oorlog zou betekenen, werden ze in het diepste geheim op de marinebasis in Neustadt opgeleid. De jonge en goed opgeleide rekruten waren geen geharnaste nazi’s maar ‘a-politieke jongeren die,’ aldus Hans Wachsmuth, ‘voornamelijk de nieuwe techniek van de onderzeeboten interessant vonden.’
Hans Wachsmuth was 18 jaar oud toen hij in 1942 dienst nam bij de Kriegsmarine. Na dienst te hebben gedaan op een mijnenveger, een kruiser en een onderzeeboot meldde hij zich vrijwillig bij het Kleinkampf Verband. Naast technische nieuwsgierigheid was het ook een carrièrezet. ‘Destijds,’ zo herinnert hij zich, ‘was ik luitenant en ik wilde Kommandant van een duikboot worden en dat kon alleen op een minionderzeeër’. De kadetten werden in de watten gelegd. Aan schaarse goederen als jam en sigaretten geen gebrek. Het eten was “slakkenvrij” om zo min mogelijk stoelgang op te wekken. De training in de Lubecker Buchte in de Oostzee was niet van gevaar ontbloot.
Wachsmuth is nu nog steeds enthousiast over zijn boot maar benadrukt dat je zeer ervaren moest zijn om er goed mee om te gaan: ‘Je moest precies volgens het boekje varen anders ging het faliekant mis.’ Vooral bij het duiken en opkomen werden veel fouten gemaakt. Fouten die grote drukverschillen in de boot tot gevolg hadden en vijfentwintig onervaren kadetten waarschijnlijk fataal werden. Twee van hen werden in 2001 gevonden, op 12 meter diepte in de Lubecker Buchte. Na berging werd bij nadere bestudering duidelijk dat de Kommandant met een riem van zijn “tauchretter”, een noodluchtapparaat, achter een hendel was blijven hangen waardoor hij de boot niet kon verlaten. Zijn lichaam versperde de enige uitweg voor de Leitende Ingenieur. Beide stierven een verdrinkingsdood. Ondanks veel moeite van de Volksbund Deutsche Kriegsgraber Fursorge, de Duitse oorlogsgravendienst, is het niet gelukt om hun identiteit te achterhalen. Op 24 april worden ze met militaire eer op een kerkhof in Lubeck herbegraven.

De opgedoken Seehund in Lubecker Buchte

Festung IJmuiden Holland

De eerste Seehund-missies

Na hun opleiding vertrokken de eerste manschappen van het Seehund Flottile naar IJmuiden waar ze op 29 en 30 december 1944 arriveerden. Vervoer van de onderzeeboten ging per trein en vrachtauto. De eerste 100 manschappen, voornamelijk onderhoudsploegen en bemanningsleden werden ondergebracht in een haven gebouw. Een koude accommodatie waar constant een stinkende petroleumkachel brandde. Al snel kwamen er betere onderkomens. De officieren werden groepsgewijs ondergebracht in gevorderde eensgezinswoningen aan de Driehuizer Kerkweg, IJmuiden-Zuid. De onderofficieren, Kommandanten en Leitende Ingenieurs namen hun intrek in een villa die eigendom was van de direkteur van Hoogovens. De officiersmess was gevestigd in het voormalig crematorium, toendertijd een zeer modern gebouw.
De haven IJmuiden was tijdens de oorlog een zwaarbewapende vesting. Festung IJmuiden, zoals de bezetter de stad noemde, bood onderdak aan Snellboten en mijnenvegers. Tijdens de laatste dagen van de oorlog vonden ook dwergonderzeeers onderdak in de kleine haven bij de zuidelijkste sluis van het Noordzeekanaal. Vandaaruit was het inzetgebied van de vaartuigjes, het gebied tussen de monding van de Schelde en de monding van de Theems, vrij eenvoudig te bereiken.
Lang kregen de bemanningsleden niet om te wennen aan hun nieuwe plek. Op nieuwjaarsdag 1945 verlaat een eerste ploeg van achttien Seehunde de haven van IJmuiden. Volgens inlichtingen zouden in de haven van Oostende veel geallieerde vrachtschepen voor anker liggen. De weersverwachting is redelijk, aldus de Marine Funk Beobachtungsdienst. Weliswaar zwaar bewolkt en regenachtig, maar weinig wind, niet meer dan windkracht 2 of 3. De missie wordt evenwel een ramp. Van de achttien boten die de haven verlaten, komen er maar twee terug. Nog in het zicht van de haven loopt een boot op een mijn. Hoge zee, ijsregens en slecht zicht bemoeilijken de navigatie. Zeven Seehunde lopen op de stranden ten zuiden van IJmuiden.Het uiteindelijke resultaat is één geraakte vissertrawler.
De tweede missie verloopt niet veel beter. Tien Seehunde gaan verloren. Duidelijk is dat op deze manier het doel - het lamleggen van de geallieerde vloot - niet bereikt zal worden. Het roer wordt omgegooid. Geen massale aanvallen meer maar kleinschalige inzetten. Het opperbevel wordt hiertoe mede gedwongen als blijkt dat de mini-onderzeeers anders dan gedacht toch voor de sonar van de vijand traceerbaar blijken en de geallieerden al sinds begin februari 1945, waarschijnlijk door gevangen genomen bemanningen, van alle sterke en zwakke punten van de boot op de hoogte zijn.
De resultaten zijn na verandering veel beter. Hans Wachsmuth weet met zijn vierde en laatste actie een vrachtschip tot zinken te brengen. Een goede revanche is voor een actie die twee maanden eerder jammerlijk mislukt.In totaal leveren honderdvierenveertig uitvaarten in vier maanden tijd het volgende resultaat: negen handelsschepen (totaal 36.000 ton) en één oorlogsschip worden tot zinken gebracht; drie handelsschepen worden beschadigd.

Hans Wachsmuth

Aan de dood ontsnapt

De vergeefse missie van Wachsmuth en Feine

Op 16 februari 1945 vaart aan het einde van de middag een eenzame dwerg-onderzeeër de haven van IJmuiden uit. In de toren staat Hans Wachsmuth, in de boot zit zijn tweede man Ehrhard Feine. Ze zijn op weg naar de haven van Oostende met als missie voor de sluizen een schip te torpederen waardoor sluis en haven maandenlang buiten gebruik zullen blijven. Oostende wordt echter niet gehaald. Buitengaats wordt het bootje opgewacht door Engelse kanonneer- en motortorpedoboten, die, zodra ze de Seehund in hun zoeklichten krijgen direct beginnen te schieten.
Binnen zes seconden duikt de U 5097 naar een diepte van 30 meter. Het geluid van schroeven komt dichterbij en Wachsmuth hoort dat de vijand hun positie met behulp van een sonar probeert te peilen. De destroyers droppen tientallen dieptebommen. De explosieve kracht hiervan gooit de duikboot meters opzij. Wachsmuth zet zijn boot neer op de bodem van de Noordzee. De Kommandant en en zijn Leitend Ingenieur spreken noch bewegen, bang dat elk geluid hen kan verraden. De stroming is zo sterk dat de boot voortdurend over de zeebodem heen een weer wordt geschuurd en tegen rotsen aangeduwd wordt. Telkens wanneer ze de motoren starten volgt een tapijt van geallieerde waterbommen. En zo gaat het een dag en een nacht door. De kwaliteit van de lucht aan boord wordt steeds slechter. Om zuurstof te sparen gebruiken ze een ademfilterapparaat met kalkpatronen. Af en toe zetten ze het luchtverversingsapparaat aan. Tegen de avond horen ze de vijandelijke schepen vertrekken. Nog een half uur wachten ze en dan stijgen ze langzaam op. Als ze vervolgens na 48 uur eindelijk de oppervlakte doorbreken horen ze het aanslaan van dieselmotoren en beseffen ze dat ze in de val zijn gelopen. Het bombardement van waterbommen is heviger dan alle voorgaande aanvallen en komt steeds dichterbij. Alles wat niet gezekerd is wordt door de boot geslingerd. Navigatie instrumenten en etensblikken vallen uit de houders. Vlakbij klinkt een enorme knal. Het licht valt uit en bij het schijnsel van een zaklamp ziet Wachsmuth dat de verf is afgebladderd en er water in de boot sijpelt. De laatste explosie heeft een fijne scheur gemaakt, precies tussen diesel- en elektromotor. Het laatste uur lijkt geslagen: volledige duisternis, lekkage en links en rechts ontploffende dieptebommen.
Maar dan, ver na middernacht neemt het aantal explosies af. Langzaam hoort Wachsmuth het geluid van de schroeven wegsterven. Het besluit valt. Doodsbang om nogmaals in de val te lopen start Ehrhard Feine de motoren. De U 5097 keert terug aan de oppervlakte. De geallieerden blijken vertrokken te zijn.
Wachsmuth en Feine varen een dag en een nacht door navigerend op maan en sterren. Het kompas is uitgevallen en ze hebben geen benul waar ze zich bevinden. Ze passeren een pier – naar later blijkt, de pier van IJmuiden. Kort daarop lopen ze aan de grond. Ze kunnen de branding horen en klimmen uit de boot. Meer dood dan levend weten ze het strand te bereiken. Daar schieten ze twee lichtkogels af. Gehuld in donkere rubberpakken zonder onderscheidingstekens worden ze nog even aangezien voor spionnen, maar uiteindelijk keren ze vijf dagen na uitvaren terug op hun basis.
Daags voordat de Canadezen de “Festung” bevrijden worden de Seehunde in de haven van IJmuiden tot zinken gebracht. Bij sommige vaartuigen worden de kranen opengedraaid. Van andere worden de motoren gestart en zonder bemanning de Noordzee opgestuurd, om na verloop van tijd te zinken. De Seehund heeft de hooggespannen verwachtingen die de Duitse legertop van haar had niet kunnen waarmaken. Geen hoofdrol in het lamleggen van de geallieerde vloot, maar een bijna vergeten voetnoot in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Een voetnoot die het leven van zeker honderd jonge mannen heeft gekost.

Tekst en reportage: Hein Hoffmann
Research: Theo Toebosch en Hein Hoffmann

Bronnen

BEELDMATERIAAL:
Foto’s zijn afkomstig uit het Imperial War Museum en uit Klaus Mattes’ studie over de Seehunde.
Filmmateriaal uit privécollecties en het Nederlands Audio-visueel Archief

Literatuur

Klaus Mattes, Die Seehunde. Klein-U-Boote: Letzte deutsche Initiative im Seekrieg 1939-1945 (Hamburg, Berlijn en Bonn 1995).

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: