Nieuw bewijs in de rechtszaal
De Engelse bioloog Alec Jeffreys publiceert in 1985 zijn ontdekking: Iedereen beschikt over een eigen en uniek DNA patroon. Jeffreys maakt het DNA patroon zichtbaar in een figuur, de zogenaamde DNA-fingerprint, die gebruikt kan worden in strafzaken. Er is een nieuwe opsporingsmethode geboren, in een tijd waarin men slechts bekend was met vingerafdrukken. In Engeland wordt dit nieuwe DNA onderzoek in 1986 voor het eerst ingezet in een strafzaak.
De eerste Nederlandse DNA-zaak: De WTC verkrachter
In 1986 doen zes vrouwen aangifte van (poging tot) verkrachting nabij het World Trade Center te Amsterdam. De modus operandi van de dader is in alle gevallen hetzelfde en de politie vermoedt dan ook dat er sprake is van één dader. Er komt een man in beeld, die door enkele van de vrouwen als dader wordt aangewezen. De 21-jarige verdachte blijft echter ontkennen. Zijn advocaat Cees Korvinus heeft gelezen over de nieuwe en experimentele DNA-techniek uit Engeland en belt naar Ate Kloosterman van het Gerechtelijk Laboratorium (het latere Nederlands Forensisch Instituut) om te vragen of deze DNA-fingerprint ook al voor Nederlands onderzoek te gebruiken valt. De Engelsen voelen er op dat moment niks voor om zich in deze beginfase te wagen aan een buitenlands onderzoek en wijzen de aanvraag af.
De verdachte wordt door de rechtbank veroordeeld tot tweeënhalf jaar cel en gaat meteen in Hoger Beroep. In augustus 1987 behandelt het Amsterdamse Gerechtshof de zaak. Opnieuw belt Cees Korvinus met Ate Kloosterman van het Gerechtelijk Laboratorium, hopende dat Engeland verder is in de ontwikkeling van de DNA-fingerprint. En dat is zo. Omdat de gerechtelijke wereld op dat moment nog onbekend is met deze nieuwe methode, is het aan Kloosterman om de raadsheren van het Hof een college te geven over DNA als bewijs. De raadsheren gaan akkoord met een onderzoek onder de voorwaarde dat de verdachte vrijwillig DNA afstaat. Begin 1988 vertrekt Ate Kloosterman naar Engeland. Met een piepschuimen koelbox waarin zich de bloedmonsters van de slachtoffers en het bloed en sperma van de verdachte bevinden. Ate Kloosterman: “Tegenwoordig volstaat een wangslijmvliesmonster, maar 25 jaar geleden moest er vloeibaar bloed afgenomen worden. In die tijd had je heel veel sporenmateriaal nodig.”
Enkele maanden later arriveert het rapport uit Engeland met een spectaculaire uitkomst: De spermamonsters zijn van één en dezelfde man, maar niet van de 21 jarige verdachte. Het Gerechtshof accepteert voor de eerste keer in de geschiedenis van het Nederlandse strafrecht de DNA-fingerprint als wettig en overtuigend bewijs. De vermeende dader wordt vrijgesproken.
Verkrachter in clownspak
De euforie rond de mogelijkheden van deze nieuwe opsporings- en bewijsmethode krijgt eind jaren 80 een domper. Een 43 jarige man uit Kerkrade wordt gearresteerd in verband met de verkrachting van twee scholieren. Gekleed in een clownspak zou hij de twee zestienjarige meisjes van hun fiets hebben getrokken en hebben verkracht. Eén van de meisjes wordt geïnjecteerd met het verdovingsmiddel Temazepam.
De verdenking valt op de man in Kerkrade: Hij is eigenaar van het bewuste clownspak, zijn vrouw gebruikt het betreffende verdovingsmiddel en de verkrachtingen vinden plaats vlakbij zijn woning. De man blijft echter ontkennen.
Het Openbaar Ministerie wil gebruik maken van de DNA-fingerprint en verzoekt de verdachte zijn DNA af te staan, om het te vergelijken met spermaspoor gevonden op het clownspak. De verdachte weigert. Volgens zijn advocaat, Mr David Mosckowicz, stelt de wet geen regels voor het afnemen van lichaamseigen materiaal, kortom de verdachte kan niet worden gedwongen DNA af te staan. De rechtbank en het Gerechtshof stellen de verdachte in het gelijk, en bij gebrek aan bewijs wordt de man vrijgesproken. Tot grote frustratie van de Officier van Justitie en de politie die er van overtuigd zijn de juiste man te pakken te hebben.
DNA afname onder dwang
Na de weigering van het afstaan van zijn DNA door een verdachte, ontstaat er discussie rond dit nieuwe bewijsmiddel. Mag een verdachte wel of niet gedwongen worden zijn/haar DNA af te staan? In hoeverre heeft een verdachte recht op zijn persoonlijke integriteit ? In september 1994 neemt de Tweede Kamer de Wet DNA-onderzoeken aan: Verdachten zijn verplicht hun DNA af staan als zij worden verdacht van een misdrijf waarop acht jaar of meer staat. Inmiddels moeten verdachten van een misdrijf waarop vier jaar of meer staat hun DNA afstaan.
Regie en Samenstelling: Reinier van den Hout
Tekst en Research: Merlijn Schneiders
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: