Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
14 september 2000

Olympische Spelen, Melbourne 1956

Telegram van het NOC
Bekijk Video
1 min

Het Mercatorplein en omgeving maken deel uit van het stedelijke gebied, dat tot stand kwam in de jaren twintig en dertig. In deze periode vonden stadsuitbreidingen plaats, die een ring vormden rond de binnenstad en de 19de eeuwse wijken. Gedreven door de toenemende woningnood besloot de gemeente Amsterdam tot uitbreiding van de stad. Ze lanceerde in 1922 het Plan West, dat voorzag in de bouw van 6000 volkswoningen in het gebied ten westen van de Admiralengracht. Het Mercatorplein was gedacht als het stedebouwkundig en esthetisch middelpunt van dit uitbreidingsplan West.

De wijk is vanouds een arbeidersbuurt, waar mensen met lage inkomens wonen. Dit waren voornamelijk arbeiders uit het oude centrum van Amsterdam. De huren bedroegen ten tijde van het huurdersverzet in de jaren dertig rond de zes gulden per week. Tegenwoordig wordt voor de onlangs restaureerde driekamer-appartementen op het Mercatorplein tussen de drie en vijf ton gevraagd. In 1932 kwamen de bewoners massaal op de been vanwege de geplande huurverhoging van een dubbeltje. De woningnood en liberalisering van de huren gaven in de periode 1920-1933 aanleiding tot een ware golf van huurdersverzet.

De woningnood bereikt in Amsterdam aan het eind van de Eerste Wereldoorlog een hoogtepunt op het moment dat slechts 0,02% van de woningen onbewoond zijn. Dit zijn 32 leegstaande woningen op een totaal van 141.696. De overheid is voorstander van het vrije- marktmechanisme op het gebied van volkshuisvesting, maar besluit onder druk van de woningnood middels de zogenaamde Huurwetten om toch in te grijpen. De belangrijkste van deze wetten is de Huurcommissiewet uit 1917. Deze bevriest de huur van arbeiders- en kleine burgermanswoningen op het peil van 1916. Huurverhoging is vanaf dat moment slechts toegestaan als de eigenaar kan aantonen dat de verhoging voortvloeit uit hogere kosten voor hypotheek, onderhoud of belastingen. De beoordeling hiervan wordt overgelaten aan de huurcommissies. De overheid neemt hiernaast tevens maatregelen om de woningbouw te bevorderen en de woningnood tegen te gaan middels verstrekking van voorschotten voor de bouw van woningwetwoningen.

Onder druk van de economische crisis van 1920-1924 wijzigt de regering haar beleid op het gebied van volkshuisvesting. Ze richt zich op een terugkeer naar het vrije marktmechanisme; zowel huurprijzen als woningbouw dienen overgelaten te worden aan het proces van vraag en aanbod. De Communistische Partij Holland (CPH) noemt deze politiek ‘de woningreactie’. Wat betreft de bouw van nieuwe woningen gaat de voorkeur van de regering uit naar de particuliere woningbouw, waarvoor ze premies ter beschikking stelt. Dit herstel van de particuliere woningbouw zorgt in de jaren 1922-1926 voor een toenemende reserve aan duurdere huurwoningen, waaronder woningen met huren vanaf fl.350,- per jaar worden verstaan. Na 1922 is er dan ook geen sprake meer van algemene woningnood. Het tekort aan arbeiderswoningen met een huur tot fl.7,- per week (± fl.350,- per jaar) blijft echter onverminderd voortbestaan.

Opkomst van BHV's: 1920-1927

De CPH agiteert tegen de woningnood, en richt haar pijlen met name op de wethouders van SDAP, die in Amsterdam de portefeuille van volkshuisvesting beheren. Onder invloed van de CPH worden vanaf 1920 Buurt Huurders Verenigingen (BHV’s) opgezet, die huurders oproepen om zogenaamde buurt-Sowjets te formeren. De BHV’s Jordaan, De Eilanden en Over het IJ stellen zich de taak om woningruimte te distribueren, huisuitzettingen te voorkomen en huurverhogingen tegen te gaan.

Het in 1921 ingestelde, overkoepelende orgaan Centraal Komitee van Buurthuurders-verenigingen streeft naar een algemene beweging tegen de woningnood en woningwoeker door de oprichting van buurtorganisaties. Door verspreiding van hun maandblad ‘De Woningaktie’ en diverse manifesten wil het Komitee de huurders in Amsterdam massaal in verzet brengen tegen het woningbeleid van de SDAP.

BHV De Eilanden en Over het IJ hebben slechts incidenteel actie gevoerd, en gaan in 1923 ter ziele. De BHV Jordaan richt zich hierentegen in de periode 1921-1925 op de oprichting van zoveel mogelijk buurthuurdersverenigingen, en vervolgens vooral op het voeren van acties tegen huisuitzettingen. Het gebied waarin zij opereert, strekt zich uit over de Jordaan, de Eilanden, Spaarndammerbuurt, Haarlemmerbuurt, Kinkerbuurt en de Pijp.

In sommige gevallen richt de BHV zich op het verkrijgen van vervangende woonruimte, en spoort het buurtbewoners aan tot daadwerkelijk verzet tegen ontruimingen, wat vaak slechts tijdelijk uitstel oplevert. De BHV Jordaan komt door haar acties herhaaldelijk in aanraking met politie en justitie, wat in enkele gevallen leidt tot boetes en zelfs gevangenisstraffen. In 1925 zakt het communistisch georganiseerde huurverzet in elkaar, en valt de BHV Jordaan uiteen.

Liberalisering van de huurprijzen

De overheid zet met de afschaffing van de huurwetten in 1927 de kroon op haar beleid van onthouding op het terrein van volkshuisvesting. De huren zijn geliberaliseerd, en van woningbouw met overheidssteun is nog maar nauwelijks sprake. Particuliere bouwers concentreren zich bijna uitsluitend op de voor hen lucratieve bouw van dure middenstandswoningen, waardoor overproduktie van woningen vanaf fl.500,- dreigt. De terugval van de woningwetbouw en het verdwijnen van premiebouw leidt tot een verslechtering van de woningvoorziening voor de arbeidersklasse. De leegstand van woningen in lagere huurklassen (fl.250,- tot fl.400,- per jaar) neemt hierdoor snel af. Het tekort aan arbeiderswoningen en het vrijlaten van de huurprijs door de overheid leidt in combinatie met de grotere vraag dan aanbod tot nieuwe huurverhogingen.

De documentaire ‘Eerst het eten, dan de huur’ uit 1987 van Annegriet Wietsma belicht verschillende huurstakingen in Nederland. Het geeft een beeld van het huurdersverzet in de jaren twintig en dertig aan de hand van getuigenissen van huurders uit die jaren. Een Amsterdamse huurder vertelt over het tekort aan woningen met een lage huur ten opzichte van het overschot aan die met een relatief hoge huur het volgende: ”Toendertijd had je zat lege woningen. Alleen allemaal te duur. En om mensen te lokken, kreeg je de eerste paar weken gratis woon aangeboden. Dan gingen we daar een paar weken wonen, en als we aan de huurbetaling toe waren, gingen we weer verhuizen. Weer opnieuw een paar weken gratis wonen, en dan weer door.”

Waar de CPH streeft naar massale actie ‘van onderaf’, zoekt de SDAP naar een bestuurlijke oplossing op gemeentelijk niveau. De gemeentelijke woningdienst wordt op dat moment in het leven geroepen. Zij strijdt tegen onredelijke huurverhogingen, maar bemiddelt slechts tussen huurder en verhuurder, en kan dientengevolge geen eisen tot daadwerkelijke onthouding van huurverhogingen bij de huiseigenaren afdwingen.

Krantenbericht huurverzet

Opkomst van huurstakingen: 1927-1930

Het verzet in de vorm van huurstakingen luidt een nieuwe fase in het Amsterdamse huurverzet in. De eerste huurstakingen vinden plaats onder leiding van huurdersvereniging Kinkerbuurt-Plan West. Bij een huur van fl.5,- tot fl.6,75 per week wil verhuurder Vermuijten de huur van 24 woningen in de Jakob van Lennepstraat per 11 oktober 1927 verhogen met fl. 0,25 tot fl.0,75.

De bewoners besluiten eensgezind om de huurverhoging niet te betalen. De huurstaking is succesvol, en heeft daarmee een belangrijk precedent geschapen. Huurders-vereniging Kinkerbuurt-Plan West wordt hierna al snel overstelpt met klachten over huurverhogingen. Deze hebben vooral betrekking op de arbeiderswoningen in 19de eeuwse wijken, zoals de Kinkerbuurt, Staatsliedenbuurt en Spaarndammerbuurt. Bewoners van nieuwe wijken in Amsterdam West en de Indische Buurt worden eind 1928 geconfronteerd met collectieve huurverhogingen.

De huurdersvereniging van de Kinkerbuurt gaat in 1929 op in het grotere verband van de Algemeene Amsterdamsche Huurdersbond (AAHB), als fusie van Kinkerbuurt Plan West en de Bond van Huurders voor de Bestevaer- en Lumeystraat. De AAHB is betrokken bij bijna alle uit de literatuur bekende huurstakingen. Hij adviseert en assisteert huurders bij het opzetten en uitvoeren van huurstakingsacties.De huurstakingen in de periode 1927-1933 hebben nogal wat gemeen. Ten eerste gaat het om stakingen met een defensief karakter, die gericht zijn tegen de collectieve huurverhogingen. Ten tweede zijn klachten over slecht onderhoud veelal een motief voor het weigeren van de huurverhoging, en ten derde houdt een huurstaking meestal in dat de bewoners weigeren om de verhoging te betalen. Pas wanneer een eigenaar door het sturen van deurwaardersexploiten de staking probeert te breken, hangt hem een totale huurstaking boven het hoofd. De woningnood heeft echter tot gevolg dat de dreigementen van de huurstakers vaak niet worden uitgevoerd.

Het communistisch dagblad De Tribune ziet in deze tijd van groeiende werkloosheid en dalende lonen het grotendeels spontane huurdersverzet als de eerste uiting van crisisverzet, dat moet uitgroeien tot een stortvloed tegen de ‘volksplunderingen, die door het eenheidsfront van huisjesmelkers, patroons, gemeente en sociaal-fascisten wordt georganiseerd om de lasten van de crisis af te wentelen op de schouders van het werkende volk’ (De Tribune, 29/08/1931).

Ontruiming in Amsterdam

Huurstakingen in de jaren dertig

 

De nieuwbouw van woningen met een huur tot fl.350,- per jaar blijft in de jaren dertig achter bij de toename van het aantal woning-zoekenden. Tegenover de nieuwbouw van 10.344 woningen in deze huurklasse tussen 1921 en 1932 staat een vermindering van 10.159 als gevolg van onbewoonbaarheids-verklaring en city-vorming. Het totale aantal beschikbare woningen tot fl.350,- loopt in deze periode terug naar 95.060 woningen. De hieruit resulterende woningnood stelt de particuliere huiseigenaren in staat om de huren van vooroorlogse arbeiderswoningen op te schroeven tot het huurpeil van nieuwbouw-arbeiderswoningen.

De economische crisis, die in 1931 sterk voelbaar wordt, leidt tot een verslechtering van de economische positie van de Amsterdamse arbeidersbevolking. De werkloosheid stijgt explosief, en de arbeider die nog wel werk heeft wordt keer op keer geconfronteerd met loonsverlaging. In oktober 1932 ontstaan in de Staatsliedenbuurt, Amsterdam West en de Kinkerbuurt onder leiding van de AAHB de eerste huurstakingen, waarbij huurverlaging een onderdeel van het eisenpakket vormt. Aanleiding tot de huurstaking in Amsterdam West en de Kinkerbuurt is de aangekondigde collectieve huurverhoging van fl.0,10 per week, waarmee huiseigenaar Geerling een verhoging van de gemeentelijke belasting probeert af te wentelen op zijn huurders. Tijdens deze staking treden de bewoners actief op tegen de zogenaamde ‘maffers’; huurders die niet meedoen aan de staking. Een Amsterdamse huurder vertelt in de documentaire ‘Eerst het eten, dan de huur’ over deze maffers: ”Als er één niet meedeed aan de huurstaking … nou daar gaan we wat aan doen. Dan werd er bijvoorbeeld
’s nachts een ledikant bij een maffer voor de deur getekend. (…) Die werd dan ook nageroepen. Dat was natuurlijk verschrikkelijk.”

De huurstaking in Amsterdam West overtreft in omvang alle voorafgaande. De huiseigenaar moet het vanaf het begin van de actie stellen zonder enige huurinkomsten. Wanneer een woning eenmaal ontruimd wordt, is het voor de verhuurder bijna onmogelijk om een nieuwe huurder te vinden door de woningboycot van de overige bewoners. Na lange voorbereidingen volgen in de eerste vier maanden van 1933 acht nieuwe stakingen in Amsterdam West en de Kinkerbuurt. De SDAP betitelt de huurstakingen als ‘juridies onbestaanbaar’ en pleit voor herinvoering van de huurwetten en huurcommissies. Eind januari 1933 kondigt de sociaal-democraat De Miranda een huurverordeningsvoorstel aan. Naar zijn mening zou zowel de huurprijs van vooroorlogse als van nieuwe arbeiderswoningen moeten dalen. De CPH is van mening dat de SDAP met deze plannen er slechts op uit is om het eenheidsfront van de huurstakingen te breken, en huurders van huuracties te weerhouden door hun een wettelijke regeling voor huurverlaging in het vooruitzicht te stellen.

De Centrale Raad van Advies, die op 9 februari 1933 geïnstalleerd wordt om vanuit één centraal punt de huurstakingen te bestrijden, weet in Amsterdam West, de Kinkerbuurt en later in de Indische Buurt en Spaarndammerbuurt de huurstakingsgolf te breken. De raad wil de arbeidersklasse hiermee voor eens en voor altijd duidelijk maken dat huurstakingen geen resultaat opleveren. Huisuitzettingen, pandbeslag en dreiging van broodroof vormen de belangrijkste wapens van de Centrale Raad. Door beslaglegging op de stakingskas weet zij de huurstakers de beslissende slag toe te brengen. De overwinning van de huiseigenaren maakt een snel einde aan de massale huurstakingen in Amsterdam. Het georganiseerd verzet houdt evenwel niet op te bestaan, maar wordt voor een groot deel voortgezet door de Werkloozen Strijd Comités.

Tekst: Ronald Simons, samenvatting van ‘Nog nooit is er zo prettig huur betaald! Huurdersverzet en huurstakingen in Amsterdam 1920-1934’ van Gerard Nijssen.
Reportage: Niels Cornelissen(†)
Samenstelling: Godfried van Run.
Research: Matthijs Wouter Knol

Bronnen

BEELDEN

De documentaire ‘Eerst het eten, dan de huur’ van Annegriet Wietsma uit 1987 is uitgegeven door Jobfilms, en geeft aan de hand van authentiek filmmateriaal en interviews met huurders een beeld van de woonsituatie en het huurdersverzet in Nederland vanaf de jaren dertig.

MUZIEK

-Sad Hours, uitgevoerd door Louis Myers e.a., gecomponeerd door W. Jacobs, lengte: 2:00, titel drager: Little Walter, Blues with a feeling(CD), merk: Roots, serienummer: RTS 33006.

-Indiana, uitgevoerd door Erroll Garner e.a., gecomponeerd door M.K. Jerome, lengte: 1:20, titel drager: Penthouse Serenade(CD), merk: Savoy records, serienummer: SV-0162.

ARCHIEF

Het communistisch dagblad De Tribune heeft het meest volledig bericht over het huurdersverzet. Zelfs direct bij de acties betrokkenen doen verslag van de verschillende acties. Hiernaast kan ter aanvulling dagblad Het Volk geraadpleegd worden. In het Gemeentelijk Archief Amsterdam en in de persverzameling van de Gemeentelijke Woningdienst zijn artikelen uit overige dagbladen voor zover aanwezig te raadplegen. Over de huurdersacties is tevens informatie te vinden in losse nummers van ‘De Huurder’ en ‘De Volkshuisvesting’ van de AAHB.

Literatuur

Voor de website is gebruik gemaakt van de Doctoraalscriptie Contemporaine Geschiedenis, ‘Nog nooit is er zo prettig huur betaald! Huurdersverzet en huurstakingen in Amsterdam 1920-1934.’ van Gerard Nijssen, Amsterdam 1984.

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: