Melbourne 1956
In het Olympisch Dorp bereiden een viertal atleten, hun coach en de kwartiermeester zich voor op de eerste Olympische Spelen op het zuidelijk halfrond, die op 22 november van start zullen gaan. De atleten zijn ondergebracht in een speciaal gebouwd dorp, waarvan de huizen na de spelen voor de inwoners van Melbourne bestemd zijn. In het dorp waren de mannen en vrouwen gescheiden ondergebracht, zo vertelt hardloopster Puck van Duijne-Brouwer. Hekken en een schildwacht hielden de mannen uit het vrouwendeel en andersom. Zij zat samen met hardloopster Dini Hobers in een huisje, waar zij zich optimaal konden voorbereiden op de komende nummers, al moesten ze wel zelf de was door de wringer halen. ‘We waren eerder naar Melbourne afgereisd om te kunnen acclimatiseren’, aldus Puck van Duyne-Brouwer. De rest van de uit 60 deelnemers bestaande olympische afvaardiging van Nederland bevindt zich op dat moment nog in Nederland en maakt zich klaar om af te reizen.
Op de ochtend van de 7e november ontvangt de directeur van het Nederlands Olympisch Comité (NOC), dr. W. Van Zijll, die in Melbourne functioneert als kwartiermeester, het volgende telegram:
‘Buitengewone algemene vergadering besloot Nederlandse olympische deelneming terugtrekken stop Verlaat allen Olympisch Dorp stop Zoek elders onderdak stop Draag burgerkleding indien onmogelijk verwijder badge stop Wacht komst Paulen leaving 11 november vlucht KL 845 voor verdere instructies stop cancel all hotelreservations maar reserveer hotel Windsor voor Paulen en Quarles leaving 15 november stop Sorry, sterkte. NOC.'
Dr. W. Van Zijll:
‘Een dwaas telegram! Een onwerkelijk telegram voor ons. Ik herinner me nog dat ik naar het ontbijt ging met dat telegram in mijn handen om ze dat mee te delen. Ik had zoveel lood in mijn schoenen dat ik amper kon praten.’
Puck van Duijne-Brouwer:
‘Ik geloof dat ik dacht: “Die doet gek, die maakt een grap”. Toen zei ik: “En als we nou wel meedoen, wat gebeurt er dan?” Het antwoord weet ik niet meer, maar we begrepen er helemaal niets van’.
Als gevolg van de inval van de Sovjetunie in de Hongaarse hoofdstad Boedapest heeft het NOC besloten dat Nederland niet zal deelnemen aan de spelen in Melbourne. Onder de gegeven omstandigheden zou het niet gepast zijn te sporten met de deelnemers uit de Sovjetunie. Dit werd besloten op een bijzondere algemene ledenvergadering van het NOC op dinsdagavond 6 november, twee dagen na de inval in Hongarije. In het hoofdkantoor van de KLM aan de Raamgracht in Den Haag waren vrijwel alle vertegenwoordigers van bij het NOC aangesloten bonden aanwezig. Zij spraken zich unaniem uit voor een boycot van de spelen.
Verontwaardiging in Den Haag
De vergadering blijkt uitermate goed te zijn voorbereid. Nadat op zondag de inval in Nederland bekend is geworden, ontvangt het NOC op maandag om 8 uur ’s ochtends een telegram van de Christelijke Sport Unie en de Nederlandse Katholieke Sportbond:
‘Met ontzetting en diepe verontwaardiging bewogen door de verraderlijke moordaanslag op het volk van Hongarije. Achten het in strijd met de Nederlandse eer en de menselijke waardigheid bij de komende olympiade de met bloed bevlekte Russische vlag door Nederlanders te doen eren. Zij verzoeken uw comite mede rekening te houden met de opvoedkundige doelstellingen van de Coubertin en maatregelen te overwegen welke zullen leiden tot uitsluiting van de Russische deelname of terugroepen van de Nederlandse delegatie.’
Al op de avond van de dag van de inval, nog voor ontvangst van dit telegram, is NOC-voorzitter dr. J. Linthorst Homan al begonnen met de voorbereidingen van een eventuele vergadering. Die avond belt hij secretaris-penningmeester dr. J.N. van den Houten op.
Dr. J.N. van den Houten:
‘In deze emotionele periode werd ik opgebeld door Linthorst Homan en die zei: “Ik vind dat we niet moeten gaan. Wij kunnen ons niet meten met de Russen met hun bloedbevlekte vlag.” Toen zei ik: “Ik ben het volkomen met je eens”, dus dat was snel klaar’.
Vervolgens peilt Linthorst Homan telefonisch de mening van een ander bestuurslid, P.C. van Houten, die op dat moment op de Holland-Amerika lijn onderweg is. Deze is tegen deelname. Daarnaast polst Linthorst Homan ‘talloze figuren in Den Haag en IEDER raadde aan, NIET te gaan wanneer de Russen gaan’, zo schrijft hij medewerkster mejuffrouw Wijnand op maandagavond, wanneer het volgens hem te laat is om te bellen, en vraagt haar vervolgens de concepten die hij heeft voorbereid aan de jurist voor te leggen om ze te controleren op eventuele juridische en organisatorische problemen.
In dit concept, dat vervolgens aan de medebestuursleden wordt gestuurd, vraagt Linthorst Homan zich af of hetgeen zich in Hongarije afspeelt erg genoeg is om niet naar de Spelen te gaan. Hij zet de voors en tegens van een boycot tegen elkaar af. Tegen een boycot voert hij het argument aan dat Nederland ook in Helsinki met de Russen speelde en dat de Spelen buiten de politiek staan. Vóór weigering naar Melbourne te gaan stelt hij echter: ‘De mate van cynisme in het Russische optreden is zo groot dat het geen enkele zin heeft met de vertegenwoordigers der Russen sport te doen, en een demonstratieve weigering kan een bijdrage zijn voor de moed van velen’. Daarnaast vraagt hij zich onder meer af of er een bepaling is die voorziet in de uitsluiting van landen die in oorlog zijn en of, indien besloten wordt de Spelen niet te boycotten, het dan misschien aan de spelers zelf moet worden overgelaten of deze wel of niet wensen te gaan.
Intussen heeft het Internationaal Olympisch Comité in Lausanne lucht gekregen van de op handen zijnde vergadering van de bonden in Nederland. Nog voordat er een bijzondere algemene vergadering plaatsvindt, stuurt IOC-kanselier Otto Mayer een telegram naar Den Haag. Uit de pers heeft hij vernomen dat het NOC van plan is een algemene vergadering bijeen te roepen. Hij benadrukt, zonder zich in de interne aangelegenheden van het NOC te willen mengen, dat het doel van de Olympische Spelen de toenadering der volken is en dat deelname van alle landen wenselijk is om die taak te vervullen. Het olympisch ideaal zou voorrang moeten krijgen boven politiek. Het NOC zwicht niet en zet door.
De bestuursvergadering van 6 november
Voordat de bijzondere algemene vergadering op dinsdag 6 november om 19.00 uur van start gaat, neemt het bestuur van het NOC om 17.00 uur in Hotel de Wittebrug de zaken alvast door en bepaalt vooral het verloop van de vergadering. Linthorst Homan stelt voor na zijn openingswoord de bijzondere vergadering mede te delen welk besluit het bestuur heeft genomen, maar dat het toch contact met de bonden heeft willen opnemen. Tijdens een korte schorsing zal het bestuur zich beraden en dan aan de vergadering meedelen of het bij haar besluit blijft. De bestuursleden zijn allen van mening dat op dit moment een beslissing moet worden genomen en dat deze beslissing moet luiden dat Nederland niet aan de Spelen deelneemt. Alleen vice-voorzitter jhr. L.J. Quarles van Ufford wil de beslissing overlaten aan de bonden elk afzonderlijk. Bij navraag bij het IOC in Lausanne is vice-voorzitter Ch.F. Pahud de Mortanges te weten gekomen dat er nog geen andere landen hun deelname hebben ingetrokken naar aanleiding van de gebeurtenissen in Hongarije. Secretaris-penningmeester Van den Houten heeft zijn collega in België gebeld om te vragen wat zij deden, maar deze wist niet wat Van den Houten bedoelde. Van druk van regeringszijde lijkt geen sprake te zijn. In de notulen van de ministerraad van maandag 5 oktober staat te lezen dat deze besluit af te wachten wat het wat het NOC zal doen. Toch weet Linthorst Homan de medebestuursleden te vertellen dat uit zijn contact met regeringsinstanties is gebleken ‘dat van regeringszijde de beslissing uiteraard aan het NOC wordt overgelaten, doch dat het zou worden toegejuicht indien zou worden besloten niet te gaan.’
De algemene vergadering van 6 november
Om 20.00 uur verloopt de bijzondere vergadering eigenlijk precies zoals het bestuur heeft bepaald. Nadat Linthorst Homan constateert dat reglementair het bestuur over de deelneming aan de Olympische Spelen beslist, houdt hij zijn dramatische openingsrede. Hij stelt hierin dat de Nederlandse ploeg in 1936 naar Berlijn ging en ook daarna in Oslo, Helsinki en Cortina d’Ampezzo
‘(…) geconfronteerd werd met vertegenwoordigers van opvattingen, welke de onze op elk denkbaar terrein blijkbaar van de kaart wilde poetsen. Wij zijn gegaan, omdat wij in ons optimisme en ons wellicht kinderlijke idealisme de hoop bléven koesteren, dat het goede in de wereld zou worden erkend en dat ons spel –want ‘spel’ blijft juist ook de beste sportontmoeting- zou kunnen bijdragen voor het ontstaan van enig begrip. (…) Toen kwamen de dagen van jongstleden zaterdag en zondag. Misschien mag ik hierover even wat persoonlijk zijn. Zodra de radio, bij ieder onzer uur na uur ons op de hoogte houdende, ons verhaalde van wat over Boedapest als overrompelende ramp werd gebracht door een cynische verkrachting van alles wat de mens heilig is en de Russische tanks hun moordend werk begonnen, heb ik mij afgevraagd, of een gaan naar Melbourne zin zou hebben. Immers, wij zijn wel sportief, maar wij zijn niet halfzacht.’
Linthorst Homan vraagt daarom in te stemmen met het bestuursbesluit niet naar Melbourne te gaan, waarna vrijwel alle vertegenwoordigers van de bij het NOC aangesloten bonden hun steun betuigen. Alleen de vertegenwoordiger van het Koninklijk Verbond van Watersportverenigingen, de heer S. de Wit, is van mening dat Nederland wèl moet gaan, omdat de situatie ten aanzien van de Russen niet anders is dan tevoren. Ondanks Hongarije moet Nederland door deelneming aan de spelen helpen de zaak weer in het rechte spoor te doen komen. Linthorst Homan respecteert de mening van De Wit, maar zegt geen reden te zien op het besluit terug te komen. Zoals gepland schorst hij de vergadering om het bestuur de tijd te gunnen om te kunnen nagaan of het besluit kan worden gehandhaafd. Dat blijkt bij de heropening het geval te zijn. Opmerkelijk genoeg heeft De Wit intussen van gedachten gewisseld met medebestuurslid Van der Giessen en kan hij verklaren, zo melden de notulen, dat hij het standpunt van het bestuur huldigt. ‘De heer De Wit hoopt, dat wij over het ingenomen standpunt later blij zullen zijn en trots daarop.’ Nadat Linthorst Homan vervolgens de vergadering voorstelt het bestuur te machtigen 100000 gulden steun aan Hongarije te geven, wil hij, om misverstanden te voorkomen, meedelen dat de heer Paulen als technisch gedelegeerde van de Internationale Atletiek Federatie naar Melbourne zal reizen, doch voor de opening zal terugkeren. Ook Quarles van Ufford zal naar Melbourne reizen omdat hij als voorzitter van de Internationale Hockey Federatie een congres zal moeten voorzitten.
Na de snelle beslissing van het NOC tijdens de bijzondere algemene vergadering is er toch een aantal bonden dat betwijfelt of het genomen besluit, nu wel het goede is, te meer omdat het zo snel genomen is. Zij proberen ruim een week later nogmaals een vergadering bijeen te krijgen om het besluit te herzien. Linthorst Homan dekt dit krachtdadig af met alweer een degelijke voorbereiding, waarin alle te verwachten procedures en vragen al zijn uitgewerkt. Uiteindelijk zal een extra vergadering niet plaatsvinden.
Commotie in Lausanne…
Na de bijzondere vergadering volgt een koortsachtig heen en weer sturen van telegrammen tussen Den Haag, Lausanne en Melbourne. Uit naam van het NOC stuurt Chef de Mission Cees Kerdel het geciteerde telegram naar Van Zijll. Secretaris-penningmeester Van den Houten licht zowel Lausanne als het organiserende comité in Melbourne in. Beiden reageren furieus. Melbourne schrijft ‘vreselijk geschokt’ te zijn. IOC-kanselier Otto Mayer probeert het NOC op andere gedachten te brengen. Namens de president van het IOC stuurt hij een telegram naar het NOC-kantoor: ‘Avery Brundage dringt erop aan dat u deelneemt aan de Spelen. Doe alstublieft uw uiterste best uw besluit te heroverwegen’. Daarnaast stuurt hij een telegram naar het huisadres van één van de twee Nederlandse IOC-leden, NOC vice-voorzitter Pahud de Mortanges, die voor de oorlog een niet onverdienstelijk Olympische ruiter was. Deze antwoordt kort maar krachtig: ‘Besluit definitief. Brief volgt’. Die brief wordt op 8 november door Pahud de Mortanges en het andere Nederlandse IOC-lid P.W. Scharroo verstuurd aan Brundage. ‘One of the main reasons that we took this decision is due to the fact that we went through the same situation as Hongary now in 1944, when the Germans left Holland to make a new appearance after the battle of Arnhem, more cruel as ever before.’ Gezien de stelligheid van deze brief hoeft het niet te verbazen dat het telegram van IOC-Kanselier Mayer aan Pahud de Mortanges geen effect had.
... en in Melbourne
In Melbourne is de inval in Hongarije volledig aan de ploeg voorbij gegaan omdat deze zich volledig concentreert op de spelen. Nadat het telegram is verstuurd, schrijft Chef de Mission Kerdel een brief aan Van Zijll, waarin hij vertelt dat hij met pijn in het hart het bewuste telegram heeft verstuurd, maar dat voor hem persoonlijk de overwegingen zo sterk waren dat hij zijn functie neergelegd zou hebben, wanneer het NOC had besloten wel af te reizen naar Melbourne. In de dagen na 8 november stuurt Linthorst Homan nog enkele langere telegrammen naar Van Zijll, waarin nogmaals benadrukt wordt dat het besluit niet onbezonnen is genomen, dat de vergadering unaniem was, dat pers en publieke opinie achter het besluit staan en dat dit besluit onomkeerbaar is. ‘Elke basis ontbreekt voor enige hoop dat sport ons volk en deze Russen tot toenadering kan brengen’. In Melbourne is het vooral tienkamper Eef Kamerbeek die zich niet wenst neer te leggen bij het besluit van het NOC dat hem ook nog eens verbiedt de Spelen als toeschouwer te bezoeken, iets dat Kamerbeek nu juist van plan is. Dit zorgt in Den Haag weer voor ongerustheid. Uiteindelijk reist hij toch met NOC-bestuurder A. Paulen vóór de opening van de Spelen terug naar Nederland. Kamerbeek zal later verklaren dat hij de openingsceremonie vanuit het vliegtuig kon zien.
Van Zijll blijft zitten met een gemeenschap van geëmigreerde Nederlanders in Australië die van het besluit helemaal niets begrijpen. In brieven aan het NOC wordt diepe teleurstelling tot uiting gebracht. Van Zijll krijgt het zwaar te verduren, omdat men in de veronderstelling is dat hij het besluit kan wijzigen. Er wordt hem zelfs een baan aangeboden. Eerder dat jaar is hij aan de universiteit van Leuven gepromoveerd, nota bene op de Olympische beweging. Wanneer hij zou besluiten in Melbourne te blijven, kan hij daar hoogleraar worden.
De ‘affaire-Quarles’
Ondertussen is de eensgezindheid binnen het bestuur van het NOC niet zo groot als de krachtdadigheid van het besluit wel doet vermoeden. Quarles van Ufford, blijft, hoewel hij heeft ingestemd het besluit van de vergadering, nog steeds van mening dat er een verkeerde beslissing is genomen. Omdat besloten werd Paulen op kosten van het NOC naar Melbourne te laten gaan om uit hoofde van zijn functie als voorzitter van de Internationale Atletiek Federatie het materiaal van de atletiekwedstrijden te keuren, wil ook Quarles de kosten van zijn reis vergoed hebben. Het antwoord van de overige bestuursleden is negatief, zeer tot ongenoegen van Quarles. Met Paulen is afgesproken dat hij voor aanvang van de Spelen weer terug zal keren. Het congres van Quarles vindt echter plaats tijdens de Spelen. Linthorst Homan doet een dramatische oproep aan Quarles niet naar Melbourne af te reizen, te meer omdat dit in het buitenland niet begrepen zal worden: ‘…ik smeek je bijna, ik bid bijna, ga niet, staak je strijd, werk mee, dat wij als bestuur het team blijven dat wij meer dan ooit zijn en moeten zijn.’ Terwijl Paulen zoals gezegd voor aanvang van de Spelen terugkeert, woont Quarles uiteindelijk toch de Spelen als toeschouwer bij, iets dat in de kranten breed wordt uitgemeten. In 1957 zal Quarles van Ufford aftreden als bestuurslid van het NOC. Op grond van zijn inspanningen voor het NOC tussen 1930 en 1957 zou hij in aanmerking moeten komen voor een erelidmaatschap. Dat wordt hem, ten gevolge van zijn verzet in 1956, in eerste instantie onthouden. Pas later wordt hij toch benoemd tot erelid.
Het unieke van Melbourne 1956
De boycot van de spelen in Melbourne lijkt het resultaat van het voortvarende werk van voorzitter Linthorst Homan, bestuurder in hart en nieren. Alleen Spanje en Zwitserland besloten om dezelfde reden niet naar de spelen te gaan. Zwitserland bedacht zich later, maar kon geen vervoer meer krijgen. Zowel Hongarije als de Sovjetunie namen wel deel aan de spelen. Het NOC heeft na Melbourne niet meer besloten tot een volledige boycot. In München in 1972 waren de Spelen al aan de gang toen Palestijnse terroristen enkele leden van de Israëlische delegatie ombrachten. Avery Brundage redde toen het NOC door aan te kondigen dat de Spelen door moesten gaan. In 1980 riepen de Verenigde Staten op tot een boycot van de Spelen in Moskou, naar aanleiding van de inval van de Sovjetunie in Afghanistan. Toen het NOC vervolgens besloot de Spelen niet te boycotten, zegde Linthorst Homan uit protest zijn erelidmaatschap op.
Dr. J.N. van den Houten:
‘Achteraf zeg ik dat het een ongelukkig besluit is geweest, te zeer geleid door emotionele overwegingen. Als er meer was overlegd, was er een ander besluit genomen, maar die tijd was er niet. Ze zouden binnen twee of drie dagen vertrekken. We wilden alleen maar die daad stellen. Daarbij zijn de belangen van de atleten onvoldoende afgewogen tegen de waarde van het effect van een protest van een klein land ten opzichte van een conflict waarbij het zelf niet betrokken was. Achteraf gezien heeft Quarles van Ufford het bij het rechte eind gehad.’
Tekst: Rob Bruins Slot
Reportage: Ad van Liempt
Research: Rob Bruins Slot
Bronnen
MUZIEK
- Russian Piano School, Vol. 15: Peter and the Wolf, Prokovjev, door Tatiana Petrovna Nikolayeva, BMG Classics 74321 332132
- Van: Liszt at the Opera II door Leslie Howard, piano het nummer: Feierlicher Marsch zum heiligen Gral
ARCHIEVEN
Archief NOC, Algemeen Rijksarchief
Archief NOC, NOC Papendal
Historisch Archief IOC, Lausanne
Literatuur
Ton Bijkerk en Ruud Paauw, Gouden boek van de Nederlandse olympiërs (Haarlem 1996)
Joop Holthausen e.a., Kroniek van de Olympische Spelen (Baarn 1992)
Mr. J. Linthorst Homan, Wat zijt ghij voor een vent. Levensherinneringen (Assen 1974)
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: