Een doodshoofd met een nazi-helm op kijkt dreigend over het prikkeldraad. Naast hem is een bordje getekend met de tekst ‘Deutschland über alles’. Onder de tekening staat in grote letters: ‘Over hoeveel jaren is het wéér zoover? Niemand die het zeggen kan, maar zeker is het dat dit weer komen zal, tenzij hem zijn giftanden worden uitgetrokken. Dit is slechts op één manier mogelijk: door grensherziening. IJver dus voor grenswijziging opdat ons nageslacht rustig leven kan. Grooter Nederland - grooter veiligheid! Eisch Duitschen grond!’
Op het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie liggen tientallen van dit soort brochures en pamfletten uit het eerste jaar na de bevrijding. Het zijn overtuigde pleidooien voor annexatie van Duits grondgebied, liefst zónder Duitse bewoners. De meeste zijn geschreven door zeer respectabele figuren: artsen, hoogleraren, politici en één zelfs door de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Eelco van Kleffens. Op een enkele kilometer werd niet gekeken: de één schuift de Nederlandse oostgrens op naar Oldenburg, de ander eist ‘slechts’ het Ruhrgebied op, een derde verlegt de grens zelfs tot voorbij Hamburg.
Het Nederlands Comité voor Gebiedsuitbreiding
De voorstanders van annexatie waren verenigd in het Nederlandsch Comité voor Gebiedsuitbreiding, dat intensief campagne voerde onder leiding van oud-minister van Financiën J. van den Broek. In de ‘Richtlijnen voor de propaganda’ verdedigt het Comité zich bij voorbaat tegen mogelijke kritiek. Zo zouden tegenstanders kunnen beweren, dat onschuldige Duitse grensbewoners niet gestraft mogen worden voor de misdaden van de nazi’s. Maar niet getwijfeld: ‘Een onderscheiding tusschen nationaal-socialisten en Duitschers is onjuist. Daargelaten, dat de groep nazi’s in de grensgebieden ten deele groot was, is het volk als geheel volgens het volkenrecht verantwoordelijk voor de daden van den staat.’
Eén van de leden van het Comité voor Gebiedsuitbreiding was Marinus van der Goes van Naters, destijds fractievoorzitter van de PvdA. Inmiddels denkt hij er heel anders over, maar in 1945 voelde hij wel degelijk voor annexatie. ‘Vlak na de bevrijding vond iedereen het eigenlijk: Duitsland heeft ons zo vernederd, daar moeten ze een vergoeding voor geven.’ Aangezien Duitsland aan het einde van de oorlog nog berooider was dan Nederland, zat financiële compensatie er voorlopig niet in. Er was dus maar één oplossing: land. Van der Goes: ‘De Duitsers waren voor mij - na vier jaar gevangenschap - een onplezierig soort volk en ik vond dat ze best een stuk land konden afstaan aan Nederland. Als straf, maar ook omdat we toen meenden dat Nederland overbevolkt was. Nu is de bevolking zowat het dubbele van toen en nu zeggen we dat niet meer.’ Naarmate de tijd verstreek nam de animo voor annexatie af, ook bij Van der Goes: ‘Ik ging het zelf ook als iets buitenissigs voelen.’
Het kabinet is verdeeld
Het kabinet wist niet goed wat het met de kwestie aan moest. Van Kleffens was een groot voorstander van annexatie, Drees was tegen en Schermerhorn, de premier, hield zich angstvallig op de vlakte. De bekende reder en bankier Ernst Heldring was in 1945 lid van de Eerste Kamer en sprak af en toe met Schermerhorn, onofficieel weliswaar. Uit één van die gesprekken bleek dat de premier zelf weinig voor gebiedsuitbreiding voelde, maar dat hij zich onder druk gezet voelde door koningin Wilhelmina, die wel aandrong op annexatie. Op 25 september 1945 schrijft Heldring in zijn dagboek: ‘Schermerhorn maakte op mij den indruk onder den last van het regeeren gebukt te gaan. Onder andere zit hem het annexatieplan hoog, dat hij ‘griezelig’ vindt. Van Kleffens heeft er zich in ‘vastgebeten’, maar het kabinet is ten aanzien van deze kwestie verdeeld. Hijzelf is ertegen, maar de Koningin is ervoor, wat op vele menschen invloed uitoefent, temeer daar de voorstanders erg oppervlakkig redeneeren.’
De geallieerden zien niets in annexatie
Toch werd er druk met de geallieerden onderhandeld over mogelijke gebiedsuitbreiding. In de zomer van 1946 eiste de Nederlandse regering voor het eerst officieel 4980 km² aan Duits grondgebied en dit was nog maar de helft van de 10.000 km² die Van Kleffens graag had gezien. De geallieerden reageerden weinig enthousiast. Aan de ene kant realiseerden ze zich dat Nederland inderdaad zwaar had geleden onder de bezetting, aan de andere kant was hun politiek juist gericht op een zo snel mogelijk herstel van het ineengestorte Duitsland. Annexatie door Nederland zou daar bepaald niet toe bijdragen. Bovendien waren er in 1946 miljoenen mensen op drift in Duitsland en had niemand behoefte aan Duitse vluchtelingen uit de Nederlandse grensstreek.
Al snel werd duidelijk dat de geallieerden nooit een gebiedsuitbreiding van enige omvang zouden toestaan en eigenlijk was niemand in de regering daar echt rouwig om. Naarmate de oorlog langer geleden was, nam ook in Nederland het enthousiasme voor annexatie af. De meeste mensen begonnen te beseffen dat annexatie vooral veel problemen zou opleveren, en die hadden we al genoeg in eigen land en in Indië. Afzien van de gebiedseis was echter ook geen optie: dat zou na alle ophef een te groot gezichtsverlies betekenen. De Nederlandse gebiedseisen bleven, maar ze werden steeds iets teruggeschroefd. De geallieerden stemden uiteindelijk in 1948 in met enkele kleine grenscorrecties ten gunste van Nederland, om precies te zijn een uitbreiding met 69 km² en 10.000 Duitsers. De belangrijkste grenscorrectie betrof Elten en Tüdern (Tudderen), twee Duitse grensplaatjses die opeens bij Nederland hoorden. Van de grootse annexatieplannen was niets overgebleven, maar de Nederlandse eer was gered.
Buitenlandse Zaken en de grenscorrecties
Max Kohnstamm, later bekend door zijn inspanningen voor Europese integratie, raakte in 1948 betrokken bij de grenscorrecties op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Als hoofd van het Bureau Duitsland was hij aanwezig bij de laatste onderhandelingen met de geallieerden, die in Parijs werden gevoerd. Hij was het absoluut niet eens met de Nederlandse opstelling, maar daar was in dat stadium weinig meer tegen in te brengen. ‘Ik had geen reden om vriendelijk over de bezetter te denken, maar die annexatieplannen vond ik totalement absurde.’ De onderhandelingen vond hij vreselijk. Op de dag dat het verdrag over de grenscorrecties daadwerkelijk werd getekend, kwam hij niet opdagen. ‘Ik liep die dag geloof ik wat balorig door Parijs. Het speet me niet dat ik er niet bij was geweest.’
Op 23 april 1949 waren de grenscorrecties een feit en marcheerde de Nederlandse marechaussee de grensplaatsjes Elten en Tudderen binnen. Vier maanden later werd de Bondsrepubliek Duitsland uitgeroepen en kwam een einde aan de staat van oorlog waarin Nederland en Duitsland officieel nog steeds verkeerden. Edmund Wellenstein, net als Kohnstamm later een hoge Europese functionaris, was vanaf 1950 op het ministerie van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk voor de nieuwe gebieden. ‘Er kwamen allerlei wonderlijke problemen op, zoals welk strafrecht geldt daar, wie zorgt er voor hun paspoort? Het inzicht brak natuurlijk door: wat hebben we hier eigenlijk aan? Alleen maar alle mogelijke complicaties. Naarmate de verhoudingen met de nieuwe Duitse regering steeds normaler werden, werden die grenscorrecties steeds abnormaler.’
Geheime onderhandelingen
In opdracht van minister Stikker begon Wellenstein geheime onderhandelingen met Duitsland. Nederland zou bereid zijn de geannexeerde gebieden terug te geven, maar daar moest wel iets tegenover staan. Al eeuwenlang betwistten Duitsland en Nederland elkaar de loop van de grens in de Eems/Dollard. Dit leek een ideale kans om die grens eindelijk vast te leggen in het voordeel van Nederland. Duitsland wilde op dat punt echter geen enkele concessie doen. Wellenstein: ‘Ik denk dat die Duitsers dachten, braden jullie maar rustig in je vet. Dit komt vanzelf weer bij ons terug, als we maar geduld hebben.’ En ze hadden gelijk. In 1963 gaf Nederland de geannexeerde gebieden terug aan Duitsland, zonder dat de kwestie van de Eems/Dollard was geregeld. Nederland kreeg wel iets anders, namelijk 125 miljoen schadevergoeding voor Nederlandse nazi-slachtoffers: de Wiedergutmachung.
Tekst en research: Laura van Hasselt
Reportage: Matthijs Cats
Bronnen
GEINTERVIEWDEN
-Marinus van der Goes van Naters – fractievoorzitter PvdA 1945-1951.
-Edmund Wellenstein – directie Europa, Ministerie van Buitenlandse Zaken 1950-1953.
-Adèle Schüling – inwoner Elten.
BEELDEN
Toespraak van oud-minister van Financiën Van den Broek in: ‘Gebiedsuitbreiding ons recht en onze redding’. Polygoonjournaal 17-11-1945 (NAA)
ARCHIEFMATERIAAL
In 1945/1946 verscheen een groot aantal brochures over gebiedsuitbreiding ten koste van Duitsland, met daarin soms de meest fantastische plannen. Ze zijn in te zien op het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam (zie Links).
Daar liggen ook twee documentatiemappen over de kwestie: Doc II 36A. Annexatie, map A en B.
Wie meer wil weten van het Comité voor Gebiedsuitbreiding kan terecht bij het archief van F. Bakker Schut, de secretaris van het Comité, ook op het NIOD.
MUZIEK
-Canto Ostinato (versie voor 2 piano’s). Componist Simeon ten Holt. Uitvoerenden:Kees Wieringa en Polo de Haas.
-Anton Bruckner Vierde Symphonie.
-Soundtrack van “De Noorderlingen” nummer 9, Zomer 1960 II. Arrangementen van Vincent van Warmerdam en Hein Offermans.
Literatuur
Axmacher, W., Elten die letzten 100 Jahre. 1897-1997 (Emmerich 1998).
Bogaarts, M.D., ‘Ressentimenten en realiteitszin in Nederland 1945-1950’ in Wielenga ed., De Duitse buur. Visies uit Nederland, België en Denemarken 1945-1995 (Den Haag 1996).
Goes van Naters, M. van der, Met en tegen de tijd. Een tocht door de twintigste eeuw (Amsterdam 1980).
Herinneringen en dagboek van Ernst Heldring, deel II (Groningen 1970).
Wielenga, F., Van vijand tot bondgenoot. Nederland en Duitsland na 1945 (Amsterdam 1999).
De Duivelsberg
Hebben we dan echt alles moeten teruggeven in 1963? Nee, één klein gebiedje heeft Nederland gehouden, zuiver en alleen dankzij de inspanningen van Van der Goes van Naters. Het ging om de Duivelsberg, een prachtig natuurgebied aan de Nederland-Duitse grens vlak bij Nijmegen. Tot 1949 was het Duits grondgebied, maar de weinige mensen die er woonden spraken Nederlands en er kwamen veel meer recreanten uit Nijmegen dan uit Duitse naburige plaatsen. Het leek dus een logische stap om het gebied als ‘grenscorrectie’ bij Nederland te voegen.
Toen de Duivelsberg in 1963 terug naar Duitsland dreigde te gaan, kwam Van der Goes van Naters, zelf een Nijmegenaar, in verzet. Hij drong er bij de betrokken politici op aan om bij de teruggave van de grensgebieden een uitzondering te maken voor dit natuurgebied, ‘hoeveel hadden de Duitsers niet opzettelijk van ons natuurpotentieel vernield!’. Staatssecretaris Van Houten maakte op aanraden van Van der Goes een fietstocht door het gebied en gaf zich gewonnen: voor zo iets moois moesten we toch maar een uitzondering maken.
Vanzelfsprekend waren de Duitsers minder blij met deze ontwikkeling. Van der Goes kreeg een uitnodiging om te dineren bij de Duitse ambassaderaad, die hij goed kende. De ambassadeur bleek ook aanwezig te zijn. Tijdens het dessert zei hij: ‘Lieber Herr Van der Goes, móét dat nu zo met die Duivelsberg? Er wonen 3000 Duitsers.’ Dat bleek een groot misverstand: op de Duitse kaart stond een verkeerd aantal inwoners aangegeven. Van der Goes wist de ambassadeur ervan te overtuigen, dat er in werkelijkheid maar drie Duitse gezinnen op de Duivelsberg woonden. Toen was de zaak in een keer geregeld, Nederland mocht zijn Duivelsberg houden. Van der Goes: ‘Het spijt me dat ik het zeggen moet, maar uitsluitend door mijn tussenkomst. U kunt het vragen aan de boswachter!’.
Tekst en research: Laura van Hasselt
Reportage: Matthijs Cats
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: