Kneppelfreed
Chaos na een rechtszaak
In oktober 1951 moest de Lemster veearts Sjirk Frânses van der Burg voor het kantongerecht in Heerenveen verschijnen wegens een verkeersovertreding. Tijdens de zitting voerde Van der Burg het woord in het Fries. De kantonrechter mr. S.R.Wolthers, woonde al lange tijd in Friesland, maar hij gaf de veearts te kennen het Fries niet te willen verstaan. Van der Burg vond echter dat hij in Friesland het recht had Fries te spreken. Daarop schorste Wolthers de zitting.
Hoewel de rechter na de schorsing stelde dat alleen de Nederlands gesproken verdediging mee zou tellen, bleef Van der Burg Fries spreken. Uiteindelijk werd de rechtszitting afgesloten toen de veearts de geëiste boete van zeven gulden betaald had. De rechtszitting was afgerond, maar de kwestie van het Fries in de rechtszaal was in beweging gezet.
De zaak tegen Van der Burg werd verslagen door een aantal journalisten. Fedde Schurer, het boegbeeld van de Heerenveense Koerier was één van hen. Van zijn hand verscheen een provocerend hoofdartikel tegen de arrogantie van de rechterlijke macht die weigerde de taal van het volk te verstaan. Het stuk was zo fel dat Schurer zelf voor de rechter moest verschijnen wegens belediging van de rechterlijke macht. Dit was precies de bedoeling van Schurer. Hij had de rechtszaak bewust uitgelokt omdat hij de rechter een uitspraak over de positie van het Fries in de rechtspraak wilde laten doen.
Op vrijdag 16 november 1951 moest Schurer voor de politierechter van de Leeuwarder rechtbank verschijnen. Hij werd veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk met drie jaar proeftijd, terwijl de substituut officier van justitie met 150 gulden boete had willen volstaan. Omdat de rechtszaak tegen Schurer in een klein zaaltje gehouden werd, konden veel belangstellenden niet in de zaal aanwezig zijn en verzamelde zich voor het gerechtsgebouw een grote menigte.
Aan het einde van de middag liep het uit op een confrontatie tussen politie en de aanhangers van Schurer. De brandweer werd ingezet om met waterspuiten de demonstranten uit elkaar te drijven en de politie sloeg met knuppels in op de demonstranten. De chaos en ontzetting waren groot. Vrijdag 16 november 1951 ging de geschiedenis in als `kneppelfreed' (knuppelvrijdag). Kneppelfreed versnelde de totstandkoming van wettelijke regelingen omtrent het gebruik van het Fries.
Fedde Schurer
‘Talentvol en gevaarlijk spreker’
De gevolgen van Kneppelfreed kunnen natuurlijk niet worden beschreven zonder een portret te schetsen van de man die het allemaal in werking zette: Fedde Schurer. “It bêste fers dat Fedde Schurer skreaun hat wie syn libben” oftewel: “Het beste vers dat Fedde Schurer geschreven heeft was zijn leven”, schreef de auteur E.B. Folkertsma. Dichter, schrijver, onderwijzer, politicus en journalist, Fedde Schurer (1898-1968) was het allemaal. Schurer groeide op in Lemmer. In de vroege jaren twintig ontwikkelde hij een grote interesse voor de Friese taal en literatuur. Schurer werd door het Kristlik Selskip actief in de Friese beweging, die tot doel heeft de Friese taal en cultuur te versterken.
Als in 1925 Schurers eerste gedichtenbundel ‘Fersen’ uitkomt, zegt hij in een interview: “Wij zijn Friezen, en wij zijn geroepen van Godswege, om Friezen te zijn en om ons als Friezen te gedragen. Staatskundig zijn wij Nederlanders, geestelijk staan wij op onszelf. Dit geestelijk zelfbestaan uit zich het duidelijkst in onze taal, en die heeft daarom de eerste plaats in onze Friese strijd. Haar moeten we trouw blijven, in het gehele leven.”
Eind jaren twintig sluit Schurer zich aan bij de Christelijk Democratische Unie en bij de kamerverkiezingen van 1929 is hij de lijstaanvoerder. Schurer houdt voor de CDU door het hele land spreekbeurten over vraagstukken rond christendom en oorlog. Maar zijn, op christelijke gronden gefundeerd pacifisme, gecombineerd met zijn sympathie voor de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, brachten hem in problemen binnen zijn eigen Gereformeerde kerk. De kerkenraad onthield Schurer op grond van zijn politieke opvattingen het Heilig Avondmaal en dan volgt ook zijn ontslag als onderwijzer in Lemmer. De rel rond Schurer ontgaat ook de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) niet. In een BVD-dossier wordt Schurer gezien als: “Talentvol en gevaarlijk spreker, vooral gevaarlijk voor jonge menschen”.
Na zijn ontslag verlaat Schurer Friesland en vestigt hij zich in Amsterdam, waar hij 16 jaar zal blijven. Daar schrijft hij veel en blijft hij ook actief in de politiek. Onder andere door de leus ‘Geen Führer, maar Schurer’, wordt Schurer in 1935 gekozen als lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland voor de CDU. Een aantal jaren later stapt hij over naar de SDAP. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Schurer als schrijver actief in het verzet en na de oorlog ontvangt Schurer de regeringsprijs voor Nederlandse verzetsliteratuur. Als hem vlak na de oorlog het gedeelde hoofdredacteurschap van de Heerenveense Koerier aangeboden wordt, keert Schurer terug naar Friesland. Naast zijn hoofdredacteurschap is hij ook actief in de PvdA en vormt hij tevens het hart van het Friese literaire leven.
Door Schurers stilistisch briljante en scherpe hoofdartikelen krijgt de Heerenveense Koerier grote bekendheid, zowel in als buiten Friesland. Dat is zeker het geval na Schurers bekende hoofdartikel “De laatste man van de Zwarte Hoop”. Dit is het artikel over de rechtszaak tegen de veearts Van der Burg, het artikel waar Kneppelfreed mee begon.
Politiek Den Haag
Friesland onafhankelijk?
De rellen in Leeuwarden werd de volgende dagen breed uitgemeten in de landelijke pers. Een aantal politici in Den Haag was bevreesd: Friesland zou zich toch niet willen afscheiden van Nederland? Op de dag dat minister Teulings van Binnenlandse Zaken belooft een onderzoek te zullen instellen naar de Friese taalkwestie en het politieoptreden, wordt er in Leeuwarden een protestbijeenkomst gehouden. Het is dan precies een week na Kneppelfreed. De protestbijeenkomst was door diverse gezelschappen uit de Friese beweging georganiseerd. Boven het podium hing een groot spandoek: ‘Lyk rjocht foar elk. Ek foar in lyts folk.’ (Gelijk recht voor allen. Ook voor een klein volk). Op de bijeenkomst namen tweeduizend aanwezigen een motie aan, waarin zij zeiden achter het veroordeelde artikel in de Heerenveense Koerier te staan. Er werden verschillende toespraken gehouden. De woorden van J. Piebenga, hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant, deden politiek Den Haag huiveren:
“Vaders en moeders (…) boerenarbeiders en winkeliers, schippers en jullie allemaal, sta als Friezen, want jullie hebben de geschiedenis van ons volk achter jullie. Twintig eeuwen van Friese strijd kijken op jullie neer. En zouden jullie dan niet strijden?”
Enkele dagen later, tijdens de begroting van het Ministerie van Justitie voor het jaar 1952, steekt het Friese kamerlid en oud-ministerpresident P.S. Gerbrandy een lang betoog af over Fries praten en het recht daarop in de rechtszaal. Gerbrandy pleitte voor het recht om in ieder geval de eed in het Fries af te mogen leggen: “Het recht van het volk de aanroeping van God almachtig, te doen in de taal, zoals die verbonden is met het gehele geestelijke leven van hem en de zijnen.” Maar de minister van Justitie, de heer H. Mulderije, besloot dat het Fries in de rechtszaal in zeer beperkte mate gebruikt mocht worden en dat de eed absoluut niet in het Fries afgelegd mocht worden. Het was volgens hem een kwestie van ‘eerbied voor de landswetten’: “Ik meen, dat de controle zoek zou zijn, wanneer het mogelijk wordt, dat formulier uit te spreken in een andere taal dan de officiële Nederlandse omstandigheden als waarover het hier gaat. Iets anders is, of in het verkeer tussen rechter en justitiabele enige soepelheid mag worden betoond.”
Enkele maanden later, van 6 tot en met 8 februari 1952, brachten de ministers Mulderije (Justitie), Rutten (Onderwijs, Kunst en Wetenschap) en Beel (Binnenlandse Zaken) een bezoek aan Leeuwarden om zich op de hoogte te stellen van de Friese kwestie. Zij spraken met vele Friezen en Friese organisaties en tot hun opluchting konden ze op de afsluitende persconferentie melden: “dat van enig separatistisch streven geen sprake is”.
Hoger Beroep
Herzbergs pleidooi
Ondertussen was Schurer zich aan het voorbereiden op zijn hoger beroep, dat hij direct na Kneppelfreed had aangespannen. De twee weken gevangenisstraf die hij had gekregen voor het beledigen van de rechterlijke macht, was in zijn ogen veel te hoog. Het hoger beroep diende op 18 maart 1952 en Schurers verdediging werd gedaan door de bekende advocaat en auteur mr. Abel Herzerg. Schurer hoefde niet te betalen voor de verdediging. In plaats daarvan vroeg Herzerg hem een bedrag over te maken aan de Collectieve Israël actie. “Het lijkt mij een goede werkverdeling. Ik doe iets voor de Friezen en u doet iets voor de Joden.”
Herzberg voelde zich verbonden met Schurer omdat hij het Jiddisch boven het Hebreeuws verkoos. “Het was voor mij geen juridische zaak, maar een literaire zaak. De Friese taal werd aangetast en dat ging niet.” Herzbergs gevoelige pleidooi spitste zich hier ook op toe. Eén van de laatste passages van het pleidooi luidt: “De intieme taal, de taal van de moeder, het kind, de man, dat is de moedertaal. En ’t Fries heeft zijn eigen sfeer en karakter, gebonden aan land en volk, en dat, het beste in ons, is gekwetst. Schurer is een dichter, en een dichter heeft een zingende ziel. Niemand zou vervolgen als het geloof was gekwetst. In deze categorieën moet men het zoeken. Die opwinding komt ergens vandaan. Ze is niet gekunsteld, en kan ook niet gekunsteld zijn. De Rechtstaal: waarom wil men Fries in de rechtszaal spreken? Omdat men haar minacht? Of omdat men het recht als iets groots en wezenlijks erkent? Als iemand Fries spreken wil in de Kerk, zal men zeggen: hoe heilig moet hem zijn taal zijn. Zo is ’t ook met de rechtstaal. Men moet het bevorderen, niet tegen gaan. Men zegt, dat de zaak op de spits is gedreven? Wie heeft dat gedaan? Waarom mag een verdachte geen Fries spreken? Men zegt, nu zitten we ook nog met een taalprobleem. Hebben we geen zorg genoeg? Laten we blij zijn met dit probleem. Het behoort tot ’t mooiste dat een levend volk hebben kan.”
Hoewel Schurer tijdens het hoger beroep hardnekkig Fries bleef praten, werd de zaak gunstig voor hem beëindigd. Hij werd veroordeeld tot 150 gulden boete, de straf die oorspronkelijk ook tegen hem geëist was.
De rechtszaak tegen Schurer was hiermee afgerond, maar de kwestie over het gebruik van het Fries in de rechtszaal stond pas aan het begin. Schurer heeft de taalkwestie in een stroomversnelling gebracht. Over Kneppelfreed zei hij:“De dingen, die tot dan stof waren geweest voor een verstandige discussie tussen ongelijke partijen, werden plotseling in hart en gemoed beleefd”.
De wetgeving
De taalstrijd gaat door
Door de gebeurtenissen op en na de bewuste vrijdagmiddag van 1951 werden er vanuit de regering twee commissies opgericht. De commissie Wesselings richtte zich op het Friese onderwijs en dit had de Wet Cals tot resultaat. In deze wet van 1955 is geregeld dat alle gemeente- en schoolbesturen de bevoegdheid hebben het Fries als leervak op hun scholen in te voeren en het onderwijs in de aanvangsklassen in de Friese taal te mogen geven. Een tweede commissie boog zich over de kwestie van het gebruik van Fries in de rechtszaal. Een jaar later was de Wet Donker een feit: de wet die het gebruik van de Friese taal in bestuurlijke en rechterlijke zaken regelt. Vanaf 1956 was het Fries tijdens rechtszittingen toegestaan. Wel kon de rechter het Fries tijdens een rechtszaak beletten, als hij vond dat het gebruik van de Friese taal een behoorlijke rechtsgang in de weg zou staan. Processen-verbaal en andere processtukken werden in het Nederlands geschreven, maar van groot belang was het feit dat de eed ook in het Fries afgelegd mocht worden.
Vier jaar geleden is het gebruik van het Fries in de rechtszaal wettelijk nog verder uitgebreid. Tegenwoordig mag de rechter het gebruik van het Fries niet meer beletten: tijdens een rechtszaak staat het iedereen vrij, Fries te spreken. Wel kan de rechter bepalen dat er een tolk moet komen.
Op scholen en in de rechtszaal mag men nu dus Fries spreken, maar deze week bleek dat het in de sportwereld soms nog tot problemen kan leiden. De Broekster Boys, een voetbalclub uit Damwoude, kreeg op een in het Fries geschreven protestbrief, het antwoord dat het afdelingbureau alleen in het Nederlands geschreven brieven behandelt. “Diskriminaasje”, zegt Jan Kooistra, de secretaris van de voetbalclub en hij vraagt zich af of dit wel mag. Binnen de Friese provinciegrens, geldt het Fries immers als de tweede rijkstaal. Of het conflict tussen het afdelingsbureau en de Broekster Boys tot een tweede kneppelfreed zal leiden is nog afwachten, maar één ding staat vast: de taalstrijd blijft leven.
Tekst en research: Femke Veltman
Samenstelling en regie: Annegriet Wietsma
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: