Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
24 november 2016

De Rijksmunt te Utrecht (1916)

1
Bekijk Video
10 min

In Utrecht worden tenminste sinds 936 munten geslagen. Een munthuis aan de Trecht verkreeg in dat jaar het recht daartoe van koning Otto I. In de Middeleeuwen bezaten veel steden hun eigen munthuis. Omdat deze verscheidenheid aan valuta binnen de Nederlanden tot administratieve rompslomp leidde, werd in 1806 door de kersverse koning Napoleon besloten het uitgeven van muntgeld landelijk te concentreren en te uniformeren. Behalve de lengtematen gingen ook de valuta over in een decimaal stelsel. Het munthuis van Utrecht was destijds het best uitgeruste munthuis van de Nederlanden, en werd daarom aangewezen als vestigingsplaats van het Nederlandse munthuis.

In 1814, na de totstandkoming van het Koninkrijk der Nederlanden, werd het bedrijf omgedoopt in 's Rijks Munt. In 1902 kwam het bedrijf onder toezicht van het ministerie van Financiën te staan, en in 1912 werd het bedrijf officieel een staatsbedrijf.

Sinds 15 juni 1994 is het bedrijf verzelfstandigd met, tot aan de verkoop op 22 november 2016, de staat als enige aandeelhouder.

Achtergehouden en opgepot

De muntencrisis van 1918

In de zomer van 1918 heerste onrust in ons land of er wel voldoende kleine ruilmiddelen waren, ofwel 'rijksdaalders, guldens (of zilverbons) en zilveren pasmunt’. De overheid zag zich zelfs gedwongen om hierover een officieel persbericht te versturen. In datzelfde jaar werd een bedrijfsfilm over 's Rijks Munt gemaakt, zodat iedereen met ogen kon zien dat daar geen problemen waren. Die film staat een kleine honderd jaar later op internet. Deze film kunt u HIER bekijken.

Eén van de problemen waar de regering in 1918 mee worstelde, was dat munten méér waard waren aan koper of zilver, en dus werden omgesmolten. Officieel was dat verboden. 'De regeering' waarschuwde deze types nog één keer: ‘Zij, die zilveren munten boven de maximale waarde verkoopen, stellen zich bloot aan veroordeeling tot ten hoogste 4 jaar gevangenisstraf of ƒ 10.000 boete.’

Alhoewel Nederland neutraal bleef tijdens de Eerste Wereldoorlog had deze wel degelijk zijn uitwerking gehad op de muntvoorraad. In een jaaroverzicht van 's Rijks Munt over 1917 is dat duidelijk te zien. De mensen gingen ‘oppotten’, concludeerde de dienst in het Algemeen Handelsblad van 5 september 1918: ‘Er is alle reden om aan te nemen, dat, ook al werden weer zilveren guldens vervaardigd en in omloop gegeven, deze den weg zouden gaan van de overige guldens die hier circuleerden, welke, met inbegrip van de 35 millioen, sedert 1914 geslagen, ten bedrage van bijna 62 millioen, voor het allergrootste deel worden achtergehouden en opgepot.’

muntunie 3

Niet onbelangrijke hoeveelheden van zilveren pasmunten

Het aanmaken van enorme hoeveelheden nieuwe munten was niet de oplossing, hadden de autoriteiten in de voorgaande jaren ervaren, want ook die zouden in een sok verdwijnen tot betere tijden aanbraken. ‘Alleen enorme overdaad zou misschien hebben kunnen helpen.’

Aan de andere kant konden de persen ook weer niet helemaal worden stilgezet. Het Algemeen Handelsblad schreef daarom op 11 juni 1918: ‘De verdere aanmaak van zilverbons wordt op groote schaal en met de meeste kracht voortgezet. In de tweede helft dezer maand zal over een zoodanige hoeveelheid zilverbons de beschikking zijn verkregen, dat aan de behoeften van het verkeer in ruime mate zal voldaan kunnen worden.’

De problemen waren groot, maar om eventuele paniek en maatschappelijke ontwrichting te voorkomen, werd benadrukt dat het nog steeds niet onoverzichtelijk was. ‘Niet slechts zijn aan 's Rijks Munt niet onbelangrijke hoeveelheden van zilveren pasmunten voorhanden, doch bovendien laat het zich aanzien, dat de pogingen, welke van den aanvang af onafgebroken zijn in het werk gesteld om zilver uit het buitenland voor den aanmaak van pasmunt te verkrijgen, binnenkort met goeden uitslag zullen bekroond worden.’
 

muntunie 2

Bedrijfsfilm

Dat 's Rijks Munt in functie bleef, zien we in een bedrijfsfilm uit 1918 van Willy Mullens. Wellicht was het juist vanwege de maatschappelijke onrust dat de camera’s werden toegelaten om het publiek te laten zien dat alles naar behoren functioneerde. 'Kijk zelf maar, mensen', lijkt de impliciete boodschap. 'Niets aan de hand. Er is nog geld zat.'

Door onze ogen is het werk van toen uiterst ambachtelijk en vooral zwaar: er werd met de hand gegoten, met staven in bloedhete machines geduwd alsof een stoomtrein aan de praat gehouden moest worden om uiteindelijk de muntjes te persen, die in een kluis werden opgeborgen.

Uiteindelijk was het einde van de Eerste Wereldoorlog de beste oplossing voor het geldprobleem, omdat daarna het internationale verkeer weer op gang kon komen. Daardoor herwonnen de mensen het vertrouwen om hun opgepotte munten uit de sok te halen om ze weer uit te geven.

24 november 2016

Nieuwe zilveren guldens op komst (1954)

g
Bekijk Video
2 min
Credits
  • Jurryt van de Vooren
  • Marnix Koolhaas

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: