Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
21 oktober 2012

De Planta-affaire

planta
Bekijk Video
30 min

Alarm bij de GG&GD in Rotterdam

De telefoon staat roodgloeiend bij de Rotterdamse GG&GD op 22 augustus 1960. Klachten stromen binnen, variërend van enorme jeuk, rode blaasjes en misselijkheid, tot ernstiger verschijnselen als hoge koorts, aantasting van de slijmvliezen en zwerende huidaandoeningen. Epidemioloog Joop Huisman  heeft dienst: “Er kwam geen einde aan het telefoongerinkel. Huisartsen gaven de meest uiteenlopende oorzaken voor wat het zou kunnen zijn; van bespoten pruimen tot ingewikkelde allergische reacties. We zaten met de handen in het haar, want de telefoon bleef maar gaan!”. 

De GG&GD neemt elke tip serieus. Dus ook de tip via een moeder, wier zoontje heeft opgemerkt dat de ziekte wellicht met de vernieuwde margarine van het merk Planta te maken heeft. Dat jochie van elf, Robbie Ouwerkerk, had zelf die margarine gegeten en kreeg pukkels, terwijl zijn broer en vader, die roomboter aten, nergens last van hadden.  Zijn Planta-tip leidt tot een nieuw spoor, en hij gaat de geschiedenis in als Robbie-Planta.

Robbie Ouwerkerk
Robbie Ouwerkerk

Planta-epidemie

Op basis van die tip belt Huisman onmiddellijk zijn collega en dermatoloog Henk Doeglas. In de auto trekken ze diezelfde middag nog door Rotterdam, om persoonlijk op ziekenbezoek te gaan bij maar liefst 26 gezinnen. Ze ondervragen 40 patiënten naar hun klachten. Elke zieke wordt ook gevraagd of hij of zij vernieuwde Planta heeft gegeten, uit de verpakking met het rode label. Dat blijkt het geval. Zo wordt een verband aangetoond tussen de consumptie van deze margarine en de vreemde huidziekte. Aan het eind van de middag wordt de directie van de Rotterdamse tak van Unilever, het bedrijf Van den Bergh en Jurgens, op het kantoor van de GG&GD ontboden. De conclusie van de steekproef van Huisman en Doeglas wordt aan de directie meegedeeld. Van den Bergh en Jurgens stopt direct met de productie van de vernieuwde margarine. Ook het Ministerie van Sociale zaken en Volksgezondheid wordt ingelicht.

Arnold Bosman merkt op hoe onvoorstelbaar snel ze de epidemie op het spoor zijn gekomen en maatregelen hebben genomen. Dat heeft een grotere ramp kunnen voorkomen. De mobiele telefoon en internet bestonden nog niet, laat staan twitter. De bevolking kon elkaar niet beïnvloeden op basis van allerlei berichten, zodat de oorzaak van de epidemie snel achterhaald kon worden. Door de effectieve samenwerking tussen de overheid, de GG&GD en Unilever kon de epidemie nog diezelfde dag de kop ingedrukt worden.

Slachtoffer planta-affaire 1960
Slachtoffer planta-affaire 1960

Stijgende levenstandaard en productvernieuwing

Na de oorlog stijgt de levensstandaard van de bevolking. Ook het internationale Unilever-concern profiteert daarvan. Het onderzoek naar nieuwe producten komt in een stoomversnelling. Zo leidt de techniek van het vriesdrogen tot verkoop van gedroogde groenten en soepen, en de techniek van het diepvriezen tot verkoop van kant-en-klaarmaaltijden. Dankzij de stijgende levensstandaard kunnen huishoudens zich bovendien koelkasten, diepvriezen en wasmachines permitteren. Synthetische wasmiddelen, biologisch afbreekbare wasmiddelen, reinigingsmiddelen voor het zuiveren van flessen, kleefstoffen, grondstoffen voor de plasticindustrie, van alles wordt geproduceerd.

Daarnaast vinden chemische bewerkingen plaats van plantaardige- en dierlijke oliën en vetten tot basisgrondstoffen, voor de fabricage van springstoffen, smeermiddelen, leer, textiel, papier en cosmetica. Autobezitters roepen om glansmiddelen, kamerbreed tapijt opent een markt voor tapijtshampoo, tanden vragen om tandpasta, werkhanden om zeep en hongerige magen om, op het gemak, afgestemde levensmiddelen. En de verkopen van nieuwe soorten margarine stijgen als een raket.

Tentoonstelling voor huishoudelijke apparaten, 1960
Tentoonstelling voor huishoudelijke apparaten, 1960 © Beeldbank NA

Unilever-Research Laboratory

Bestond voor de oorlog vrijwel alleen de lokale voedselproductie, na de oorlog nemen multinationals wereldwijd de voedselproductie over. Internationaal worden onderzoekslaboratoria opgezet. In Vlaardingen staat bijvoorbeeld het “Unilever Research Laboratory” .
In dat laboratorium wordt onder meer onderzoek gedaan naar de verbetering van voedselproducten, om nog beter tegemoet te komen aan de wensen van de consument. Op de aroma-afdeling is men in de weer met geuren om producten een aantrekkelijke geur te geven en op een andere afdeling wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een anti-spat middel.

De margarine van het merk Planta spat namelijk nogal. Om de concurrentie het hoofd te bieden, wordt onderzocht hoe dat spatten voorkomen kan worden. Voortdurend doet het bedrijf proeven met emulgatoren, verbindingsstoffen tussen vet- en watermoleculen, om het spatten tegen te gaan. Op de afdeling doen werknemers bakproeven en kijken naar de spateffecten. Uiteindelijk wordt besloten het verbindingsmiddel ME-18 aan de Planta-margarine toe te voegen, dat gaat het spatten succesvol tegen. De vernieuwde Planta, met ME-18, komt in een andere verpakking op de markt: met een rood label. Planta-rood -Proef de verbetering luidt de reclame slogan.

Al snel blijkt dus dat er een verband is tussen deze Planta-rood en de ziekte. Huisman: “Je proefde niet alleen de verbetering, je zag ‘m ook, iedereen zat onder de pukkels!”
Uit de gesprekken tussen de GG&GD en Unilever blijkt dat het verbindingsmiddel ME-18 al eerder een huidziekte teweeg heeft gebracht, in West-Duitsland in 1958: Die Bläschenkrankheit.

Boter

Planta-schurft

De Nederlandse regering verzoekt alle artsen in Nederland om elk ziektegeval centraal te melden. De gevallen worden gerapporteerd als Planta-schurft, Unilever-schurft of schurftexplosie en al snel circuleert de grap “Planta is het enige dat ik U-Ni-LEVER”. De ziekte veroorzaakt een golf van onrust in binnen- en buitenland. Op Nederlandse schepen die varen over de Rijn en de Donau komen de ziekteverschijnselen voor, bij Nederlanders op campings in Frankrijk en Duitse toeristen die onder de blaasjes zitten, vluchten massaal weg van het eiland Ameland. Na drie dagen is het aantal zieken opgelopen al tot 40.000, honderden mensen liggen in ziekenhuizen en er volgen zelfs berichten over dodelijke slachtoffers.

Vragen hoe dit had kunnen gebeuren, of dit voorkomen had kunnen worden en wie als schuldige aangewezen kan worden beheersen het nieuws in alle kranten, tot de internationale kranten aan toe. Ook op het politieke vlak houdt Planta de gemoederen bezig. Er worden Kamervragen gesteld. Het PVDA-kamerlid Lamberts interpelleert in de Tweede Kamer en roept uit: “Waarom geschiedt dit alles?” “Waarom treden deze concerns zo onverantwoordelijk op?” “Wie heeft zulke prachtige researchlaboratoria?” “Wie heeft zo’n voortreffelijke wetenschappelijke staf?” “Hoe was deze vergiftiging in Nederland dan mogelijk?"

Planta blaasjes

Opnieuw paniek

Twee weken na de uitbraak van de epidemie, ontstaat opnieuw paniek, als blijkt dat de ziekte ook opduikt bij mensen die andere merken margarine hebben gegeten dan Planta-rood. Later blijkt dat resten van het verbindingsmiddel ME-18 in de ketels zijn achtergebleven, en vermengd zijn met de nieuw geproduceerde margarine van andere merken. Via de radio wordt direct een verkoopverbod afgekondigd voor tientallen merken van het bedrijf.

Codenummers van de mogelijk besmette merken worden bekend gemaakt en door elkaar gehaald. Consumenten raken volledig in de war en willen af van alle margarine, ongeacht welk merk. Huisvrouwen bestormen in paniek kruidenierswinkels na het omroepbericht, waarin gezegd wordt dat besmette pakjes margarine ingeleverd kunnen worden bij de winkel. Zuinige huismoeders komen met halve pakjes margarine aanzetten. Het ANP, de politie, de huisartsen en de kranten worden overspoeld met vragen als: “Moeten we het al gebraden vlees voor morgen nu ook weggooien?” Er komt een run op roomboter en enkele uren na de radio-oproep is de roomboter volledig uitverkocht.

Planta fabriek

Warenwet aangepast

Een onafhankelijke interne onderzoekscommissie bij Unilever zoekt uit hoe deze Planta-affaire heeft kunnen gebeuren. In september doet Unilever een aanbod tot schadevergoeding “voor hen die geleden hebben aan de huidaandoening, welke wordt toegeschreven aan het gebruik van Planta of andere door haar geleverde margarine”. Het bedrijf betaalt een schadevergoeding van 1,25 miljoen gulden. Op 13 oktober schrijft de voorzitter van de directie van Van den Bergh en Jurgens Mr. C.T.C. Heijning een brief aan alle huisvrouwen om het vertrouwen terug te krijgen in hun margarineproducten. Er wordt een gerechtelijke vervolging ingesteld naar de handelswijze van “Van den Bergh en Jurgens”. In 1964 stelt de Hoge Raad Unilever in Arrest buiten vervolging.

De Planta-affaire maakte duidelijk dat er iets goed mis kan gaan door productvernieuwing. Dat heeft ertoe geleid dat de Warenwet in Nederland is aangepast. De levensmiddelenindustrie is verplicht voortaan aangifte te doen van alle toevoegingen aan voedsel. Planta verdwijnt als merk van de Nederlandse markt. In Portugal en België is margarine van het merk Planta tot op de dag van vandaag nog wel te koop.

Research en tekst: Mirjam Gulmans
Samenstelling en regie: Femke Veltman

Planta in de Portugese schappen
Planta in de Portugese schappen
Geïnterviewden Bronnen
  • Arnold  Bosman
    Arnold Bosman
  • Audrey Doeglas
    Audrey Doeglas
  • Gerda Achterberg-Vanderleun
    Gerda Achterberg-Vanderleun
  • Joop Huisman
    Joop Huisman
  • Piet Roele
    Piet Roele
  • Rob Ouwerkerk
    Rob Ouwerkerk
  • Willy Hammingh
    Willy Hammingh
  • Technische mislukkingen

    Lex Veldhoen en Jan van den Ende, Technische mislukkingen: de Planta affaire, instortende bruggen, vliegdekschepen van IJs (Rotterdam 1995).

  • De Aartsvaders

    Wim Wennekes, De Aartsvaders: grondleggers van het Nederlandse bedrijfsleven (Amsterdam 2000).

  • Verslag van de Commissie Emulgator ME-18

    Verslag van de Commissie Emulgator ME-18, ‘s-Gravenhage april 1961.

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: