In 2015 verdrinkt het negenjarige Syrische meisje Salam tijdens het schoolzwemmen. Begeleiders van het meisje weten niet dat Salam niet kan zwemmen en verliezen haar uit het oog. Het OM acht de betrokkenen schuldig aan haar dood. Voor sommige scholen is de zaak aanleiding om te stoppen met de lessen, dat tot 1985 verplicht is op de basischool. Komt hiermee dan definitief een einde aan het schoolzwemmen? De geschiedenis van het zwemmen.
Zwemmen in de Oudheid
Zwemmen lijkt zo oud als de mensheid. De oudste afbeeldingen van zwemmende mensen werden gevonden in de grotten van Wadi Sori in de Libische woestijn, uit ca. 9.000 v. Chr. Ook in China is de zwemkunst al duizenden jaren oud.
De Egyptenaren schijnen al met een soort borstcrawl gezwommen te hebben. De Grieken en Romeinen beheersten vermoedelijk ook de schoolslag. Homerus (900 v.Chr.) schreef als eerste over de techniek van het zwemmen: die techniek betreft vrijwel zeker de schoolslag.
Bij de Grieken stond het zwemmen in hoog aanzien, hetgeen moge blijken uit het in die dagen gebruikelijke gezegde: "Hij kan lezen noch zwemmen". Voor de Romeinen was zwemmen een vanzelfsprekend onderdeel van hun badhuizen-cultuur. Na het verval van het Romeinse Rijk vernemen we lange tijd weinig meer van de zwemkunst.
In de Middeleeuwen behoorde zwemmen tot de zeven ridderlijke volmaaktheden. De christelijke kerk had echter weinig op met zwemmen, het appelleerde teveel aan naaktheid en zinnelijkheid. In 1539 verscheen het eerste leerboek over zwemmen: "Colymbetes, sive de arte natandi" van Nicolaus Wynman. Rond 1800 verschenen er meer boeken over zwemmen. Guts Muths, de beroemde Duitse pedagoog en promotor van fysieke oefening, schreef zijn beroemd geworden boekje "Klein leerboek van de zwemkunst" in 1798.
Jacob Bongertman
Bij de ontwikkeling van het Nederlandse zwemonderwijs speelde Jacob Bongertman een grote rol. Na een carrière als beroepsmilitair werd Bongertman in 1909 gymnastiekleraar in Haarlem, en specialiseerde zich al snel in het klassikale zwemonderwijs. De slag die hij propageerde, en die ook in Duitsland werd aangeleerd, werd daarom bekend als de “schoolslag”.
In de tijd van Bongertman leerde men zwemmen aan de 'hengel', dat was een individuele instructie en daarom minder geschikt voor schoolonderwijs. Bongertman kwam op het idee om een cilindervormige bus te ontwerpen, met een luchtinhoud van 10 liter, die met een riem op de rug van de leerling werd bevestigd. Met eenzelfde drijfmiddel dan wel een plankje of kurken in de handen kon hij een klas kinderen laten drijven en zwemles geven. De luchtinhoud van de bus was voldoende om het verlies aan drijfvermogen, doordat men het hoofd boven water houdt, te compenseren.
Alvorens het water in te gaan, werd aan de leerlingen op een bank in een korte les, de slag onderwezen en wel hoofdzakelijk de beenslag. Tot dan leerde men bij de hengelmethode de slag in een drietaktbeweging: intrekken - spreid – sluit. Bongertman liet de beenslag doen in een tweetaktbeweging: intrekken - klap (1, 2). De bedoeling was om de klap als één doorgaande beweging te maken. Hij noemde dit de zweepslag. Zijn devies was 'zwemmen is drijven en voortbewegen zonder kracht'.
Schoolzwemmen
In de jaren zestig werd landelijk het “schoolzwemmen” geïntroduceerd. De overheid vond dat in ons waterrijke land iedereen moest kunnen zwemmen. De meeste leerlingen begonnen rond hun achtste, en kregen lang genoeg les om tenminste één zwemdiploma te halen.
In de jaren ’90 werd het schoolzwemmen niet meer verplicht gesteld. Veel gemeentes en scholen haakten door geldgebrek af. Het aantal kinderen dat daardoor niet kan zwemmen neemt weer toe, waardoor het aantal verdrinkingsgevallen onder kinderen is toegenomen.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: