Met de bevrijding van Nederland diende zich het probleem aan wat er zou moeten gebeuren met hen, die onder landverraders werden geschaard. Op grote schaal werd iedereen, die verdacht werd de bezetter behulpzaam te zijn geweest, opgepakt en in afwachting van berechting geïnterneerd. Deze 'politiek delinquenten' werden ondergebracht in geïmproviseerde kampen, die verspreid over Nederland speciaal voor dit doel waren ingericht of die een voortzetting waren van tijdens de bezetting bestaande kampen en gevangenissen, zoals Vught, Westerbork en Scheveningen. Op de Veluwe, op het terrein van het militaire schietterrein "De Harskamp", werd in mei 1945 een kamp ingericht, waar meer dan vierduizend Nederlanders die bij verschillende onderdelen van de SS hadden gediend, onder erbarmelijke omstandigheden werden samengepakt.
Situatie tijdens en na de bevrijding
Al tijdens de bevrijding van Nederland in het voorjaar van 1945 stond de regering, die toen nog in Londen verbleef, voor de vraag wat te doen met hen die met de bezetter hadden gecollaboreerd. Dat ieder die, in welke vorm dan ook, zijn medewerking aan de bezetter had verleend, berecht zou moeten worden, stond vast. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk, waar op grote schaal executies plaatsvonden, volgden in Nederland massale arrestaties en tot op de dag van vandaag is het onduidelijk om hoeveel gearresteerden het precies gaat. De verschillende deskundigen geven hierover geen eenduidig beeld, waarschijnlijk vooral omdat het ging om zowel lichte als zware gevallen zoals zwarthandelaren, NSB-ers, landwachters en leden van de Waffen-SS. Dr. Lou de Jong schat het aantal arrestaties op rond de 150000, de cijfers van andere onderzoekers bewegen zich tussen 120000 en 175000.
Kampen en behandeling
De opgepakte personen werden in afwachting van hun proces ondergebracht in internerings- en verblijfkampen, die door het hele land speciaal hiervoor werden ingericht of werden opgezet in reeds tijdens de oorlog bestaande kampen of gevangenissen. Wederom is onduidelijk over hoeveel kampen het hier ging. Volgens dr. Lou de Jong lag het aantal kampen halverwege 1945 op meer dan 200, waarvan er eind 1945 nog zo'n 130 over waren. Andere onderzoekers schatten het aantal kampen wat lager in en stellen dat het tussen 130 en 180 moet hebben gelegen. Vast staat wel dat het aantal kampen snel afnam, doordat geïnterneerden werden overgebracht naar grotere kampen. Daarnaast zag de regering al snel in dat het ondoenlijk was iedereen die was opgebracht te berechten en daarom besloot de lichte gevallen in vrijheid te stellen. De situatie in een groot aantal kampen was, mede door het gebrek aan controle, deerniswekkend te noemen. Naast dat het de geïnterneerden aan vrijwel alle basisvoorzieningen ontbrak, werden zij in meerdere kampen behandeld op een manier die niet door de beugel kon. Zo werd in de strafgevangenis in Scheveningen, waar Mussert en Rost van Tonningen zaten, elke ochtend een drijfjacht gehouden met een beerton. Wie achteraan liep, kreeg een regen van slagen met de gummiknuppel te verduren. Rost van Tonningen, die bij geen enkele vernedering werd overgeslagen, kon de behandeling uiteindelijk niet meer aan en wierp zichzelf op 6 juni 1945 over de leuning van de eerste verdieping, waarna hij overleed.
Verantwoordelijkheid
De bewaking van het kamp 'De Harskamp' was in eerste instantie in handen van de Canadezen. Toen die na een paar weken vertrokken, bewaakten de Stoottroepen 'De Harskamp' en zij werden op hun beurt in augustus 1945 afgelost door gezagstroepen van het 14e Regiment Infanterie. Wanneer de troepen zich met de bewaking bezighielden, vielen ze niet meer onder het bevel van hun eigen commandanten, maar onder dat van de kampcommandant van 'De Harskamp'. De verantwoordelijkheid voor de kampen en het beleid daarin werd gedragen door het Militair Gezag, dat onder het bevel stond van generaal Kruls. Het Militair Gezag was bedoeld als een overgangsregeling die de terugkomst van de regering in bevrijd Nederland moest voorbereiden. Per 1 januari 1946 ging de verantwoordelijkheid voor de kampen over naar het Ministerie van Justitie. Dit werd echter gefaseerd ingevoerd, zodat niet alle kampen in een keer onder het gezag van Justitie kwamen. Justitie was van mening dat de bewaking van de kampen, anders dan dat onder het Militair Gezag het geval was geweest, het best door hiervoor gekwalificeerd personeel kon gebeuren. Tijdens de periode van het Militair Gezag (mei-december 1945) was hiervoor nog voornamelijk gebruik gemaakt van oud-verzetstrijders.
Parlementair onderzoek
Ondanks dat er meer en meer klachten werden geuit over de interneringskampen werd er nooit een grootschalig en gedegen onderzoek ingesteld. De Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 zag het daarom als haar taak dit onderwerp, dat een uitvloeisel was van het regeringsbeleid, te onderzoeken. De Enquêtecommissie diende van 1947 tot 1956 en werd ingesteld om te onderzoek wat er zich gedurende de oorlogsjaren in Nederlands had afgespeeld. Baron van Tuijll van Serooskerken kreeg de opdracht een onderzoek in te stellen en er werd gebruik gemaakt van een onderzoek van de Marechaussee uit 1947, waarna de commissie zelf een groot aantal betrokkenen, vooral van het kamp 'De Harskamp', hoorde. Met de conclusies en de aanbevelingen van de parlementaire commissie is echter nooit iets gedaan. In de tijd dat de commissie haar verslag publiceerde was het merendeel van de kampen reeds opgeheven en van structurele mishandeling was al geen sprake meer. Het was te laat te bepalen wie de dodelijke schoten had gelost, vaak was dit vlak nadat het was gebeurd al niet eens onderzocht.
Samenstelling: Godfried van Run
Redactie: Rob Bruins Slot
Bronnen
BEELDEN
Foto's uit de collectie ANEFO, Willem v/d Pol ondergebracht bij het fotoarchief van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag.
Beelden gemaakt door Dick Laan van de aftocht van Duitse troepen over de afsluitdijk, te vinden in het Smalfilmmuseum te Hilversum.
PERSONEN
In de reportage werde geinterviewd:
de heer Voulon en de heer J. Moerland
Literatuur
Enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945 Va, Vb, Vc (Den Haag 1950).
Peter Romijn, Snel, streng en rechtvaardig. Politiek beleid inzake de bestraffing en reclassering van 'foute' Nederlanders 1945-1955 (proefschrift Rijksuniversiteit Groningen 1989).
Prof. mr. A.D. Belinfante, In plaats van bijltjesdag. De geschiedenis van de bijzondere rechtspleging na de Tweede Wereldoorlog (Assen 1978).
Koos Groen, Landverraad. De berechting van collaborateurs in Nederland (Weesp 1984).
Dr. L. de Jong, Het koninkrijk de Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog XII Epiloog (Den Haag en Amsterdam 1995).
Dr. Van der Vaart Smit, Kamptoestanden 1944-'45-'48. Rapport (Haarlem 1949).
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: