De Grote Leugen
“Er was domweg geen mogelijkheid om te scheiden voor 1971. De enige uitweg was het gebruik van ‘De Grote Leugen’, waarbij in 99 van de 100 gevallen de man moest toegeven dat hij overspel had gepleegd. Pas dan kon de scheiding tussen man en vrouw officieel worden uitgesproken”. Dat zegt Gerard Tolido, zelf gescheiden in 1970. Hij kan zich nog kwaad maken over het feit dat hij moest liegen voor de wet om de echtscheiding er door te krijgen. Maar hij had geen keus. Hij zat gevangen in de constructie van de oude echtscheidingswet. De makkelijkste manier om te scheiden was overspel bekennen.
Gehuwd zijn tot de dood ons scheidt
De Nederlandse echtscheidingswet stamde uit 1838 en was sterk beïnvloed door de christelijke opvatting dat wat God verbonden had, niet door de mens gescheiden kon worden. Voor echtscheiding golden daarom vier strenge voorwaarden. Scheiden was mogelijk op basis van “kwaadwillige verlating”, bijvoorbeeld als de man of vrouw er zomaar vandoor was gegaan en nooit meer iets van zich had laten horen. Het was ook mogelijk als één van de gehuwden werd veroordeeld tot een flinke gevangenisstraf en bij, bewezen, zware mishandeling.
Genoemde voorwaarden waren ingewikkeld om aan te tonen. Overspel tenslotte, gold ook als grond voor echtscheiding, zonder dat daar bewijs voor nodig was. Echtparen voerden dit argument daarom het meest op als reden om zich te bevrijden uit de knelling van het huwelijk. Vaak zonder dat daadwerkelijk sprake was van overspel, maar uitsluitend als juridische constructie. Eén van beide partners moest wel de schuld op zich nemen. Wie dat deed, kon geen aanspraak maken op financiële tegemoetkoming. Omdat de man doorgaans werkte, nam hij de schuld op zich. Vrouwen waren nog nauwelijks actief op de arbeidsmarkt en financieel vaak afhankelijk van hun man. Als een vrouw de schuld op zich nam, had ze (financieel) geen poot om op te staan. Jehudith Gartenberg werkte bij de Bond voor Gescheiden Vrouwen. Daar gaf ze advies aan vrouwen die wilden scheiden: “Eén van de adviezen die ik gaf: “neem nooit de schuld op je als je gaat scheiden!” Bij contactadvertenties in de kranten stond vaak de toevoeging: “schuldloos gescheiden”.
Scheiding van tafel en bed
Als één van de partners weigerde te scheiden, kon de scheiding niet doorgaan. Beiden moesten instemmen met de scheiding. Anja Meulenbelt ondervond hoe lastig dit was. Zij wilde begin jaren zestig weg bij haar agressieve man: “Het was echt een hele enge situatie en het was niet makkelijk om te scheiden als de andere helft zei dat hij niet wou. Je moest minstens zwaar in de gevangenis hebben gezeten, of zo bont en blauw mishandeld zijn, dat je dat kon aantonen. Ik was nooit met een blauw oog naar de dokter gegaan om daar even een foto te laten maken, dus dat heeft heel veel moeite gekost”. Toen haar kind gevaar liep, vluchtte ze weg. Haar man weigerde te scheiden. Haar ouders betaalden een advocaat en uiteindelijk kreeg zij de scheiding er in 1965 toch door, op basis van, niet gepleegd, overspel. Zij moest wel zelf de schuld van overspel op zich nemen. Dat deed ze, met als gevolg dat ze geen recht had op alimentatie. Ze had ook geen werk en met haar zoontje trok Anja daarom weer in bij haar ouders.
Over het algemeen waren het juist vrouwen die een scheiding tegen hielden, vanwege hun financiële afhankelijkheid. Een oplossing was dan “scheiding van tafel en bed”. Het echtpaar bleef dan formeel getrouwd, maar man en vrouw leefden gescheiden van elkaar. Met allerlei nadelen. Als de man een nieuwe vriendin kreeg, kon hij niet met haar trouwen en eventuele kinderen konden niet zijn achternaam krijgen. Bovendien hield de eerste vrouw aanspraak op zijn financiën.
Als de wegen uit elkaar lopen…
Ondanks de ontkerkelijking, de seksuele revolutie en de ontwikkelingen van het feminisme halverwege de jaren zestig, bleef scheiden een schande. Jehudith Gartenberg: “In die tijd voelde het alsof op je voorhoofd geschreven stond dat je gescheiden was”.
De damesbladen Margriet en Libelle behandelden in hun adviesrubrieken wel vaker problemen in het huwelijk, maar trouwen bleef de norm. In november 1965 schreef Margriet over Trouw en ontrouw in het huwelijk: “Verbijsterd vragen wij ons soms af: heeft onze tijd, hebben wij de ONtrouw tot deugd verheven? In deze aflevering van Margriets enquête laten wij u zien dat trouw ook in onze, moderne tijd, door een overweldigende meerderheid van het Nederlandse volk op prijs wordt gesteld. De trouwring is geen zinloos gouden sieraad geworden, maar is nog altijd het symbool van de onverbrekelijke band tussen man en vrouw!”. Twee weken later kwam het blad met het vervolgonderzoek Liefde & Huwelijk: als de wegen uit elkaar lopen. Daarbij werd ingegaan op de tegenstellingen tussen gehuwden, die hen “brengen op het kruispunt van onverschilligheid, waar de liefde verkild is en waar geen begrip meer gevonden wordt…”
Ook Libelle publiceerde in september 1967 het onderzoek Eindelijk de feiten: het Nederlandse huwelijk doorgelicht. Uit dat onderzoek bleek dat 200.000 huwelijken, ofwel tien procent van alle huwelijken in Nederland in nood verkeerden. Seksualiteit, geld en vrijetijdsbesteding bleken de drie grootste spanningsbronnen.
“Huwelijken waren vaak gevangenissen”, zegt advocaat Louise van Scherpenzeel. In haar kantoor informeerde ze in de jaren zestig echtparen over de mogelijkheid van scheiden: “Als een man of vrouw wilde scheiden moest ik hen het hemd van het lijf vragen om dat juridisch voor elkaar te krijgen. Ik moest alle buitensporigheden en beledigingen gedetailleerd noteren. Dat was vaak ontluisterend voor mensen, omdat het in die tijd helemaal niet gewoon was om over zulke intieme details te spreken. Maar anders lukte het niet.”
De echtscheidingswet was ingewikkeld. Uit onderzoeken van het NIPO tussen 1960 en 1970 kwam naar voren dat steeds meer mensen voorstander waren van het makkelijker maken van echtscheiding.
De huwelijksband is voor velen een keten
Professor dr. G.A. Kooy, hoogleraar Gezinssociologie aan de Landbouwhogeschool te Wageningen, sprak in 1970 in de krant zijn onrust uit over het huwelijk: “van de drie miljoen huwelijken in ons land zitten er bijna 200.000 in het slop (…) De huwelijksband is voor velen een keten”. En dat bleek ook uit talloze brieven van Nederlandse burgers aan het Ministerie van Justitie, waarin zij hun beklag deden over de echtscheidingswet. Zij wilden een verandering van de wet. Een vrouw schreef in december 1970: “Ik ben al 17 jaar met een man, die ruim 20 jaar gescheiden is van tafel en bed, en met zijn gewezen vrouw, die alleen uit pesterij niet wil scheiden, daar zij zelf de schuldige is! Moeten wij dan zo verder leven? Is er dan helemaal niets aan te doen?”. In een andere brief staat: “Er is geregeld aandacht voor het abortusvraagstuk, maar u moet zich ook bewust zijn van dat de wet tot herziening van het echtscheidingsrecht behandeld wordt, dit is iets dat al jaren om een oplossing schreeuwt”.
De nieuwe wet
Minister van Justitie Carel Polak (VVD) uit het kabinet De Jong (1967-1971) maakte zich sterk voor verandering van de echtscheidingswet. Hij had al eerder de vrije verkoop van voorbehoedmiddelen en de afschaffing van discriminerende wetgeving voor homoseksualiteit voor elkaar gekregen, nu was het tijd om ook de echtscheidingswet aan de tijdgeest aan te passen. Liegen tegen de rechter moest afgelopen zijn, net als de andere ongewenste maatschappelijke toestanden die de oude wet veroorzaakte. Polak stelde dat de enige grond voor echtscheiding moest zijn: “duurzame ontwrichting van het huwelijk”. De rechter moest beslissen over een financiële regeling en de schuldvraag moest uit de wet. Na heftige debatten in de Tweede Kamer kwam de wet er in oktober 1971 door. Vervolgens verdubbelde het aantal echtscheidingen binnen tien jaar, van 15.000 in 1972 naar 26.000 in 1980. De wet voorzag duidelijk in een grote behoefte.
Gerard Tolido: “De sfeer is natuurlijk compleet veranderd. Het huwelijk heeft een andere status gekregen. Ik zie het aan mijn dochter en haar generatie. Die wonen jaren lang samen, krijgen kinderen, trouwen is meer een formaliteit, niet zo zwaarwegend als vroeger”. Jehudith Gartenberg is sceptischer: “Je trouwt met een ideaal. Het is een sprookje, je ziet jezelf in een witte jurk en mooi opgetut, maar het leven is nu eenmaal anders. Ik heb een spreuk op mijn muur staan: “het concert des levens heeft geen program”. Het is een goede spreuk en hij is zo waar al een koe. Eén op de drie huwelijken eindigt sinds 1971 in een echtscheiding. Ik pleit ervoor om een huwelijksschool op te richten, waarbij mensen een opleiding krijgen voordat ze gaan trouwen, zodat ze weten waar ze aan beginnen….”
Research: Hasan Evrengün, Mirjam Gulmans
Regie: Gerda Jansen Hendriks
Uitzending: zo 12 jan 2014, 21.20 uur, Nederland 2.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: