Vulkanische vorstendommen
Tot het eind van de achttiende eeuw sloeg de benaming 'Molukken' alleen op het eiland Halmahera en de omringende kleinere eilanden, met name de vulkanische vorstendommen Ternate en Tidore. Tegenwoordig is de naam Molukken van toepassing op een veel groter gebied, namelijk op alle eilanden tussen Celebes en Timor enerzijds en Nieuw-Guinea anderzijds. Daaronder dus ook de voormalige VOC-gewesten Ambon en Banda.
Het gewest Ambon, bestaande uit het gelijknamige eiland en stad, en de daaromheen liggende eilanden, kende al eeuwenlang een levendige handel in kruidnagel. In 1605 wist Steven van der Hagen het door de katholieke Portugezen beheerste deel van deze eilanden voor de VOC in bezit te nemen.
De zeventiende-eeuwse Ambonese geschiedschrijver Ridjali heeft hier uitgebreid verslag van gedaan, zo blijkt uit zijn 'Hikayat Tanah Hitu', een kroniek over de geschiedenis van Ambon-Hitu - Hitu is het noordelijk deel van het eiland Ambon - geschreven in Makassar omstreeks 1655.
"Deze vloot is uit Holland"
Ridjali schrijft o.a.: "Toen een gunstige dag aangebroken was, zeilden zij (de Hollanders - red.) naar Ambon en voeren de rede van de vesting der Portugezen binnen. Na hun aankomst liet de kapitein der Portugezen aan hen vragen, aldus zeggende: 'Waar komt deze vloot vandaan?' Zij antwoordden: 'Deze vloot is uit Holland'. En zij zeiden tot de kapitein der Portugezen: 'Verlaat dit land'."
De Portugezen waren zeer onder de indruk van de Nederlandse vloot en na enig gesteggel kozen zij eieren voor hun geld en verlieten het fort. Veel Ambonezen werden hierna onderdanen van de protestantse VOC, die zo veelal werden omgedoopt van katholiek tot protestant.
Een streepje voor
In de zeventiende eeuw kwamen er steeds meer gewapende conflicten met de op Ambon woonachtige moslims, waarbij de protestantse onderdanen meestal vochten aan de zijde van de VOC. Halverwege de zeventiende eeuw werd deze strijd door de VOC in haar voordeel beslist.
Ten aanzien van de protestantse Ambonezen voelde de VOC zich religieus verantwoordelijk. Er kwam een heel systeem van christelijke dorpsscholen, bemand door Ambonese schoolmeesters. Die werden regelmatig door de VOC van stichtelijke leermiddelen voorzien. Door deze politiek werd een groot deel van de bevolking gealfabetiseerd. Dit zou de christelijke Ambonezen in het Nederlandse koloniale staatsapparaat een aanmerkelijke voorsprong op andere inheemse volken geven.
Molukkers in Nederlandse dienst
Het Indische leger speelde een grote rol in de acceptatie van het Nederlandse gezag in de regio. Al in de zeventiende eeuw werden Molukkers voor het leger gerekruteerd omdat zij bekendstonden als trouwe en moedige krijgers. Toen het Nederlandse gouvernement aan het einde van de negentiende eeuw het machtsgebied in de Indische archipel wilde uitbreiden, was de behoefte aan soldaten groot.
De rekrutering vond vooral plaats in bevolkingsgroepen die het langst onder Nederlands gezag hadden gestaan. Doordat de prijs van kruidnagels laag was, namen de christelijke Molukkers vanwege de slechte economische omstandigheden, vaak dienst in het leger. Dit leger is op den duur Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) gaan heten.
De relatie tussen Nederlanders en Molukkers werd steeds hechter
Molukkers werden in het gehele Nederlands-Indische gebied ingezet ter handhaving van de orde en het gezag. Gedurende de eerste periode van de twintigste eeuw werd de relatie tussen de Nederlanders en de Molukkers steeds hechter. Een groot gedeelte identificeerde zich met het Nederlands-Indische gouvernement en met het Huis van Oranje.
Indonesische onafhankelijkheid
De erkenning van de Indonesische onafhankelijkheid in 1949 door Nederland betekende het einde van het KNIL. Officieren, kader en manschappen gingen over naar de Koninklijke Landmacht of - na de souvereiniteitsoverdracht in 1949 - naar het leger van de Republiek Indonesië. Een deel werd ontslagen en/of naar Nederland gezonden.
In 1951 besloot de Nederlandse regering zelf om 12.500 Molukse militairen met hun families naar Nederland te halen. De eerste jaren woonden deze 'Ambonezen', zoals ze toen meestal genoemd werden, in circa 90 centrale 'woonoorden', waaronder de voormalige concentratiekampen Westerbork en Vught.
Later verlieten veel van hen deze woonoorden en vestigden zij zich in Molukse wijken, waar de Molukse tradities en cultuur nog altijd voortleven. Zo heeft iedere Molukse wijk een eigen kerk, een stichting (buurthuis) en een wijkraad die is afgeleid van de kampraden uit de Molukse kampen.
Molukkers en hun nazaten in Nederland
De 68-jarige Molukse Tjak Reawaruw woont in zo'n wijk in Alphen aan den Rijn. Hij is de zoon van een KNIL-soldaat. “Als klein kind was ik altijd al nieuwsgierig naar de verhalen van mijn vader over de KNIL-soldaten en de oorlog. Soms lag ik letterlijk op de grond om onder de deur door de verhalen van mijn vader op te vangen. Ook als hij met zijn vrienden - de andere ooms - bezig was.”
“Plotseling hielden ze op met vertellen! Ik vind dat nog steeds vreemd. Ik weet niet waarom ze met die verhalen over het KNIL en over de oorlog stopten. Dat ze abrupt stopten, dát heeft me altijd bezig gehouden.”
Ook de opa - Anthon genaamd - van de eveneens uit Alphen aan den Rijn afkomstige Molukse Jeannette Ririassa (44) vertelde zelf nooit iets aan zijn kinderen over zijn KNIL-verleden. De verhalen zoals zij die kennen, zijn verteld door de kameraden van Anthon Ririassa uit het KNIL of zijn latere medegevangenen.
Molukse moed?
De in 1980 overleden Anthon Ririassa trad in 1923 op zeventienjarige leeftijd in dienst van het KNIL. Ririassa vocht in de Tweede Wereldoorlog tegen de Japanners en in maart 1942 werd hij krijgsgevangen gemaakt. Hij heeft in meerdere kampen gevangen gezeten, onder andere op Java en in Kupang op Timor.
Daar keek Ririassa de dood in de ogen, zo blijkt uit een anekdote van zijn kleindochter Jeannette: “Als korporaal moest hij tegenover de Japanners verantwoording afleggen voor het gedrag van zijn soldaten. Op een dag was er voedsel gestolen uit de keuken. Mijn opa werd toen op het matje geroepen. De Japanse kampbewakers wilden weten wie de voedseldief was. Opa hield zijn mond echter stijf dicht. Daarop werd hij naar de rand van het kamp gebracht en kreeg hij een schep in zijn handen gedrukt.”
“Hij moest zijn eigen graf graven. Toen hij daarmee klaar was, werd hem nogmaals gevraagd wie de dief was. Weer gaf opa geen krimp. De bewaker bleef vervolgens aandringen, maar zonder succes. Op een gegeven moment gaf hij het op en liet hij opa terugkeren naar het kamp. Waarschijnlijk was de Japanner zo onder de indruk van deze moedige daad, dat hij uit respect het leven van mijn opa spaarde.”
Permanent naar Nederland
De Nederlandse regering heeft lange tijd beweerd, zich in te zetten voor een vrije Zuid-Molukse Republiek in Indonesië. Inmiddels is het echter wel duidelijk dat de belofte van terugkeer van Molukkers naar een zelfstandige staat, niet door de Nederlandse overheid kan worden ingelost. Zo is het aanvankelijke tijdelijk bedoelde verblijf van de Molukkers in Nederland, uiteindelijk permanent geworden.
Vanaf 1960 werden er, verspreid over het hele land, zo’n 71 Molukse wijken door de overheid gebouwd. Hiermee zijn de Molukkers de enige bevolkingsgroep in Nederland met eigen specifieke wijken. Tegenwoordig wonen er ongeveer 50.000 Molukkers in Nederland, waarvan zo'n 40% in aparte Molukse wijken.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: