Meer productie, minder loon
Harder werken voor minder geld, dat verlangen de communistische partijleiders van de Oost-Duitse burgers in juni 1953. De regering heeft ambitieuze economische plannen. Om die te realiseren moeten arbeiders 10 procent meer produceren. Tegelijk worden hun lonen fors verlaagd, soms wel met een kwart. En kort daarvoor zijn ook de dagelijkse boodschappen al flink in prijs gestegen. Die maatregelen merken de Oost-Duitsers in hun portemonnee. De stemming in het land is explosief.
Op maandagochtend 16 juni leggen arbeiders in Oost-Berlijn massaal het werk neer. Hardy Firl werkt op dat moment voor het cateringbedrijf Mitropa in Berlijn en hoort dat duizenden demonstranten oprukken naar de Stalinallee. ‘Het zag die dag op straat al zwart van de demonstranten, heel gewone mensen. Zij waren boos over de voorgenomen normverhoging en de gestegen prijzen. Luid en duidelijk eisten zij vrije verkiezingen en het aftreden van de regering.’
Rundfunk speelt een grote rol
Mede door het West-Berlijnse radiostation RIAS (Rundfunk im amerikanischen Sektor) gaat het nieuws over de staking als een lopend vuurtje door de stad. De Duitstalige zender is in heel Oost-Duitsland goed te ontvangen en wordt ook goed beluisterd.
Volgens RIAS-reporter Klaus Harpprecht weigeren de Amerikanen de stakingsoproep van de arbeiders integraal uit te zenden. Wel bericht het RIAS die dag ieder uur dat op 17 juni, om zeven uur ’s ochtends gedemonstreerd zou worden aan de Stalinallee. ‘De Amerikanen wilden de boel niet op de spits drijven, we moesten ingetogen berichten en mochten niet berichten over een algemene staking. Dat hebben we omzeild door arbeiders te interviewen. Zij vertelden genoeg te hebben van de armoede en verlangden naar vrijheid en democratie.’
'Naar hen mag je niet wuiven!'
In heel Oost-Duitsland wordt op 17 juni gestaakt en gedemonstreerd. Meer dan een miljoen Oost-Duitsers zijn op de been, niet alleen in de hoofdstad maar ook in steden als Halle en Magdeburg. Rond het middaguur slaat in Berlijn de vlam in de pan. Sovjetvlaggen worden verscheurd en verbrand, staatsgebouwen bestormd en winkels geplunderd. Voor het Sovjetleger is de maat vol: de noodtoestand wordt afgekondigd.
De dan tienjarige Isa Henselmann ziet de Sovjettanks haar straat in rijden en volgt haar intuïtie. ‘Zo snel als ik kon trok ik mijn uniform van de Jonge Pionieren, de Oost-Duitse jeugdbeweging, aan, en rende naar buiten om de Sovjettanks te begroeten. De Russen waren onze bevrijders, zo had ik geleerd.’ Vol trots begint Isa te zwaaien, maar tot haar verbazing doet er niemand mee. Vanuit het niets deelt een vrouw Isa een paar rake klappen uit. ‘Naar hen mag je niet wuiven,’ bijt zij het kind toe. De Sovjets worden nu als vijand beschouwd.
Chaos in de stad
De normverhoging werkt als een katalysator voor de al langer heersende onvrede onder de bevolking. Net als vele anderen staakt ook de Oost-Berlijner Hardy Firl. Hij sluit zich aan bij een stoet demonstranten en krijgt een spandoek met de tekst ‘Demokratie en Freie Wahlen’ toebedeeld en eist het aftreden van de regering. Dan ziet hij een politiegeluidwagen. Met twee anderen dwingt hij de agenten uit te stappen. De wagen wordt gekaapt. ‘Terwijl een van die jongens aan het stuur zat en door de stad reed, scandeerde ik leuzen door de omroepinstallatie. Ik hoor het mijzelf nog zeggen: ‘Freie Wahlen!’ en ‘Demokratie!’ Het was een magische ervaring.’
Maar niet iedereen op straat doet mee aan het protest. De West-Berlijnse communist Eberhard Czichon ziet de opstand als een Putsch. ‘De Russische tanks heb ik verwelkomd. Samen met anderen wees ik hen de weg. Dat werd alleen niet helemaal begrepen. De Russen voelden zich bedreigd. Zij werden immers met stenen bekogeld. Dat deden niet de arbeiders, maar provocateurs uit West-Berlijn! Zij wilden de Oost-Duitse staat vernietigen.’
Het Sovjetleger grijpt hard in en schiet zelfs op demonstranten. In de loop van de avond keert de rust weer terug. Op het platteland houdt de onrust nog een aantal dagen aan. Er vallen 51 doden. In de weken na de opstand worden duizenden Oost-Duitsers gearresteerd. Hardy Firl is een van hen. Na marteling wordt hij gedwongen te verklaren dat hij voor de CIA werkt. Firl ziet geen uitweg en bekent. Hij wordt tot drie jaar tuchthuis veroordeeld.
Het Westen blijft afzijdig
Nadat de Opstand door de Sovjetlegers bloedig is neergeslagen, is het voor de Oost-Duitsers helder: een revolutie heeft geen kans van slagen zolang de Russen bereid zijn met geweld in te grijpen. In Nederland is er vooral waardering voor de moed van de Oost-Duitse opstandelingen. Anti-communisme gaat in de pers boven anti-Duitse sentimenten. Daags na de Opstand vergelijkt het PvdA-Kamerlid Frans Goedhart het ingrijpen van de Sovjets met de nazi’s. Zijn secretaresse, Elisabeth Spanjer, herinnert zich dat nog goed. ‘Communisme, dat stond voor Goedhart gelijk aan dictatuur. Dat had niets met de bevrijding van de arbeidersklasse te maken.’
Goedhart was als woordvoerder Buitenlandse Zaken goed op de hoogte van de internationale politiek. Spanjer weet nog goed dat Nederland, als onderdeel van het Westen, niet veel tegen de situatie in Oost-Berlijn kon doen. ‘Het Westen zat niet te wachten op nog een conflict. Amerika niet en ook Europa niet. Als het Westen bedreigd werd, dan pas zou er worden ingegrepen. Maar ingrijpen op de Noord-Duitse laagvlakte, nee, daartoe waren de Westerse geallieerden niet bereid.’
Regie: Paul Ruigrok, Gerda Jansen Hendriks
Research: Lizzy van Winsen, Melle van Loenen
Uitzending: do 10 apr 2014, 21.30 uur, Nederland 2.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: