Straatnamen
Door het oplezen van een aantal willekeurige adressen maakte K. Schippers als eerste optredende dichter al direct duidelijk dat er geen sprake was van een "gewoon" poëzie-festival. Daar had ook niemand op gerekend. Onder de naam "de vijftigers" had een groep dichters (Lucebert, Hugo Claus, Gerrit Kouwenaar, Hans Andreus, Remco Campert, Jan Elburg, Sybren Polet, Paul Rodenko, Bert Schierbeek, Simon Vinkenoog, Paul Snoek en Jan Hanlo) al het voortouw genomen op "een nieuwe tijd". In nauw contact met de schilders van de Cobra-groep, waar Lucebert als artistiek multi-talent ook toe behoorde, was de kunst zoals het behoort al enige tijd de voorloper van een nieuwe tijd. Maar een massa-publiek was er nog niet aangeboord.
Uitverkocht
Verantwoordelijk voor de doorbraak van de nieuwe poëzie naar een groot publiek (de 2000 kaarten voor "Poëzie in Carré" waren in een mum van tijd uitverkocht) was zonder twijfel het commercieel talent van Simon Vinkenoog. Als geen andere verstond de blowende dichter-performer het talent om niet alleen met zijn gedichten de aandacht op zich te vestigen. Daarbij keerde hij zich niet tegen de traditie, maar nodigde die juist ook uit voor "Poëzie in Carré". Zo kon het gebeuren dat op deze unieke avond, die pas drie weken later (!) vrijwel integraal voor de VPRO werd uitgezonden, de toenmalige nestor van de vaderlandse poëzie Adriaan Roland Holst samen optrad met de toenmalige debutant, de toen nog geheel onbekende Rotterdammer Jules Deelder. Ook de aanwezigheid van Gerard Reve, die voor het eerst in het openbaar eigen poëzie voordroeg, zorgde voor een gevoel van continuïteit én vernieuwing zoals dat nog nooit eerder in Nederland was vertoond. Want kijk de "line-up" er in volgorde van optreden nog maar eens op na: K. Schippers, Adriaan Roland Holst, Ed Hoornik, Hans Verhagen, Cees Nooteboom, Louis Th. Lehmann, Jules Deelder, Cees Buddingh, Gerrit Kouwenaar, Bert Voeten, Johnny "the Selfkicker" van Doorn, Gerard Reve, Jan Hanlo, Jan Elburg, Remco Campert, Gust Gils en Simon Vinkenoog: Bien étonnés de se trouver ensemble!
Gust Gils
De enige die feitelijk echt gemist werd, was Hugo Claus, die om onduidelijke redenen op het laatste moment had afgezegd. Gust Gils moest daardoor in zijn eentje het Vlaamse dichtgeluid vertolken. En natuurlijk, al viel niemand dat destijds op (!), ontbraken dichteressen. Zelfs Dolle Mina kon dat blijkbaar niets schelen.
Halbo C. Kool
Dat er in Carré iets historisch was gebeurd, drong door tot alle hoeken en gaten van het Koninkrijk. Zelfs tot Curacao, waar het weekblad "Amigoe di Curacao" dankzij verslaggever/dichter Halbo C. Kool uitgebreid verslag deed van het festival. Onder de titel "PARADE DER POËTEN trok door circuszaal Carré," schreef Kool een ook nu nog hoogst boeiende recensie en analyse van de historische poëzie-avond, die de opmaat zou worden voor de jaarlijkse "Nacht van de Poëzie":
Je mag het een stunt noemen, een krachtmeting, een soort marktonderzoek, maar in elk geval was het een doorslaand succes, de grote parade van Nederlandse dichters in het Amsterdamse circustheater Carré. Animator en ceremoniemeester was Simon Vinkenoog. De opzet leek een waagstuk: bestaat er vandaag de dag wel voldoende belangstelling voor poëzie om een zaal met bijna tweeduizend plaatsen te vullen met luisteraars naar dichters, die voorlezen uit hun eigen poëzie? Het antwoord hierop was ondubbelzinnig: tien dagen van tevoren waren alle plaatsen uitverkocht, binnen twee etmalen. Bij de ingang was het een gedrang van jewelste, maar het meest verrassende was de leeftijd van de bezoekers, voor het overgrote deel jonge mensen, zo van zeventien tot vijfentwintig jaar. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst...
Nestor
In Carré viert op het ogenblik Toon Hermans zijn cabarettriomfen na tien jaar one-mans-shows. Er is reeds van alles te doen geweest in dit theater dat praktisch even oud is als de oudste dichter uit de Marathon-parade van deze gedenkwaardige avond: Adriaan Roland Holst. De 77-jarige nestor van de Nederlandse dichtkunst die al dadelijk in het begin aan het woord kwam, verontschuldigde zich bij voorbaat dat hij wel een teleurstelling zou zijn omdat hij zo bijzonder ouderwets, en bovendien ook nog hees was. Het publiek dacht er anders over. Het begroette hem meteen al met een roffelend applaus, luisterde ademloos terwijl hij aan het woord was — het is inderdaad een onvergetelijke gebeurtenis deze dichter zijn eigen verzen te horen zeggen — en bracht hem daarna een ware ovatie. Het grootste succes van de hele avond.
Selfkicker
De tegenpool van dit optreden vormde de jongste deelnemer, Johnny van Doorn, 22 jaar, wiens eerste poëziebundel ”Een nieuwe Mongool" net is verschenen bij de Bezige Bij. Toch heeft hij al een reputatie opgebouwd als Johnny the Selfkicker, zoals zijn dichterlijke pseudoniem luidt. Het is een ietwat rumoerige reputatie, maar ook zijn verzen zijn rumoerig, uitdagend. Zijn optreden leidde tot een klein incident. In zijn opwinding overschreed hij de voor iedere dichter gestelde tijdslimiet van zeven minuten. De zaal werd onrustig en verdeelde zich in twee kampen. Terwijl een groep bewonderaars applaudiseerde, kwam er van de andere kant luid boe-geroep. Hij gaf de strijd op en keerde met boze blik terug naar zijn plaats. Simon Vinkenoog klapte hem toe. Een aantal dichters stond protesterend op om voor zijn dichterlijke vrijheid te betogen. Het was pauze.
Attila de Hun
Zo’n pauze is wel even een rustpunt om te kunnen nadenken over dit incident. Want dat is tekenend voor een bepaalde ontwikkeling in de poëzie, heus niet op de eerste plaats in Nederland zelf, maar internationaal. De moderne kunst die nu — zeg, sinds Arthur Rimbaud — al haast een eeuw lang voortdurend vernieuwing brengt, heeft als een van haar kenmerken het individualisme, waarvan ook Willem Kloos reeds een representant was. Johnny van Doorn is een vriendelijke jongen, maar Johnny the Selfkicker doet zich heel anders voor: 'Macht is mijn grootste troef. Overal neem ik de leiding over. Vernietig systematisch de gehate namen uit mijn Zwartlederen Verdoemboek.' En de dichter noemt dan als 'zijns gelijken' Iwan de Verschrikkelijke en Attila de Hun. Hij is tuk op alle onwelvoegelijke effecten om zijn publiek te choqueren, als een barbaar. En het publiek is meestal maar al te grif bereid om zich domweg te laten choqueren. Dat was met Rimbaud het geval, met Willem Kloos, met de Dadaïsten, de Surrealisten, de Vijftigers, en nu met Johnny the Selfkicker. Maar daarmee is de kous niet af. Zolang persoonlijke oorspronkelijkheid blijft gelden als een maatstaf voor de kunst, zal er aan de kous verder worden gebreid, door kunstenaars en door publiek. En het ziet er met de ingrijpende veranderingen die ons wereldbeeld ook in de komende jaren zal blijven ondergaan, naar uit dat deze controversiële figuur voorlopig een eerste viool blijft spelen.
Remco Campert
Maar de pauze is om. De parade der poëten gaat verder. Het blijken er alles te samen toch geen vijfentwintig te zijn, want twee Vlamingen, Hugo Claus en Paul Snoek, hebben verstek laten gaan. Wel zijn er twee Vlamingen komen opdagen, Hugues Pernath en Gust Gils. Niet alle dichters zijn even goed verstaanbaar — Remco Campert munt in dit opzicht uit. Niet alle teksten zijn op het eerste gehoor even goed te volgen, zelfs niet het gelegenheidsgedicht' van Koos Schuur:
"geklapt op de gehuurde genummerde klapstoel voor een wisselend stortbad van aangegeven woorden en klanken — a zwart e wit ik rood u groen of blauw — van deze heterogene raad van taaifabrikanten en zich afvragen: begint nu al de happening in dit veeltalige voormalige circus in deze opera seria opera buffa in deze zitting van het nationaal poëtisch recht en krom en zich afvragen: is dit nu al het ene aangegeven explosieve woord, de tracerbullet die een winterlang de kachel zal doen branden ..."
Louis Lehmann
Enkele dichters , maken een echt circusnummer van hun optreden, zoals de moeilijk te begrijpen Louis Lehmann, die als enige de moeite had genomen zijn verzen uit zijn hoofd te leren. Hij stond als een standbeeld achter de bundel microfoons zijn merkwaardige teksten te declameren, om tenslotte op een mondharmonica te blazen en volkomen in stijl af te marcheren.
Reve
Zo ook Gerard Kornelis van het Reve die enkele jaren geleden de poëzie nog bestempelde als een 'voze en onwaardige kunst' maar zich nu voor zijn dichterlijk optreden in een vlekkeloos wit tropenpak had gestoken.
Protestsongs
Het zijn even een paar flitsen, om een beeld van het geheel te suggereren. Opmerkelijk was het bij dit al, dat er in de zaal ook een zeer positieve belangstelling bleek te bestaan voor protestgedichten, zoals we deze poëzie nu naar aanleiding van de 'protestsongs' wellicht het best kunnen noemen.
Cees Nooteboom mocht dat merken toen hij zijn gedicht voorlas over een twintigjarige soldaat die in Nieuw Guinea gesneuveld is. En heel sterk was de indruk die Ed Hoornik maakte met verzen uit 1936 toen Nederland zijn grenzen wel eens sloot voor vluchtelingen uit Hitler-Duitsland. Zoals dit Pogrom:
Is dat de maan, die naar het laatst kwartier gaat, of een gelaat, omgord door walm en vlam? Waar is Berlijn, en. waar de Grenadierstraat? — Vluchtte de jongen, toen de bende kwam? Is dat zijn schim, die daar voor de rivier staat, is dit het water, dat hem langzaam nam, is dit de Spree, en dat de Grenadierstraat....? — Het is de Amstel, het is Amsterdam. Op 't Rembrandtsplein gaan de lantarens branden, over de daken sproeit een lichtfontein — Ik druk mijn nagels dieper in mijn handen. De Jodenbreestraat is een diep ravijn; een korte schreeuw weerkaatst tussen de wanden.... Het is maar tien uur sporen naar Berlijn.
Het is een vers met een voetnoot: 'De Grenadierstraat is een Joodse winkelstraat in het Oosten van Berlijn.' Dertig jaar nadat het geschreven werd. is dit nog een van de gedichten die het sterkst in het geheugen blijven hangen na het 'unieke dichtergebeuren' in het Amsterdamse Carré-theater.
Poëzie in het Brusselse paleis
Het succes van "Poëzie in Carré" vomd al snel navolging. Op 30 september werd in Brussel onder de titel „Poëzie in het paleis" zelfs een driedaags dichterlijk festival gehouden. Helaas verliep dit wat minder voorspoedig dan de Amsterdamse primeur. Het Limburgs Dagblad schreef er onder de kop: "Poëzie-festival eindigde in scheldpartijen dronkenschap, catch en politie-tussenkomst" met als onderkop en in kapitalen "JOHNNY DE SELFKICKER ONTPOPTE ZICH ALS TRIEST DIEPTEPUNT IN BRUSSELS TUMULT BIJ NACHT" het volgende over:
(van onze correspondent) BRUSSEL, 30 sept. Het driedaagse dichterlijk festival „Poëzie in het paleis", dat in Brussel gehouden is, is in de nacht van woensdag op donderdag in het Paleis voor (toch) Schone Kunsten geëindigd in een vechtpartij, in dronkenschap en met dwars door een vierkante meters grote ruit politieel naar buitenwerken van de poëet Johnny the Selfkicker. Eerder op de avond hadden de publiekelijke reacties al twijfel doen ontstaan aan een unanieme waardering voor deze Brusselse uitgave van "Poëzie in Carré". Want ofschoon een 25-tal Belgische en Nederlandse dichters onder aanvoering van exhibitionist en dichter Simon Vinkenoog vredig meende te varen achter de vlag van het 20-jarig bestaan van het altijd onbelangrijk gebleven Belgisch-Nederlands cultureel verdrag, namen de Brusselaars het op den duur niet dat de dichters alsmaar luidkeels lichaamsdelen woordelijk de zaal inslingerden.
"Het scheiden van de vechtenden was geen sinecure..."
Onmiddellijk na het optreden van Johnny de Selfkicker - een dieptepunt in een aanzienlijke put- trad de pauze in en zei een agent van politie tegen de na zijn optreden nog stevig "high" zijnde Johnny dat hij niet mocht roken. Het ene woord en de ene greep brachten het andere. Johnny zeilde door een glazen deur en werd stevig omhelsd door potige agenten en de deur uitgebracht richting politiebureau. Ook de dichter Hans Verhagen werd later door de politie opgebracht. Na een nacht in de gevangenis doorgebracht te hebben, werden zij gistermorgen vrijgelaten. (...)
Simon Vinkenoog sloot de lange rij van voor het merendeel waardeloze dichters, die politieke pamfletsprekers bleken te zijn. (...) Hij was nog niet uitgesproken of de 23-jarige verbitterde poëet Jan Berghman sprong op, rende de vereiste afstand, en sprong een Belgische broeder in de kunst in de nek. Het gevecht was kort maar hevig. De dichteres Fritzi ten Harmsen ging tegen de vloer, Remco Campert zeilde met een tafel mee en Jan Berghman lag dra op de vloer en ten prooi aan de trappen en slagen van de althans in spieren zoveel sterkere overvallene.
Het scheiden van de vechtenden was geen sinecure en eiste krachtdadig optreden, zowel van Hugo Claus als van Karel Jonckheere. Simon Vinkenoog stond met de handen in zijn gele haar en Geard Cornelis van 't Reve afzijdig in zijn witte wade.
Overigens: deze "poëzie-manifestie" werd ten dele bijgewoond door een publiek van kunstenaars en hoogwaardigheidsbekleders, waaronder de Belgische minister van Cultuur Pierre Wigny.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: