"Over 180 graden zag je niets, geen bebouwing, geen boom, niets. Ik was verheugd toen de eerste distel kwam", vertelt de eerste huisarts van Almere Nico van Duijn. Waar nu bijna 200.000 mensen wonen, is het veertig jaar geleden nog één grote zandvlakte.
Niet Lelystad
Begin jaren zeventig wordt het Projektburo Almere samengesteld dat de stad gaat ontwerpen. De ontwerpers discussiëren veel, maar over één ding zijn ze het eens: Almere moet vooral niet op Lelystad en op de Bijlmermeer lijken. Een van de ideeën van de ontwerpers is dat het eerste stadsdeel van Almere, Almere Haven, eruit moet gaan zien als Zuiderzeestadje.
Niet iedereen is enthousiast over de plannen voor een nieuwe stad. Marten Bierman concludeert in zijn onderzoek begin jaren zeventig dat de bouw van Almere niet nodig is en noemt het zelfs een grote vergissing. Veel haalt zijn kritiek niet uit, het heien van de eerste paal wordt zes weken uitgesteld.
“De eerste baby, de eerste aanrijding, de eerste crematie, alles was nieuw.”
Droom in vervulling
Op 30 november 1976 krijgen Henk en Lia de Clerk als officiële eerste bewoners van Almere de sleutel van hun nieuwe huis. Voor veel Amsterdammers - afkomstig uit verloederde wijken - gaat een droom in vervulling als ze in Almere een eengezinswoning krijgen. Het is dan nog stil in de stad. Er zijn twee buslijnen: lijn 60 naar Amsterdam en lijn 61 naar Bussum.
“‘s Morgens had je twee drukke ritten. Dan had je een man of zeven, acht”, vertelt Herman Baas; een van de eerste buschauffeurs. “Alles wat er gebeurde was de eerste keer in Almere”, vertelt Bob Friedländer die er sinds 1977 fotograaf is. “De eerste baby, de eerste woning, de eerste aanrijding, de eerste crematie, alles was nieuw.”
Sneeuw door de ramen
Lia de Clerk woont tot 1976 heerlijk in haar bovenwoning in de van Beuningenstraat in Amsterdam, maar in de winter zitten ze wel met dekens voor de ramen omdat anders de sneeuw naar binnen komt.
Na de Tweede Wereldoorlog zijn veel woonwijken rond de binnenstad van Amsterdam in zeer slechte staat. De Staatsliedenbuurt is een van de wijken die het er ergste aan toe is. Eigenaren doen weinig aan onderhoud, terwijl grootschalige aanpak nodig is om de oorlogsschade te herstellen. Ondertussen zorgt de Amsterdamse woningnood ervoor dat alle aandacht van de gemeente uitgaat naar stadsuitbreiding.
De buurt is een wanproduct
In de jaren zeventig breekt de tijd van de stadsvernieuwing aan: de gemeente verklaart het huis van De Clerks onbewoonbaar en het gezin moet - net als veel inwoners van de buurt - vertrekken. De leegstaande en vervallen woningen zijn een aantrekkelijk doelwit voor krakers. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig is de Staatsliedenbuurt hét krakersbolwerk van Amsterdam.
Stedenbouwers moeten de wijk opknappen. Ze zien de negentiende-eeuwse bouwstijl van de Staatsliedenbuurt als een "wanproduct van speculatiebouwers, gebouwd op oude slotenpatronen in een architectonische stijl met te veel prullaria." Ze breken de krakersbolwerken af en verruilen de meeste oude woningen voor nieuwbouw.
Te gezond
De familie De Clerk krijgt geen eengezinswoning in een van de nieuwe wijken van Amsterdam Geuzenveld of Osdorp. “Ik was te gezond, om daarvoor in aanmerking te komen moest je wat mankeren”, zegt de Lia de Clerk. Het wordt een woning in Almere. De nieuwe gemeente waar 64 procent van de woningen bestemd is voor Amsterdammers.
De pioniers
Als Henk en Lia de Clerk de sleutel krijgen van hun huis wonen al bijna een jaar mensen in Almere. Er is toezicht nodig op de bouwplaatsen, op de aanleg van de telefonie en elektriciteit en ook ambulancepersoneel is wenselijk in de dan nog desolate omgeving. Deze echte eerste Almeerders verhuizen met hun gezinnen in 1975 naar een soort houten stacaravans op de zandvlakte: het Bivak.
Bij gebrek aan school, bus of supermarkt gaan de kinderen met de taxi naar school in Muiderberg en is ook een boodschap doen een hele onderneming. In de winter wordt er geschaatst in de bouwputten, en hoewel ze de deur niet bij elkaar platlopen staan de bivakkers voor elkaar klaar als het nodig is.
"ook de Amsterdammer is een mens"
Ze zien het niet allemaal zitten dat Amsterdammers naar Almere komen. In het programma Landgenoten gaat Nettie Rosenfeld bij hen op bezoek. “Dat wordt moeilijk”, antwoordt een van de vrouwen op de vraag hoe het samenleven met Amsterdammers zal zijn.
“Als een Fries ja zegt is het ja. Maar als een Hollander ja zegt kan het nog alle kanten op, je kunt nooit op de belofte van een Hollander af gaan”, zegt een van de mannen. Uiteindelijk denken ze dat met de mensen uit de hoofdstad toch wel te leven valt. "Ook de Amsterdammer is een mens."
Aapjes in een dierentuin
Elly Kool, die niet te zien is in bovenstaand fragment, woont ook op het Bivak. Haar man die bij de PTT werkt, wordt in 1975 gevraagd om toezicht te houden op de kabelwerkzaamheden. Het is een lot uit de loterij voor het pasgetrouwde stel. “We kwamen uit Utrecht en daar kreeg je niet zomaar een huis en nu hadden we een huis én een baan.”
Ondanks dat er behalve de stacaravans helemaal vrijwel niets is, verveelt Elly Kool zich geen moment. “Je ziet iedere keer weer iets nieuws verrijzen, uit het niets staat er dan ineens een winkelcentrum, prachtig.” Dat je af en toe geen licht of water hebt, hoort bij het wonen op een bouwplaats volgens de bivakkers, net als bekeken worden als aapjes in een dierentuin.
“In de weekenden was het ontzettend druk, op een gegeven moment was dat niet leuk meer. Mensen kwamen van heinde en verre om te kijken hoe wij daar woonden op die vlakte. Ja hoor, we wonen hier echt heerlijk zei ik dan altijd.”
Een woestenij van lege woningen
Na de Tweede Wereldoorlog is er niet direct geld om de hele Flevopolder in een keer droog te leggen. De eerste werkzaamheden beginnen daarom, op 2 juni 1952, in het oostelijke gedeelte van de polder. Na ruim vijf jaar valt het gebied droog.
De nieuwe provincie, Oostelijk Flevoland, biedt niet alleen nieuwe landbouwgrond, maar verlicht met nieuwe dorpen en steden ook de woningnood in het westen. Oostelijk Flevoland krijgt een grote stad, een groot dorp en twee kleinere dorpen: Lelystad, Dronten, Swifterbant en Biddinghuizen. Door de toename van autobezit worden meer dorpen en steden niet nodig geacht.
Pionieren in Dronten
Hoewel Dronten in 1962 nog "een woestenij van lege woningen" is, gaan toch veel mensen in het dorp wonen. Op de vraag waarom hij deze stap heeft gezet, antwoordt kapper De Groot in een uitzending van het televisieprogramma Espresso “ik hou nu eenmaal van pionieren, ik vind dat machtig! En ik wil graag hier in Dronten die nieuwe gemeenschap opbouwen. Wat de toekomst brengt, dat zullen we wel weer zien”.
Maar missen de enkele huisvrouwen van Dronten niet de gezellige drukte van hun oude woonplaats, de winkels, de buurvrouwen? Mevrouw Welsman zegt van niet: “Ik heb een mooi huis hier. De mensen zeggen wel dat het hier stil is, maar dat vind ik helemaal niet. Want in de week heb je drukte genoeg van het werkvolk allemaal om je heen, en zo ’s zaterdags en ’s zondags zijn er allemaal toeristen hier… Och, ik heb het best naar mijn zin hier!”
Thuis in de polder
Tien jaar na de drooglegging, in 1967, is er leven in de dorpen gekomen. De woestenij van weleer is verdwenen. Zoals in een uitzending Van Gewest tot Gewest te zien is, zijn de bewoners van de polder blij met het tienjarig bestaan van hun nieuwe thuis. In Dronten en Swifterbant hangen overal vlaggetjes om het jubileum te vieren.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: