Vrije joden in Nederlands-Brazilië
Een nieuwe kolonie veroveren aan de kust van Zuid-Amerika, die opdracht krijgt de Brabantse kapitein-generaal Hendrick Lonck van de West-Indische Compagnie (WIC) in 1629. De kust waar de WIC haar oog op heeft laten vallen, ligt in het noordoosten van het huidige Brazilië.
Brazilië is op dat moment al gekoloniseerd door de Portugezen. En die willen het gebied geenszins opgeven, want het is ideaal voor het verbouwen van suiker. In 1630 gaat kapitein-generaal Lonck aan wal in Olinda met zijn expeditieleger van zo’n 7000 man.
Puinhopen
De hevige oorlog die volgt, resulteert in winst voor de Republiek. Toch weten de Nederlanders niet de hele Portugese kolonie te veroveren. Bovendien eindigen veel van de kostbare plantages in puinhopen. Problematisch is het ontbreken van mensen in de nieuwe kolonie om alles weer op te bouwen. De aanvoer van slaven uit Afrika biedt uitkomst.
Joodse kolonisten
Naast slaven heeft Nederlands-Brazilië ook kolonisten nodig voor nieuwe nederzettingen. Vooral voor de joden in Europa is dit een aantrekkelijke optie, want de nieuwe kolonie biedt een unieke mate van godsdienstvrijheid – zelfs meer dan in de Republiek.
Een groot deel van de joden werkt bovendien al in de handel en Nederlands-Brazilië biedt veel kansen voor kooplieden. Honderden Sefardische joden vestigen zich in nieuwe steden als Mauritsstad en Frederiksstad.
De eerste synagoge van Amerika
Ook de handel in slaven schuwen de joden niet. Op het hoogtepunt is maar liefst 60 procent van de slavenmarkt in joodse handen. In het staatbeeld van Mauritsstad is te zien dan het goed gaat met de joodse gemeenschap: in 1636 opent in de Jodenstraat een synagoge. De allereerste op het Amerikaanse continent.
Nog geen 25 jaar na de verovering van Nederlands-Brazilië trekken de Portugezen de macht in de kolonie met geweld weer naar zich toe. Het is een grote schok voor de joodse gemeenschap, omdat dit ook het einde betekent van hun vrije gemeenschap. Veel vertrekken naar Suriname, vanaf 1667 de nieuwe Nederlandse kolonie aan de kust van Zuid-Amerika.
De Jodensavanne
Het centrum van het joodse leven in Suriname ligt in de zeventiende eeuw aan de zogeheten Surinamerivier, zo’n vijftig kilometer stroomopwaarts vanaf Paramaribo. Hier bouwen joodse pioniers aan een zelfstandige gemeenschap: de Jodensavanne.
Zegen en Vrede
Het is een unieke plek in de Nieuwe Wereld. De joden die hier wonen en werken ontvangen speciale privileges, waaronder godsdienstvrijheid en het recht op eigen onderwijs en rechtspraak. Vooral voor joodse kooplieden is de savanne een aantrekkelijke plek. De grond is vruchtbaar en ideaal voor het verbouwen van suikerriet.
De welvaart uit zich in 1665 in de bouw van de imposante stenen synagoge Berachah VeShalom, ofwel Zegen en Vrede. De synagoge is het nieuwe middelpunt van de Jodensavanne.
Paramaribo
Aan het einde van de Gouden Eeuw wonen in de Jodensavanne 570 mensen. Ze leven van de 40 plantages rondom de nederzetting, waarop maar liefst 9000 slaven werken. Dankzij haar unieke status als vrije en welvarende joodse nederzetting krijgt de Jodensavanne zelfs de bijnaam ‘Jeruzalem aan de rivier’.
Halverwege de achttiende eeuw gaat het bergafwaarts met de suikerindustrie. Dit dwingt veel inwoners van de Jodensavanne om te verhuizen. Ze gaan naar Paramaribo. Als een brand in 1832 ook nog bijna de hele nederzetting verwoest, trekken ook de laatste joden weg van deze plek.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: