Amerikaanse oorsprong
Wie denkt dat shorttrack een jonge sport is, heeft het helemaal mis. In Amerika, de bakermat van de sport, was shorttrack ooit met ijshockey de populairste wintersport. Beide sporten profiteerden rond 1900 van de bouw van kunstijsbanen. Dat de internationale schaatswereld tijdens het oprichtingscongres in 1892 in Scheveningen koos voor de langebaan als enige officieel erkende vorm van hardrijden op de schaats, kon de Amerikanen niets schelen. Shorttrack was spectaculair, en daarmee commercieel veel interessanter dan de langebaan. En dus werd er geshorttrackt!
In 1896 werden in de Verenigde Staten twee kunstijsbanen gebouwd: de St. Nicholas-ijsbaan in New York en de “Duquesne Gardens” in Pittsburgh. Vanaf de opening werden op beide banen jaarlijks grote shorttrack-wedstrijden gehouden. Chicago volgde enkele jaren later. De fameuze hardrijder Joe Donoghue, die in 1890 in Amsterdam de eerste, toen nog officieuze wereldtitel op de langebaan had gewonnen, trok bij deze wedstrijden zoveel publiek, dat hij in 1897 besloot om professional te worden. Als hardrijder kon je in Amerika toen een uitstekend belegde boterham verdienen. Vanaf 1905 werden er zelfs al officieuze wereldkampioenschappen georganiseerd!
Silver Skates
Kranten schreven hele pagina’s vol over de wedstrijden en de kampioenen. De Chicago Tribune organiseerde vanaf 1917 zelfs jaarlijks een eigen Silver Skates Derby (vernoemd naar het beroemde boek over Hans Brinker!) waar de abonnees met korting kaartjes voor konden krijgen. De Daily News uit New York volgde in 1922 met een eigen Silver Skates. Bij de editie van 1924, voor het eerst verreden op de nieuwe kunstijsbaan aan de Madison Square Garden in hartje New York, waren de 15.000 tickets in no time uitverkocht.
Om nóg meer toeschouwers van shorttrack te laten genieten (en om nog meer geld te kunnen verdienen!) werd in 1925 op het natuurijs van het Conservatory Lake in Central Park een Ice Carnival gehouden waar liefs 40.000 betalende toeschouwers elkaar urenlang verdrongen om geen enkele heat te missen. Zij kwamen voor de grote kampioen van die tijd, de New Yorker Joe Moore, maar ook voor Elsie Muller, die in een tijd waarin vrouwen in Europa nog van de hardrijbanen geweerd werden, in Amerika al een sportheld was.
De populariteit van shorttrack drong zelfs door tot de bioscopen. Van de New Yorkse Silver Skate Derby uit 1941 is een filmjournaal bewaard gebleven, inclusief de demonstratie door de Canadese hardrijder Alex Hurd van het destijds eveneens populaire “tonnenspringen” op schaatsen. De finale van de two miles champions race eindigde zoals gebruikelijk: met een spectaculaire dubbele valpartij (video).
Ook op tv, in Amerika al eind jaren veertig een populair medium, deed shorttrack het uitstekend. De Silver Skate Derby van 1950 was zelfs de eerste sportwedstrijd die in de Verenigde Staten live op tv is uitgezonden.
Olympische erkenning
Pas in de jaren ’60 verloor shorttrack langzaam aan populariteit in Amerika. Olympische sporten werden steeds belangrijker, maar voor het Olympische hardrijden (zoals in 1960 in het eigen Squaw Valley) hebben de Amerikanen nooit veel interesse getoond. Dat was, om een journalist te citeren, “even interessant als het kijken naar het groeien van gras.” Omgekeerd had de in de ISU georganiseerde, door Europese landen gedomineerde, schaatswereld weinig op met het ongeregelde duw- en trekwerk op de ijshockeybaantjes. Pas in 1988 kwam daar verandering in toen shorttrack als demonstratiesport werd toegelaten tot de Winterspelen van Calgary. Vanaf 1992 is shorttrack de tweede Olympisch erkende vorm van hardrijden op de schaats.
Te gevaarlijk
In Nederland, traditioneel schaatsland bij uitstek, heeft shorttrack lang op erkenning moeten wachten. Als in 1934 in Amsterdam aan de Linneausparkweg een kunstijsbaantje wordt geopend, gaan ook de hardrijders daar oefenen. Ze houden daar ook wedstrijdjes met massa-start, maar die worden door de KNSB verboden. Veel te gevaarlijk en slecht voor de (langebaan-)techniek! Toch werden ook later in de Amsterdamse Apollohal trainingswedstrijdjes gehouden op een 30x60 ijshockeybaan.
In België wordt in die tijd wel serieus "gesnelschaatst," zoals de Vlamingen dat noemen, op ijshockeybaantjes. Ook Nederlanders doen daar soms aan mee, zoals in de jaren '20 een zekere Gerrit Mettes. Zijn latere kleindochter zou in 1988 in Calgary drie keer Olympisch goud veroveren!
Dutch Open
In Nederland, traditioneel schaatsland bij uitstek, heeft het moderne shorttrack lang op erkenning moeten wachten. De Hardrijders Club Amsterdam was de eerste die de sport serieus nam. In 1975 deed de club mee aan wedstrijden in het Belgische Brugge. In 1977 werd in de eigen Jaap Edenhal voor het eerst de Dutch Open verreden. Een jaar later ging een competitie van start en werd shorttrack ook voor de KNSB een officiële schaatsdiscipline. Hoe snel de sport zich sindsdien heeft ontwikkeld, bewijzen de opnames die Polygoon in 1978 maakte van het tweede Dutch Open in de Jaap Edenhal.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: