Albert Konrad Gemmeker was van oktober 1942 tot april 1945 verantwoordelijk voor de gang van zaken in kamp Westerbork, het doorgangskamp voor Nederlandse joden op de Drentse hei. Tachtigduizend joden werden in die periode naar de vernietigingskampen gevoerd, maar na de oorlog kwam Gemmeker er met tien jaar cel vanaf. Daarvan zat hij er zes uit, daarna vestigde hij zich weer in Duitsland, in Düsseldorf. Een hoogst enkele keer kwam hij nadien in de publiciteit, onder andere in een Duitse documentaire in het jaar 1959. Dat interview is nu opnieuw teruggevonden en in Andere Tijden uitgezonden. Gemmeker overleed in 1982.
Dat Gemmeker tot niet meer dan tien jaar werd veroordeeld heeft ermee te maken dat hij altijd heeft volgehouden niet te hebben geweten van het lot dat de joden in de vernietingskampen wachtte. En de openbare aanklager in Assen is er niet in geslaagd tijdens het proces tegen Gemmeker in 1948 het tegendeel te bewijzen. Ook een nieuw justitieel onderzoek begin jaren zeventig in Duitsland leidde niet tot andere conclusies.
Carrière
Albert Konrad Gemmeker liep al een paar dagen rond in het kamp voor hij zich in oktober 1943 bekendmaakte als de nieuwe commandant. Hij was afkomstig van het gijzelaarskamp Sint Michielsgestel, waar hij ook al de leiding had. Het Duitse opleidingsinstituut voor kampcommandanten heeft hij nooit bezocht, hij kwam via de politie in Düsseldorf in Nederland terecht, waar hij vanaf augustus 1940 personeelsfunctionaris bij de chef van de Sicherheitspolizei was.
Gemmeker was pas in 1936 partijlid geworden. Hij meldde zich in 1937 aan voor de SS, maar hij werd pas in december 1940, als Hauptscharführer, in de SS opgenomen. Hij klom uiteindelijk op tot Obersturmführer, de rang die met eerste luitenant te vergelijken is. Hij had eigenlijk geen ervaring met joodse medeburgers, voor hij in Nederland kwam, maar was wel antisemiet. De deportaties van de joden vond hij "kriegsnotwendig".
Antisemitisme
In zijn verhoor met de Drentse politiefunctionaris Schoenmaker zei hij na de oorlog: "In het algemeen stond ik niet sympathiek tegenover de joden. Als regel werden de door hen beklede functies misbruikt en uitgebuit, ten koste van de rest van de bevolking, zodat op dit deel van de bevolking werd geparasiteerd. Ik was het er dus volkomen mee eens dat de joden van belangrijke plaatsen uit het openbare- en bedrijfsleven moesten verdwijnen." In dit verhoor gaf hij aan dat hij wel enigszins van mening was veranderd, in de loop van de jaren: "In de jaren dat ik in Westerbork ben geweest, heb ik mijn aanvankelijk ingenomen standpunt van het 'joodse gevaar' wel iets laten varen. Ik geloof dat dit gevaar overdreven is voorgesteld."
Gemmeker geloofde dat de joden een gevaar voor de Duitse oorlogsvoering betekenden en was het dus eens met de maatregelen die tegen hen genomen werden. Hij vond ze "onaangenaam, maar noodzakelijk". Hij erkent zijn medewerking aan de deportatie, maar beschouwt die niet als een oorlogsmisdaad. Duitsland had het recht deze maatregelen te nemen, vond hij.
In het interview met de Norddeutsche Rundfunk in 1959 slaat de voormalige commandant een geheel andere toon aan. Zijn ervaringen met joden in de oorlog hebben hem er dan opeens van overtuigd dat antisemitisme gebaseerd is op vooroordelen en daarom helemaal verkeerd. De reden van deze ommezwaai in zijn standpunt ligt volgens Johannes Houwink ten Cate van het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie) in de vrees van Gemmeker dat hij na zijn gevangenschap in Nederland ook nog in Duitsland terecht zou moeten staan. Vandaar dat hij zich extreem correct opstelde in dat interview en bijzonder behoedzaam formuleerde.
De 'correcte' kampbewaarder
Overigens vonden veel kampgevangenen dat Westerbork het slechter had kunnen treffen: mishandelingen liet Gemmeker niet toe, hij was toegankelijk en niet corrupt. Hij was wel onberekenbaar. Hij had een ijzeren geheugen, "je moest met hem uitkijken", was het algemene gevoelen.
Hij leefde als een vorst, in een groot huis aan de ingang van het kamp, omringd door joods personeel en profiterend van de aanwezige joodse vakmensen in het kamp. Zijn toenmalige huishoudster, mevrouw B. Asch - Rosenthal, noemt hem nu nog altijd een correcte man, die dankbaar was voor lekker eten, en nooit tegen zijn personeel schreeuwde. Dat kan niet gezegd worden van Gemmekers secretaresse en maitresse, Frau Hassel, die in het kamp gehaat werd en enorm tekeer kon gaan. Ze trok bepaalde verantwoordelijkheden naar zich toe als Gemmeker afwezig was en had volgens veel kampgevangenen een negatieve invloed op de commandant.
Gemmeker stimuleerde de ontspanning voor de kampgevangenen. Hij wilde dat er veel gesport werd, voetbal en gymnastiek vooral, en stond toe dat er cabaretavonden werden gehouden, waar hij zelf schaterlachebnd op de eerste rij zat. Verder probeerde hij van Westerbork een 'Arbeitslager' te maken, daartoe haalde hij allerlei bedrijvigheid naar de Drentse hei. Er werden vliegtuigwrakken gedemonteerd, er werden batterijen uit elkaar gehaald, en kabels - allemaal bestemd voor hergebruik.
Kampbewoners verbouwden zelf gewassen buiten het kamp voor de voedselvoorziening, er was een grote wasserij en een naai-atelier. Van al die activiteiten liet Gemmeker door de in het kamp verblijvende cineast Breslauer een film maken, volgens de een als herinnering voor later, volgens de ander ter vertoning aan de gevangenen. Ongeveer acht minuten van de ca anderhalf uur overgebleven film zijn gewijd aan de aankomst en het vertrek van treinen met joodse gevangenen. De historicus Presser noemt het in zijn boek Ondergang een onbegrijpelijke blunder van Gemmeker dat hij de camera van Breslauer dit deel van het kampleven heeft laten vastleggen: het is een doorslaggevend bewijs geworden voor de planmatigheid en de organisatievorm van de jodendeportaties. De Westerborkfilm is de enige realistische kampfilm uit de tweede wereldoorlog en daarom ontelbare keren gebruikt voor documentaires, in de gehele wereld.
Mindere karaktertrekjes
Het beeld van de correcte, vriendelijke commandant is overigens bepaald niet compleet. Gemmeker kon soms ook heel opvliegend zijn, en onverklaarbaar gedrag vertonen. Een voorbeeld: hij had een hond, die op enig moment werd lastig gevallen door honden van joodse gevangenen. Sommigen, die al voor de oorlog als vluchteling in het kamp terecht gekomen waren, hadden tot dan toe hun hond mogen behouden. Toen zijn hond was aangevallen, heeft Gemmeker alle honden van joden laten afmaken. Niet echt het bewijs van ultieme dierenliefde.
Ander voorbeeld: toen Gemmeker eens met Frau Hassel door het kamp wandelde, zag hij een gevangene Frederik Spier, dicht bij het hek lopen. Hij schreeuwde naar hem dat hij daar weg moest, maar Spier reageerde niet. Daarop haalde Gemmeker zijn jachtgeweer van zijn schouder, legde aan, en vuurde een schot hagel af op de man bij het hek. Die raakte gewond en belandde in het ziekenhuis. Gemmeker kreeg een uitbrander van zijn geliefde naast hem: de volgende keer moest hij wel eerst even zeggen wat hij ging doen, dan kon zij haar oren beschermen…
Het samenstellen van de transporten naar de vernietigingskampen coördineerde Gemmeker zelf. De dienstleiders in het kamp, twaalf mannen die samen Gemmekers'staf vormden, vergaderden wekelijks over de transporten, die gemiddeld uit ruim duizend joden per keer bestonden. Gemmeker zat die besprekingen persoonlijk voor en loste meningsverschillen op. Hij was almachtig, kon persoonlijk bepalen wie wel en wie niet naar de kampen werd afgevoerd. Soms deed hij dat ook: het is eens voorgekomen dat een vrouw, die een ander wegbracht en op het perron hardop zei "Is dit nou de beschaafde wereld?" direct door Gemmeker in de trein werd gestopt.
In het verhoor door de Nederlandse politie heeft hij gezegd dat hij het vervoer van de joden in veewagons eigenlijk niet menswaardig vond, maar hij kreeg geen betere wagens en niet meer materieel. Bovendien, zo voerde hij aan, kreeg hij van de spoorwegen steeds te horen dat het vervoer van soldaten precies zo ging. Maar hij geeft zijn ondervragers toe: er was te weinig ruimte, de wagons waren te vol.
Beoordeling na de oorlog
Uit proces-verbaal nr. 414 van Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven in Assen blijkt voorts dat verbalisant J. Schoenmaker eindeloos heeft geprobeerd door te dringen tot de vraag of Gemmeker echt niet wist wat er met de joden zou gebeuren in Polen. Het standaard-antwoord was: "Hoe onwaarschijnlijk het voor u ook mag klinken, ik heb niet geweten wat in Auschwitz met de joden ging gebeuren. Ik wist niets van het afmaken der mensen en de manier waarop dit geschiedde."
Gemmeker houdt vol dat de enkele keer dat hij geruchten over het doden van joden hoorde, hij het natrok en te horen kreeg dat er niets van waar was. Zijn superieuren in Den Haag en Amsterdam zeiden dat hij deze "gruwelpropaganda" niet moest geloven. Een treinbegeleider, die geregeld meereisde naar Auschwitz, hield vol dat hij nooit het kamp binnen was geweest. Hij beweerde dat hij buiten het kamp het transport aan SS-ers moest overdragen. Volgens NIOD-onderzoeker Johannes Houwink ten Cate is dat aantoonbaar onjuist. Inmiddels staat vast dat de treinbegeleiders wel degelijk doorreden naar Birkenau, naar het perron waar de selectie voor de gaskamers plaatsvond. Hij is ervan overthuigd dat de begeleiders wél wisten wat er met de joden gebeurde, en dat ze dat ook ongetwijfeld aan een kampcommandant zouden melden als die ernaar vroeg.
Maar dat is kennis van lang na de periode dat Gemmeker werd berecht. In zijn verhoor in 1948 beweerde hij nog dat hij Auschwitz in de oorlog beschouwd had als een enorme stad, 28 bij 28 kilometer, met fabrieken, kindertehuizen en enorme ziekenhuizen. Met dat beeld rechtvaardigde hij ook de deportatie van kleine kinderen en grijsaards, en het transport van 268 patiënten uit de overvolle ziekenbarakken van het kamp.
Al met al hebben de rechters in Assen na de eis van twaalf jaar Gemmeker tot tien jaar veroordeeld, omdat ze medeplichtigheid aan massamoord niet bewezen achtten. Met zijn consequent volgehouden ontkenningen heeft Gemmeker dus zijn leven gered.
Prof dr L. de Jong is in zijn geschiedwerk over de tweede wereldoorlog een stap verder gegaan dan de rechters. Hij is ervan overtuigd dat Gemmeker wél wist dat hij meewerkte aan genocide. Hij moet het volgens De Jong wel degelijk gehoord hebben van de begeleiders van de treinen, die het wisten, die het konden ruiken. Maar voor zijn verantwoordelijkheid doet het er volgens De Jong niet eens veel toe: hij deporteerde, zonder ooit te protesteren of kritische vragen te stellen. In 1944, zo stelt De Jong vast, kreeg hij het Kriegsverdienstkreuz mit Schwertern. Naar nazi-maatstaven was dat terecht, want met een handvol medewerkers deporteerde hij ordelijk tachtigduizend joden.
Toen hij in Westerbork begon stond de teller al op 30.000 en toen de veertigduizendste gevangene was weggevoerd liet Albert Konrad Gemmeker een extra cabaretvoorstelling organiseren, een jubileumrevue, met gasten uit Den Haag, vooraanstaande joodse artiesten en veertig jonge joodse meiden voor de bediening. Gemmeker zat op de eerste rij, en hij genoot.
Samenstelling: Ad van Liempt.
Redactie: Esmeralda Böhm.
Interview met Gemmeker
VERTALING VAN INTERVIEW MET A.K. GEMMEKER
Uitgezonden door de Norddeutsche Rundfunk in 1959
"Wist u, meneer Gemmeker, destijds waar deze transporten van 1000 man heengingen ?
Waarheen? Ja, dat wist ik. De bestemming was Auschwitz. Dat was me bekend.
Wist u wat daar gebeurde ?
Nee, dat wist ik niet. We hebben zelfs geprobeerd, nadat een keer geruchten over wat we later hebben gehoord, ons bereikten, daarover meer bijzonderheden te verkrijgen. Ik ben zelfs naar mijn chef gereden, en heb ernaar gevraagd. Men zei tegen mij dat het zogenaamde gruwelpropaganda was, oorlogshetze. Dat vond ik echter niet bevredigend en ik heb een transportbegeleider, die bij mij in het kamp kwam, en die geregeld in Auschwitz kwam, gevraagd mij te vertellen hoe het daar toeging, hoe
daar gewerkt werd, hoe de mensen wonen enz. Ik heb het natuurlijk niet op de man af gevraagd, ik wilde indirect te weten zien te komen wat er gebeurde. Die heeft me gezegd dat het transport op een station voor het kamp Auschwitz door de kampbezetting, een officier en zijn personeel, werd overgenomen en hij nog nooit het kamp zelf gezien had.
Ja, meneer Gemmeker, en dan het einde van de oorlog. Toen kwamen de Canadezen, u werd gearresteerd en wat gebeurde er toen met u?
Het was zo, dat ik intussen naar Amsterdam teruggekeerd was, want in het noorden waren de Canadezen eerder. In Amsterdam raakte ik in krijgsgevangenschap en ik werd toen na een dag met de hele afdeling, waarbij ik daar was ingedeeld, naar de gevangenis overgebracht. Daar begonnen kort na mijn overbrenging verhoren, dat ging toen almaar door. Toen werd ik ettelijke maanden later naar Assen overgebracht, daar bleef ik ongeveer twintig maanden, en weer met maandenlange verhoren.
Toen kwam ik in kamp Westerbork, waar ik zelf commandant geweest was, en toen ik daar was, werd mijn proces voorbereid. Ik moest weer naar Assen terug en kwam voor de rechters.
Wanneer was dat?
Eind 1948 en het vonnis werd in januari 1949 uitgesproken.
Hoe luidde het vonnis?
Het vonnis: het was zo dat de officier van justitie een straf van twaalf jaar eiste en dat de rechtbank een uitspraak deed van tien jaar.
En hoeveel daarvan moest u daadwerkelijk in de gevangenis doorbrengen ?
In de Hollandse rechtspraak geldt een soort amnestie bij goed gedrag. Daar werd rekening mee gehouden en daardoor heb ik in totaal zes jaar in gevangenissen, in het kamp en in een kolenmijn doorgebracht.
Wanneer bent u weer naar Duitsland teruggekeerd?
Ik werd op 20 april 1951 vrijgelaten en keerde toen naar hier, naar Dusseldorf, terug.
En hoe kijkt u nu, in 1959, tegen dit vonnis aan? Vindt u het rechtvaardig, hoe denkt u daarover?
Ik zou het zo willen zeggen: ik heb de rechter destijds gezegd dat ik me op geen enkele wijze schuldig voelde, want ik heb gedaan wat mogelijk was. Anderzijds kon ik echter begrijpen, dat voor al die mensen in Holland, die immers alleen maar wisten, dat ik commandant van het jodenkamp geweest was, dat het voor hen onbegrijpelijk geweest zou zijn, als ik geen straf zou hebben gekregen. En dat daarenboven jegens die mensen die bij mij in het kamp waren of in het bijzonder jegens degenen die op transport gegaan zijn en jegens wie werkelijk veel onrecht gepleegd is, heb ik het op zín minst voor mezelf niet zo gezien, dat ik nu de anderen voor mijn gevangenschap de schuld in de schoenen kon schuiven."
Bronnen
PERSONEN
In de reportage komen voor:
Johannes Houwink ten Cate, onderzoeker bij het NIOD
Mevrouw Asch-Rosenthal, in de oorlog huishoudster van Gemmeker in Westerbork
BEELDEN
Westerbork-film van Breslauer (Herinneringscentrum Westerbork)
Literatuur
Literatuur over kamp Westerbork en Gemmeker:
Jacob Boas, Boulevard des Miseres, Nijgh en Van Ditmar, 1988
Etty Hillesum, Het verstoorde leven, De Haan, 1981
Etty Hillesum, Het denkende hart van de Barak, De Haan, 1982
Etty Hillesum, In duizend zoete armen, De Haan, 1984
L. de Jong Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Staatsuitgeverij
Willy Lindwer, Kamp van hoop en wanhoop, Getuigen van Westerbork, Balans 1990
Philip Mechanicus, In Depot, dagboek uit Westerbork, Polak en Van gennep, 1964
J. Presser, Ondergang, Staatsuitgeverij, Nijhoff, 1965.
Herinneringscentrum Westerbork
Het Herinneringscentrum Westerbork (tel. 0593-592600) heeft verschillende brochures en cahiers uitgegeven waarin nog meer informatie te vinden is. In het centrum is een permanente tentoonstelling aan het kamp gewijd, en ook zijn er steeds tijdelijke exposities. Bovendien is de Westerbork-film er te zien.
In het documentatiecentrum bevindt zich, naast veel meer, een exemplaar van het proces-verbaal van verhoor van kampcommandant Gemmeker door een ambtenaar van Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven in Assen.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: