Katholiek
Piet groeit op in een katholiek gezin in het Noord-Hollandse dorpje Vogelenzang. Vooral zijn moeder is streng gelovig en zij laat zich sterk beïnvloeden door de lokale pastoor. Piet vindt het een verschrikkelijke man en heeft niet zoveel op met de ‘roomse doctrines’. De gemeenschap trekt de conclusie dat hij dan wel een communist zal zijn, maar dat is niet zo.
Tijdens de mobilisatie van het Nederlandse leger in 1939 is Piet onder de wapenen. Nadat Nederland capituleert, mag Piet naar huis. Dat is voorlopig, want na de Februaristaking in 1941 wordt hij weer opgeroepen. Het Duitse leger wil de Nederlandse jongens inzetten, mocht er weer een staking uitbreken. Maar Piet wil absoluut niet terug. Via een kennis in Groningen regelt hij een onderduikadres.
Onderduiken
Op de dag dat Piet zich eigenlijk moet melden in Amersfoort koopt hij een kaartje voor de trein naar Groningen. Op het station in Amersfoort moet hij overstappen. Daar is het verschrikkelijk druk en ziet hij tot zijn schrik dat alle perrons zijn afgezet door Duitse soldaten. Bovendien staan ook alle jongens die zich moeten melden op het station. Daar moet hij eigenlijk ook bij staan. Piet is doodsbang, maar weet onopgemerkt de trein naar Groningen te bereiken.
De rest van de reis verloopt soepel. Vanaf het station in Groningen moet hij nog een stukje met de bus. Bij de bushalte zou een meisje hem komen ophalen, maar het enige meisje dat langsfietst, draait zich al snel weer om. Het is Betsy. Ze heeft de opdracht gekregen om een jongeman op te halen, maar ziet alleen een handelsreiziger en dat kan hem niet zijn, denkt ze. Voor Piet zit er niks anders op dan te lopen.
Verzet
Betsy is de oudste dochter in een gezin met vier kinderen. Ze wonen in het dorpje De Wilp, op de grens tussen Groningen en Friesland. Betsy’s vader is timmerman, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog raakt hij tot over zijn oren in het verzet. Na de oorlog blijkt dat hij verantwoordelijk is geweest voor ruim tachtig onderduikers, maar daar heeft zijn gezin geen weet van.
Dat Betsy’s vader íets doet in het verzet is wel duidelijk. Tijdens de oorlog hebben ze namelijk vier onderduikers in huis: twee hongervluchtelingen uit Rotterdam en twee dienstplichtweigeraars. Dat betekent dat haar moeder voor tien personen de eindjes aan elkaar moet knopen. “Dat moet heel erg hard geweest zijn”, zegt Betsy nu. Ze vindt het heel knap dat haar moeder het heeft volgehouden.
Ook Betsy moet niets hebben van de Duitsers. Ondanks dat ze nog maar zestien is, probeert ze zich te verzetten. Tijdens de Februaristaking weigeren sommige boeren om melk te leveren. “Toen ben ik ook ondeugend geweest”, vertelt Betsy, “toen heb ik zelf die melkbussen omgeduwd”.
Betsy helpt haar vader regelmatig als koerierster. Zo brengt ze voedselbonnen rond en geeft ze bij de burgerlijke stand zelfs een keer een baby aan van onderduikers. Maar vaak heeft ze helemaal geen idee voor wie of wat de spullen zijn die ze vervoerd. Hoe minder ze weet, hoe minder gevaar ze loopt.
Stroom tappen
Het verbergen van vier onderduikers is een hele klus. Tijdens razzia’s verblijven Piet en de andere drie onderduikers in een geheim hok achter de schuur. De ingang is verstopt tussen takkenbossen en de ruimte zelf is klein, er kunnen net vijf mensen in slapen.
In het schuilhok staat ook een illegale radio. Piet is erg handig en weet met een kabeltje stroom af te tappen bij de buren. Onder de grond loopt de kabel helemaal naar het schuilhok. Zo kunnen ze gedurende de hele oorlog naar Radio Oranje luisteren. Toch gaat het naar verloop van tijd wel opvallen dat de buren erg veel stroom gebruiken. Ook daar heeft Piet een oplossing voor. Hij plaatst een ringetje in de meter, waardoor de teller niet langer oploopt.
“is dat gedonder nou nog niet over?”
Jong en naïef
Piet weet niet van de koeriersactiviteiten van Betsy, maar hij merkt wel dat ze regelmatig weg is. Dat is niet heel vreemd. Betsy zit namelijk op de kweekschool waar ze wordt opgeleid tot lerares. Ze moet daardoor vaak met de bus daar Groningen.
Betsy’s vader ziet het in eerste instantie helemaal niet zitten dat ze verder gaat leren, want ze kan volgens hem beter trouwen en dan mag ze niet meer werken. Maar Betsy gaat toch. De dagelijkse busritjes naar Groningen zijn tijdens de oorlog bovendien niet zonder risico. In de bus zitten regelmatig Duitse soldaten.
Achteraf beseft Betsy dat ze door haar jonge leeftijd soms ook een beetje naïef was. Gelukkig loopt het elke keer goed af, maar soms op het nippertje.
Bevrijding
Het is voor Betsy’s ouders geen geheim dat er iets speelt tussen haar en Piet. Ze zijn er absoluut niet blij mee, maar laten het begaan omdat de oorlogssituatie veel aandacht eist. Betsy’s vader roept wel eens “is dat gedonder nou nog niet over?”, maar hij respecteert Piet wel.
Na de bevrijding verandert alles. In eerste instantie is het een groot feest, iedereen is blij dat de oorlog voorbij is en Piet kan na drie jaar eindelijk terug naar huis. In Vogelzang blijkt dat zijn zus Alie in grote problemen zit. Ze wil trouwen met een ongelovige jongen, maar hun moeder en de pastoor vinden dat het absoluut niet kan.
Het vriendje van Alie is bereid om zich te bekeren tot het katholieke geloof, maar dat loopt iedere keer mis, omdat de pastoor ‘niet thuis’ is. Alie kiest toch voor haar relatie en vertrekt waardoor ze wordt verstoten en doodgezwegen. “Ze is 85 jaar geworden en nooit meer thuis geweest”, vertelt Piet.
Tien geboden
Ondertussen durft Piet niet te vertellen dat ook hij verkering heeft met een gereformeerd meisje. De tien geboden gaan door zijn hoofd, eer je vader en je moeder. Er zit niets anders op. Piet belt Betsy op en zegt: “het moet maar uit wezen”.
Betsy weet niet wat ze moet zeggen en hangt zwijgend op. Haar moeder vraagt wie dat was aan de lijn. “Piet en het is uit”, zegt ze. “Verstandig”, antwoordt haar moeder die in de veronderstelling verkeert dat Betsy het uit heeft gemaakt.
Het is onbegrijpelijk dat hij niet voor haar wil vechten, vindt Betsy. Ze is woedend dat ze niet eens de kans heeft gekregen om met haar eigen pastoor te praten en dat iedereen om haar heen het zo beter vindt. Betsy gelooft niet langer in de kerk, maar nog wel in God.
“Zij was dus ook alleen”
Kaartje
Piet en Betsy trouwen allebei met iemand anders en spreken elkaar niet meer. Wanneer Piets vrouw overlijdt, besluit hij om het nog een keer te proberen. Hij stuurt een kaartje naar het ouderlijk adres van Betsy. Tot zijn grote verbazing krijgt hij een kaartje terug, dat alleen ondertekend is door Betsy. “Zij was dus ook alleen.” Piet twijfelt geen moment en stuurt opnieuw een kaartje.
Al snel brengt Piet regelmatig een bezoekje aan Groningen. Iedere keer reist hij weer met de trein en de bus naar Groningen en vaak staat Betsy hem bij de bushalte op te wachten. Na een jaar zijn de oude wonden geheeld en nemen Piet en Betsy de volgende stap. Ze trouwen in oktober 2007, ruim zeventig jaar nadat ze elkaar voor het eerst hebben ontmoet.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: