Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
2 oktober 2001

50 Jaar Televisie

Cals
Bekijk Video
25 min

Wiegel en Tromp over parlementaire verslaggeving

Op 2 oktober 2001 bestond de Nederlandse televisie precies vijftig jaar. Vijftig jaar televisie betekent onder meer vijftig jaren van politieke televisieverslaggeving. Andere Tijden liet oud-politicus Hans Wiegel en journalist Jan Tromp kijken naar voorbeelden van politieke verslaggeving. Beiden zijn door ervaring deskundig op dit terrein en kennen het genre als geen ander. Jan Tromp werkte jaren lang op Het Binnenhof als politiek redacteur voor de VARA en De Haagse Post. Hans Wiegel stond aan de andere kant van de verslaggeving. Van 1967 tot 1982 was hij voor de VVD lid van de Tweede Kamer, fractievoorzitter, minister van Binnenlandse Zaken en vice-premier. Na een periode van 12 jaar als commissaris van de Koningin in Friesland keerde hij van 1995 tot 2000 terug naar het Binnenhof, waar hij lid was van de Eerste Kamer. Gedurende al deze jaren wist hij de media goed te vinden.

Drees wordt geïnterviewd
Drees wordt geïnterviewd

De beginjaren

'Heeft u een goede reis gehad, Excellentie?'

“Dat waren nog eens tijden.” reageert Wiegel op de fragmenten van de beginjaren van televisie. In de jaren vijftig keken verslaggevers huizenhoog op tegen de heren ministers. Ministers werden bij elke vraag opnieuw met ‘excellentie’ aangesproken en ze konden rekenen op een dankbare knik van de interviewer en een ‘Dank u wel, excellentie’ of de bewindsman nu antwoord op de vraag gegeven had of niet. Het politiek interview op televisie bestond nog nauwelijks. Minister-president De Quay bijvoorbeeld heeft tijdens zijn gehele ambtsperiode (1959-1963) geen enkel interview gegeven. Als politici in de jaren vijftig op televisie verschenen, was dat voornamelijk om aan de burgers uit te leggen wat hun taak inhield of om de burgers op de hoogte te houden van hun reizen naar Nederlands-Indië of de Verenigde Staten.
Terwijl Wiegel de beelden kan waarderen, roept Tromp: “Dit is prehistorie. Je ziet een afstand van zeemijlen tussen de journalist en de excellentie.” Tromp is dankbaar dat deze vorm van journalistiek, waarbij de journalist nederig met de pet in de hand een vraag stelt, tot het verre verleden behoort. “Wie zegt nog excellentie tegenwoordig? Als we het zeggen dan zeggen we het tegen Wiegel om hem te pesten. Deze onderdanige vorm van televisiejournalistiek stamt uit een andere tijd.”

De Nacht van Schmelzer

De groei van de televisiejournalist

De nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Op 13 oktober besprak het kabinet Cals (KVP, PvdA, ARP) de algemene beschouwingen. Tijdens dit debat werd het kabinet Cals het vuur na de schenen gelegd inzake het financieel beleid. Na nachtelijk beraad kwam KVP-fractieleider Schmelzer onverwacht met een eigen motie waarin hij aanvullende maatregelen vroeg tegen de groei van de inflatie en werkeloosheid. Hoewel Schmelzer toelichtte dat het geen motie van wantrouwen was, werd dit wel als zodanig gezien omdat Schmelzer zijn eigen minister-president niet op de hoogte had gebracht van deze motie. Cals kondigde aan dat hij bij aanvaarding van de motie van Schmelzer zou aftreden. De motie werd aangenomen en dit betekende het einde van het kabinet Cals.

Gedurende deze nacht stonden journalisten buiten de gebouwen van de Tweede Kamer te wachten op het naar buiten komen van de politici. Ed van Westerloo is namens KRO’s Brandpunt aanwezig. Hij probeert de ministers Luns en Vondeling aan het praten te krijgen maar hij krijgt slechts een ‘geen commentaar’ te horen. Dit is ook de eerste reactie van minister-president Cals maar als Van Westerloo doorvraagt, staat Cals hem toch –enigszins geëmotioneerd- te woord.
Wiegel ziet in dit fragment het begin van de geëngageerde journalistiek. “Dit is een totaal verschil in vergelijking met de vijftiger jaren. Van Westerloo was eigenlijk het begin van de geëngageerde journalistiek. Hij gaf Cals ook eigenlijk aan dat het Schmelzer, de KVP, was geweest die het eigen kabinet ten val had gebracht.”

De Nacht van Schmelzer toonde aan dat het al enige tijd niet goed ging in het Kabinet Cals, journalisten voelden zich hierdoor enigszins bedrogen en zagen het niet langer als hun taak om het nieuws slechts weer te geven. De parlementaire journalist werd onafhankelijker en kritischer.
Het interview met Cals liet verder zien dat politiek drama kon zijn en hoewel we volgens Tromp vandaag de dag de spanning van dat moment nog veel beter zouden laten uitkomen, beseften televisieomroepen door de Nacht van Schmelzer hoe interessant politiek kon zijn voor het medium televisie. Omroepen stuurden vaste verslaggevers naar Den Haag en politiek werd voortaan een vast onderdeel van de televisieavond. De verhouding tussen politici en de televisiejournalisten begon. Tromp: “Politiek en pers hebben een onvermijdelijke relatie. Ze zijn gevangen in een proces van elkaar voortdurend afstoten en aantrekken, zoals partners in een tango.”

Joop den Uyl
Joop den Uyl

De pers en Den Uyl

It takes two to tango

Het dansen van een tango eist intimiteit en dat is precies waarvan de media achteraf beschuldigd worden in de periode van het kabinet Den Uyl (1973-1977). De omhelzing tussen politici en pers was te innig. Journalisten werden informele adviseurs voor minister-president Den Uyl, die niet met Excellentie maar met ‘Joop’ werd aangesproken door journalisten. Op verzoek van Den Uyl overigens: ‘Wij zijn een kabinet van gewone mensen voor gewone mensen’.

Politiek redacteur Willem Breedveld was één van de journalisten die naast zijn journalistieke werk zich zijdelings in de politieke arena begaf door Den Uyl te adviseren. Volgens Breedveld was het een “supergeëngageerde” periode. Wiegel noemt het een mooie tijd voor politici en journalisten. “Een erg levendige tijd. Het was natuurlijk wel zo dat 95% van de journalisten links waren en dat was ik niet. Maar we bestreden elkaar niet, het was een goede verhouding. Ik heb altijd goed met journalisten kunnen opschieten.” Tromp ziet de periode Den Uyl als een nieuwe tijd. “Het zijn jongens onder elkaar geworden en dat is het opmerkelijke van de journalistiek van de jaren zeventig en tachtig. We waren af van het regentendom.”

Ook op een andere manier markeren de jaren onder premier Den Uyl een andere tijd. Tromp: “Het was een periode –waar ik zelf aan meegedaan heb, dus ik weet waarover ik spreek- waarin de journalistiek opnieuw de verzuiling opzocht. We hadden zo onze eigen kampen. We hadden onze eigen favorieten, niet alleen politici wisten wie hun vijanden waren in de politiek. Ook de journalisten deden mee aan dat spel.” Iemand die dat zal beamen is Hans Hillen, nu tweede kamerlid voor het CDA maar destijds verslaggever van het NOS-Journaal. Hij was één van de weinige journalisten die Van Agt steunde. Hij noemde het selectieve verontwaardiging dat zijn sympathie voor het CDA negatieve reacties opriep terwijl de meerderheid van zijn collegae met de PvdA wegliep. Hillen in een interview in De Journalist: “PvdA’ers konden alles. Het was een grote coterie rond Den Uyl. Zijn schoot was niet groot genoeg om alle journalisten te herbergen.” Terwijl het perscentrum Nieuwspoort, het ontmoetingscentrum voor journalisten en politici, tegenwoordig de hoogste omzet tijdens de lunches maakt, gebeurde dat in de jaren zeventig tussen tien uur ‘s avonds en vier uur ‘s nachts.

Het vrijdagse treffen met de pers was levendig en vriendschappelijk onder Den Uyl. Terwijl het wekelijkse gesprek met de minister-president juist was ingesteld om gelijkheid te creëren en bevoorrechting tegen te gaan. Oud-premier De Jong vertelt in het boek Het Haagse Huwelijk: “De zaak beviel mij niet. Er waren een paar parlementaire journalisten die wat bevoorrecht waren. Die mochten mijn voorganger Cals bellen en daar begonnen ze bij mij ook mee. Maar ik vond dat als je één journalist wat vertelde, ze daar allemaal recht op hadden.” De Jong stelde daarom op een vrijdag in januari 1970 de wekelijkse persconferentie met de minister-president in, die tot op de dag van vandaag bestaat.

Dries van Agt
Dries van Agt

Politici en publiciteit

Waar is de camera?

“Parlement en pers, spreekbuis en klankbord, microfoon en luidspreker, horen bij elkaar zoals stekker en contactdoos.” Dit schreef oud-minister Anne Vondeling vijfentwintig jaar geleden in het boek Tweede Kamer Lam of Leeuw. Hij concludeerde dat men de pers moest beschouwen als het belangrijkste verkeersmiddel tussen regering en burgers. Eind jaren zeventig begonnen politici meer en meer de waarde van het televisieoptreden te zien. Een goed televisieoptreden kon leiden tot meer naamsbekendheid en populariteit.

Wiegel: “Ik hield van het spel met de media. Ik was er ook altijd actief in. Ik ben twee keer door de VARA verkozen als slechtste politicus, er werd mij toen een beeld uitgereikt en die ben ik ook twee keer echt gaan ophalen. Dan kreeg je weer meer publiciteit. Ik hou van de show en het gevecht.” Wiegel had een natuurlijke flair met de pers volgens Tromp: “Wiegel is een eenling geweest in dit opzicht in de Nederlandse politiek. Er was voor hem niemand die dat zo kon. Er is ook nu niemand die dat zo weergaloos bijna als vanzelf, bij intuïtie, in z’n vingers heeft.”

In de uitzending is te zien dat politici niet alleen politieke interviews gaven maar dat ze ook regelmatig in televisiequizzen verschenen. Bovendien kon de camera regelmatig het privé-leven van de politicus vastleggen. Vele politici hebben zich jarenlang in de strijd geworpen voor Sterrenslag en Bert de Vries klom in de cakewalk op de kermis. Ook konden kijkers in de jaren zeventig genieten van VVD-Europarlementariër Cees Berkenhouwer bij de slager, Den Uyl aan de warme maaltijd, Wiegel spelend met zijn kinderen, Frans Andriessen met hoofdpijn in bed en is Dries van Agt, Willem Aantjes, Willem Albeda of Frans Andriessen de vader van Arend in Zo Vader Zo Zoon?

Ruud Lubbers
Ruud Lubbers

Irritaties op het Binnenhof

Zoeken naar nieuwe omgangsvormen?

Politici raakten er van overtuigd dat de media de schakel waren tussen hen en de burgers. Maar ze waren vaak ontevreden over de manier waarop hun politieke boodschap op televisie overgebracht werd. Het gevolg was dat de voorlichters en de mediatrainers oprukten op het Binnenhof. De mediatrainers zijn vooral aanwezig tijdens de verkiezingstijd wanneer het imago van de politicus zo belangrijk is. Het vak van mediatrainer wordt niet zelden uitgeoefend door oud-journalisten. Zij kennen natuurlijk de kneepjes van het vak, maar het wordt door parlementair journalisten als niet-collegiaal gezien.

Mediatrainers mogen dan vooral belangrijk zijn in verkiezingstijd, voorlichters zijn er altijd. Journalisten beschouwen hen echter ze meer als afhouders en afschermers dan als voorlichters. Tromp: “ Politici zijn banger geworden. Politici hebben ingeboet aan authenticiteit. De tegenwoordige generatie politici, dit is nu al tien jaar aan de gang, heeft zich omringd en ommuurd door een leger aan voorlichters. Dat zijn ergerlijke lieden die er op uit zijn om hun leidsman zoveel mogelijk af te schermen en op bepaalde geregisseerde momenten naar voren te brengen in een geregisseerde hoedanigheid. Alles wat daarop inbreuk maakt, alles wat neigt naar authenticiteit moet worden geweerd. En politici laten zich dat aanleunen. Sterker nog ze varen daar op.” Tromp is van mening dat terwijl politici banger geworden zijn, journalisten professioneler geworden zijn. “Er is afstand en tegelijkertijd zit men er boven op en dat vind ik een fundamentele verandering ten goede. Ik vind echt dat in dat opzicht de televisiejournalistiek volwasssen is geworden.”

De journalisten blijven natuurlijk altijd afhankelijk van de bereidheid van een politicus om informatie te geven. Wat dat betreft is de hiërarchie duidelijk volgens Syb Wynia van Elsevier: “Den Haag is een benauwde wereld met de zittende premier als hoogste in rang en een hofcultuur van voorlichters en woordvoerders.” Tegelijkertijd lijken de politici ook minder tevreden te zijn. Eind 1999 zei Frits Bolkestein dat er teveel journalisten op het Binnenhof zijn. Hij schatte dat er meer dan anderhalve journalist per kamerlid rondliep. Ook Hans Dijstal toonde zich niet tevreden, hij besloot dit jaar vaker ‘nee’ tegen de media te zeggen. Hij is van mening dat de parlementaire televisiejournalistiek zich te veel op incidenten, personen en emoties richt. Premier Kok gaf in de herfst van 1999 aan dat de media zich teveel op hypes richt naar zijn smaak Hij wilde het vroegtijdig signaleren van ‘opkomende golven van publiciteit’ tot een van de kerntaken van zijn woordvoerders maken.

Volgens Tromp werken politici het creeëren van hypes echter zelf in de hand. “De salons van de macht zijn ontoegankelijk geworden. Politici hebben zich opgesloten in hun eigen fort en moeten om die reden ook niet klagen als journalisten, omdat ze toch ook iets moeten, gekke dingen gaan doen. Hypes gaan ontwikkelen en met z’n allen achter een kwestie aanlopen waar ze bloed ruiken.”
Of de groeiende onvrede en kritiek van politici en televisiejournalisten zal leiden tot nieuwe omgangsvormen tussen beide partijen, zal in 2051 moeten blijken, wanneer de Nederlandse televisie haar honderdjarig bestaan zal vieren.

Research: Femke Veltman
Regie: Godfried van Run

Geïnterviewden Bronnen
  • Jan Tromp
    Jan Tromp
  • Televisie in de politieke cultuur van de jaren zestig

    J.Bank: ‘Televisie in de politieke cultuur van de jaren zestig’ in: J.Th. van den Berg (red.) Tussen nieuwspoort en Binnenhof. De jaren zestig als breuklijn in de na-oorlogse ontwikkelingen in poltiek en journalistiek, Den Haag 1989.

  • Deining aan Zee

    Jan Tromp, Deining aan Zee (Amsterdam 1994).

  • Het Haagse Huwelijk

    Jeanne-Pierre Geelen, Het Haagse Huwelijk: Hoe pers en politiek tot elkaar veroordeeld zijn (Den Haag 1998).

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: