Vanaf maart 1935 bestond in nazi-Duitsland een televisiezender, waarop voor een klein publiek nieuws, shows, lottotrekkingen en sportwedstrijden werden vertoond. Vorig jaar is in een Oostduits archief een grote hoeveelheid uitzendingen teruggevonden. Andere Tijden brengt op zondag 19 maart een selectie uit dit volkomen onbekende materiaal. Er is onder andere een interview met rijksbouwmeester Albert Speer te zien, een poging tot antisemitische satire en een schedelmeting in de provincie.
"Attentie, attentie, hier is de televisiezender Paul Nipkow. Wij begroeten alle volksgenoten in de tv-lokalen in de Berlijnse regio met de Duitse groet "Heil Hitler."
Het jonge, opgewekte, helblonde meisje met de wat al te schelle stem begroet ons uiterst vriendelijk, en heft aan het eind van de zin de rechterarm om de Hitlergroet ook zichtbaar te maken. Het is immers televisie. Uit het jaar 1935, het jaar waarin de Duitse technologie een spectaculaire sprong voorwaarts maakte.
De ontdekking
Tot nu toe werd algemeen aangenomen dat de begintijd van de televisie na de tweede wereldoorlog lag. In Nederland begonnen de uitzendingen pas in 1951. Dat Amerika en Engeland al aanzienlijk eerder bezig waren om bewegende beelden van een zender naar een ontvanger te sturen, was wel bekend, maar slechts weinigen weten dat de Duitsers in 1935 al volledig operationeel waren. Dat komt omdat er geen materiaal uit die tijd bewaard was gebleven. Maar een Duitse televisiejournalist heeft vorig jaar in een archief een grote hoeveelheid blikken film aangetroffen die daar al jaren onaangeroerd lagen: onderdelen van televisie-uitzendingen die tussen 1935 en 1944 zijn gemaakt door de Fernsehgruppe Paul Nipkow.
De vondst van de journalist Michael Kloft van Spiegel TV mag gerust spectaculair genoemd worden. In de catacomben van het Bundesfilmarchiv in Berlijn stuitte hij op dertig uur onbekend filmmateriaal dat in de nazi-tijd was geproduceerd. Het was tijdens de DDR-tijd nooit ontdekt. Het meest opmerkelijk van de televisie-uitzendingen is wel dat ze zo afwijken van de filmopnamen die via de bioscoopjournaals en de nazi-documentaires uit de school van Leni Riefenstahl bekend zijn. Waar de nieuwsuitzendingen in de bioscoop sterk propagandistisch van karakter waren, en de films van Riefenstahl in hoge mate geënsceneerd, daar blijkt de Fernsehsender Paul Nipkow een soort huisvrouwentelevisie te produceren, aangelengd met verborgen propaganda-elementen.
De uitzendingen
Er zitten schattige onderwerpen bij, over het landleven en over excursies van schoolklassen, maar soms is het beeld ronduit schokkend. Zoals de fragmenten uit het cabaret van de komiek Willi Schaeffer, die in 1936 duidelijk maakt dat de Duitse autoriteiten wel weg weten met mensen die uit de pas lopen: "Dwarsfluiters geven we een extra opleiding in zogeheten concertkampen, waar ze net zo lang fluittonen moeten leren, tot ze gewend zijn om in de maat te blijven." Het gezicht dat Schaeffer erbij trekt moet doorgaan voor een blik van verstandhouding met de kijker.
En er is ook een reportage te zien van een antropologisch onderzoek te velde. Raswetenschappers stallen zorgvuldig hun apparatuur uit, en beginnen van een groep schoolkinderen de hoogte van het voorhoofd en de afmetingen van de neus op te meten. Op gewichtige toon geven ze elkaar de cijfers door. Ronduit schandelijke en verwerpelijke praktijken, maar zo knullig in beeld gebracht dat ze vooral meelij opwekken met de pseudo-wetenschappers.
Opmerkelijk is ook het optreden van Albert Speer, Hitlers favoriete architect, en later de motor achter de bewapeningsindustrie, de man die in het Neurenberger proces schuld bekende en daarmee de doodstraf ontliep. Hij komt in een open Mercedes aanrijden op het Partijdagen-terrein in Neurenberg, waar een verslaggever op hem afstevent om hem te vragen naar de voortgang van de werkzaamheden. Minzaam en op het oog geroutineerd staat Speer hem te woord, met de achteloze charme die de groten der aarde kenmerkt.
Verder valt vooral op dat er in het seizoen 1935/1936 in Berlijn al programmaformules waren ontwikkeld die vandaag nog altijd bestaan. Een kookprogramma bijvoorbeeld, en de trekking van de lottogetallen, al waren daarbij wel verdacht veel nazifunctionarissen in een toezichthoudende rol in beeld.
De kijkers
Met de eerste uitzending in maart 1935 hebben de nazi's de wedloop om de televisieprimeur van de Engelsen en de Amerikanen gewonnen. Maar het bereik was niet indrukwekkend. Vanuit de studio in Berlijn-Witzleben werden de woningen van 75 nazi-toppers in de regio Berlijn bereikt: ze hadden een toestel gekregen om in de salon te zetten. Daarnaast waren er enkele tientallen "Fernsehstuben", televisielokalen, waar per uitzending naar schatting 10.000 Duitsers dit wonder der techniek kwamen bewonderen. Erg veel hebben ze niet kunnen zien, want de beeldschermen waren ongeveer 20 bij 25 centimeter groot.
De Olympische Spelen van 1936 gaven de televisie een duw in de goede richting: er kwamen 28 nieuwe tv-café's bij. Er deed zich toen al een verschijnsel voor dat later vertrouwd zou worden: de belangstelling voor de sportieve prestaties in Berlijn bleek aanzienlijk groter dan voor de Rijkspartijdagen in Neurenberg, tot ergernis van de nazi-kopstukken. Op enig moment moeten de Spelen in Berlijn een kijkdichtheid van 160.000 toeschouwers hebben getrokken.
Het einde
Maar de oorlog werd de ontwikkeling van de Duitse tv fataal. Met kerstmis 1939 zouden er 10.000 tv-toestellen geproduceerd moeten zijn, om de Duitse bevolking afleiding te geven, maar de order werd geschrapt. Alle industriecapaciteit moest beschikbaar zijn voor oorlogstuig, en de prioriteit van televisie werd lager ingeschat. De medewerkers van de Fernsehgruppe Paul Nipkow, die hun baan en hun bestaan in gevaar zagen komen, deden hun uiterste best om hun onmisbaarheid te tonen. Ze produceerden nog een reportage waarin te zien is dat oorlogsinvaliden, bij wie beide benen geamputeerd waren, zich toch nog op de dansvloer waagden, maar het mocht niet meer baten. Ze waren niet "kriegswichtig", zoals dat heette, niet van belang voor de oorlogsvoering en dus werden ze in meerderheid geschrapt.
In die besluitvorming speelde nog een andere factor mee. Joseph Goebbels, de machtige propagandaminister, verloor na enige tijd zijn enthousiasme voor het nieuwe medium. Waar hij eerst geloofde een geweldig middel in handen te hebben om het Duitse volk te doordringen van het gedachtengoed der nationaal-socialisten, liep zijn geestdrift sterk terug toen hij zag dat zijn eigen uitstraling op de televisie weinig perspectief bood. Goebbels zag vanaf dat moment veel meer in de radio, het medium dat nu eenmaal veel meer te raden en te fantaseren overlaat.
De televisie van de nazi's mocht nog wel doordraaien, maar op een heel laag pitje en met minimale armslag. Door een handjevol kijkers gadegeslagen bracht de zender tijdens de eerste oorlogsjaren vooral nuttige tips voor huis en tuin, voor in de keuken en voor boven de naaimand. In al die jaren is er geen enkele reportage vertoond vanaf de duizenden kilometers front die Duitsland destijds kende. Dat jonge, opgewekte, helblonde meisje met de wat al te schelle stem wilde het vooral gezellig houden.
Tekst: Ad van Liempt
Reportage: Niels Cornelissen
Bronnen
De reportage is een bewerking van de Duitse documentaire 'Fernseh unterm Hagenkreuz'. Deze twee-delige serie van Spiegel TV werd gemaakt naar aanleiding van de vondst van het nazi TV-materiaal in 1999.
Literatuur
Er zijn nog geen boeken over dit onderwerp. Voor artikelen en literatuur over nazi-propaganda zie de links.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: