In het eerste deel staat het dagelijks leven na de oorlog centraal. Ruim ondersteund door bijzondere archiefbeelden vertellen inwoners van Suriname over de toenemende welvaart, het wonen in de stad, op de plantage en in het binnenland.
Het is een schets van een leven dat nauwelijks meer bestaat. Alle hoge posities, van gouverneur tot rechter, worden bekleed door Nederlanders. Het Nederlands is de taal van de beschaving – iemand die goed Nederlands spreekt, wordt ‘een fijne neger’ genoemd, vertelt Hans Prade, die opgroeit in een van de armste wijken van Paramaribo. Die taal is voor Joost Jansen geen probleem. Hij is Nederlander, geboren op plantage Peperpot, 10 kilometer stroomopwaarts van Paramaribo. Pas als hij in Nederland gaat studeren, realiseert hij zich dat hij tot ‘de witjes’ behoort. Ook de Hindoestaanse Djanakdee Quintus Bosz leert Nederlands op school. Maar als zij later met een Nederlandse man wil trouwen jaagt haar oom haar woedend met een jachtgeweer van zijn erf: ‘Jij bent een Hindoestaanse, je trouwt niet met een bakra!’
Berry Vrede komt uit het binnenland, waar nauwelijks Nederlands wordt gesproken. Varend over het Blommenstein-stuwmeer vertelt hij over zijn geboortedorp Ganzee, dat nu op de bodem van het meer ligt, op 5o meter diepte. Het dorp moest wijken voor de stuwdam die Suriname goedkope elektriciteit zou brengen.
Regie: Paul Ruigrok
Research: Yfke Nijland, Pieter van Maele
Uitzending: di 17 nov 2015, 21.20 uur, NPO 2.
Herhaling: za 30 juli 2016, 21.20 uur, NPO 2.
Herhaling: wo 3 aug 2016, 13.25 uur, NPO 2.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: