Who are the British
Een geschiedenis-serie over Nederland: het idee kwam al in 1973 op bij de toen 36-jarige scenario-schrijver Gerard Soeteman. Die had toen al furore gemaakt met o.a. de tv-serie Floris (zijn debuut uit 1967), en had ook voor Paul Verhoeven succesvolle scenario’s geschreven voor de films Wat Zien ik? (1971) en Turks Fruit (1973). Een moderne schrijver dus, die je wel om een boodschap kon sturen. Toenmalig programma-commissaris Jan de Troye ondersteunde het idee. Zijn inspiratiebron was de BBC-serie 'Who are the British', die de NOS in 1974 had aangekocht en uitgezonden.
Bijna twee jaar werd het idee onder leiding van Kees van Langeraad doorgesproken en uitgewerkt. In mei 1975 werd de knoop doorgehakt: de NOS zou in januari 1977 onder de titel '58 miljoen Nederlanders' een 15-delige serie lanceren waarin op een thematische manier de Nederlandse geschiedenis belicht zou worden. Als co-regisseur werd Jan Bosdriesz benaderd. Net als Soeteman was hij bij Paul Verhoeven begonnen als technicus, en zich verder vooral bij de VPRO ontwikkeld als regisseur. Zo werkte hij voor het destijds bekende programma 'Berichten uit de samenleving' en maakte hij met Jan Blokker in 1975 het geheel uit archief-materiaal bestaande historische vierluik 'Hoe het Koninkrijk der Nederlanden er weer helemaal bovenop kwam en wat er daarna gebeurde'.
Theo van Tijn
De titel '58 miljoen Nederlanders' was gebaseerd op een wetenschappelijke schatting van het aantal mensen dat tot 1977 op het toenmalige grondgebied van Nederland (dus exclusief koloniën) gewoond had. Over die 58 miljoen bewoners van ons polderland zou de serie moeten gaan. De serie werd geheel 'gescript'. Er zitten geen reportage- of interviewfragmenten in. Alle teksten moesten van tevoren gecontroleerd kunnen worden.
Voor de wetenschappelijke begeleiding werden twee hoogleraren van de Rijksuniversiteit Utrecht aangetrokken: kunsthistoricus Eddy de Jongh en sociaal historicus Theo van Tijn. Met name Van Tijn was iemand die een nieuwe, marxistische kijk op de geschiedenis vertegenwoordigde waarbij het verhaal van de gewone man en vrouw centraal stond. Voordat hij in 1969 hoogleraar werd, had hij jarenlang als geschiedenisdocent voor de klas gestaan. Voor de research van de serie tekende kunsthistorica Godelieve van der Heijden. Van tal van musea, bibliotheken en instellingen werd materiaal gebruikt.
Geen migratie, kolonialisme of sport
Voor de serie werden vijftien thema’s uitgezocht. Wie die thema’s nu naloopt, ziet de tijdgeest daarin weerspiegeld. Weinig heroïek, helden of handel, tegenover ruime aandacht voor sociale thema’s als bejaarden, erotiek en behuizing. Een onderwerp als 'textielnijverheid' lijkt ook tijdgebonden, gezien de crisis waarin de nationale textielindustrie zich toen bevond. Dat een onderwerp als 'sport en spel' ontbreekt, is ook merkwaardig.
Opvallend is ook de uitzending over onderwijs, die '58 miljoen Nederlanders en hun lagere school' als titel meekreeg. Het verdere onderwijs werd blijkbaar van minder belang geacht. Bijzonder en thematisch wat afwijkend is ook de uitzending 'Nederlanders door andermans ogen'. Thema’s die ontbreken zijn migratie en kolonialisme: toch wat vreemd gezien de onafhankelijkheid van Suriname in 1975.
Kerk en religie
Wat ook opvalt is het ontbreken van een aparte uitzending over kerk of religie. Dat was niet toevallig. Met name voor de confessionele omroepverenigingen, die het bestuur uitmaakten van de NOS, was het onverteerbaar dat de NOS als algemene omroep zich met programma’s over religie op hun terrein zou begeven. Om die reden werd in de eerste serie uit 1977 afgezien van programma’s over de kerkelijke geschiedenis van Nederland.
Toch bleef het voor de makers frustrerend dat een zo wezenlijk onderdeel van de nationale geschiedenis niet aan bod was gekomen. Om die reden werd bij de evaluatie van de serie een nieuwe poging gedaan om alsnog een 'kerkelijke toegift' voor de serie te maken. Na lange discussies gingen de omroepen akkoord, en zo kon in 1979 als 'religieus aanhangsel' de 5-delige serie '58 miljoen Nederlanders en hun kerken' alsnog worden gemaakt.
Multi-mediale aanpak
De serie '58 Miljoen Nederlanders' werd per aflevering begeleid door een 32 pagina's tellende brochure, met uitvoerige tekst en illustratie. Die brochures konden dan weer in een speciale 'opbergband' op de manier van Openbaar Kunstbezit tot een dik boek worden samengebonden. Programma-commissaris Jan de Troye zei daarover: "Wij zijn erg voor deze 'multi-mediale'-aanpak. Wij vinden die boekjes een goede aanvulling om de vluchtigheid van de televisie wat te corrigeren.”
Nico Scheepmaker
Natuurlijk was het wachten op de recensies. In zijn GPD-rubriek TRIJFEL ging Nico Scheepmaker na de eerste uitzending alleen in op de titel van de serie. Hij schreef: "De tv-serie van de NOS waarin steeds '58 miljoen Nederlanders' een hoofdrol spelen, heeft bij menigeen de vraag doen rijzen hoe men aan dat getal is gekomen. De meeste mensen die ik erover sprak, bleken verrast door het feit dat er sinds de vroegste tijden tot en met nu niet meer dan 58 miljoen 'Nederlanders' hebben geleefd; inclusief dus de 13.700.000 Nederlanders die nog in leven zijn en dus bijna een kwart uitmaken van alle Nederlanders die ooit geleefd hebben."
Twee weken later komt Scheepmaker tot zijn enige kwalificatie over de serie: "Ik lig nog steeds niet in katzwijm voor deze serie."
Bob den Uyl
Bob den Uyl schreef op 21 januari 1977 in Het Vrije Volk de eerste echte kritische recensie, waarin hij zich vooral bleek te hebben gestoord aan de nagespeelde scènes:
"Graag zou ik nog eens met enige schroom terug willen komen op de serie '58 miljoen Nederlanders'; deze schroom is dan niet het gevolg van een schroomvallige natuur mijnerzijds, maar eerder een beleefde reactie op de vele fanfares die deze serie vergezellen: vier jaar van voorbereiding, de langste en bewerkelijkste produktie van de Nederlandse televisie, en ga zo maar door. Zo’n serie bekijk je dan met wat meer aandacht en ontzag dan een serie waarbij wordt vermeld dat deze op een regenachtige zondagmiddag even in elkaar is gezet door personen die hiertoe niet bevoegd waren. Bij zo een omvangrijk en pretentieus werkstuk past enige eerbied.
Ik begin na het zien van de tweede aflevering te geloven, of eerder te vrezen, dat deze eerbied overbodig is. De aflevering behandelde de medische wetenschappen door de eeuwen heen, en ik bekeek de beelden met meer dan gewone aandacht omdat ik toevallig juist bezig was mijn herinneringen neer te leggen over een door mij in 1943 ondergane operatie, in een tijd dus waarin de operatieve heelkunde nog in haar kinderschoenen, stond.
Maar deze tweede aflevering liet precies hetzelfde gevoel na als de eerste; het gevoel van: wat heb ik nu eigenlijk gezien? Een overvloed van tekst en beelden, waaraan de bestede moeite weliswaar duidelijk is af te lezen, maar die geen helder, overzichtelijk beeld nalaten. Een lang, min of meer anecdotisch verhaal verlucht met illustraties, zowel bewegende als niet-bewegende, daar komt het op neer. Het geheel is in de geest van de vele totaalboeken met kleurenfoto's die op het ogenblik over alle mogelijke onderwerpen de markt overstromen. Aardig en desnoods educatief; maar verder van geen belang.
De fout bij de bewegende illustraties, is dat zij vaak houterig, ongeloofwaardig en overbodig zijn. De stem vertelt dat de mens in de middeleeuwen bij ziekte de toevlucht tot kruiden moest nemen. Daarbij zie je op het scherm een in koorts woelende vrouw op een strobed afgebeeld. Zij beveelt een kind kruiden te halen. Het kind doet dit, bij een zeer piasserig bewegende marktkoopman, drukt de kruiden in de hand van de vrouw, maar op hetzelfde ogenblik overlijdt zij.
Moraal: kruiden hielpen niet. Bij zo’n slecht gespeelde en overbodige scène voel ik me een beetje genomen, net zoals iemand die denkt een schilderij te kopen en een reproduktie in de hand krijgt gedrukt. De ongeloofwaardigheid bleek het best uit het tafereel waarin gestudeerde doktoren in hun koetsje, allebei ingespannen gebogen over het laatste artikel van een beroemde professor, op een bospad een Kruidenkoopman, hun grootste vijand, omver rijden en onder de wielen vermorzelen. Het aardige hierbij was dat de kruidenkoopman steeds maar angstig voor de paarden uit bleef hollen, terwijl hij zich in drie stappen tussen de bomen in veiligheid had kunnen brengen. Het lijkt wel of de makers ervan zijn uitgegaan dat de kijker zich nog steeds in de ban bevindt van het wonder der bewegende beelden, zonder te letten op enig logisch verband daartussen.
De grootste, meest irriterende fout ligt wel in de keuze van de presentator, Hans Tiemeijer. Een groot acteur natuurlijk, daar gaat niets van af, en bovendien een acteur die aan zijn rollen vaak een dimensie toevoegt, maar om zijn hartelijk, met veel ademgehaal omgeven stemgeluid veertig minuten lang aan één stuk, te moeten horen, dat is veel te veel van het goede."
2016
En wat vindt u in 2016 als één van huidige 17 miljoen Nederlanders van de serie? Wat vertelt deze serie ons over het verleden van Nederland en over hoe we in de jaren '70 tegen dat verleden aankeken? Want dát is natuurlijk het meest interessante aan deze eerste poging om het 'historische verhaal van Nederland' in hapklare brokken voor een groot publiek op tv uit te serveren. Mij heeft het in elk geval destijds als scholier zeer gefascineerd en de interesse in geschiedenis zeker doen versterken. En zelfs de stem van Hans Tiemeijer vind ik na zoveel jaren nog steeds te pruimen.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: