Cokkie Mostaard was zo’n straatschoffie uit De Pijp. Hij woonde op een bovenhuis, het gezin bestond uit acht kinderen en moeder leed aan een oorlogstrauma. “Ik kan me niet herinneren dat ik thuis ooit iets leuks of bijzonders deed”, vertelt hij. Dus was Cokkie altijd buiten te vinden, haalde kattenkwaad uit, vocht met de buurtkinderen. Tot hij op een dag werd uitgenodigd naar circus Elleboog te komen, dat was gehuisvest in het restant van het afgebrande Paleis voor Volksvlijt. Bij ‘tante Ied’ kon hij een kopje thee drinken en een praatje maken, iets wat hij van thuis niet kende. Elleboog behoedde hem daarmee voor verkeerde keuzes in het leven: waar sommige vriendjes het slechte pad op gingen, kwam Cokkie goed terecht.
Ook Arnold-Jan Scheer voelde zich direct thuis bij Elleboog: “Ik kwam daar in de wereld van mijn dromen terecht”. Hij was een verlegen jongetje, maar het optreden als goochelaar gaf hem zelfvertrouwen.
Janny Feenstra woonde naast circus Elleboog en kwam er als driejarig meisje al. Ze beleefde er een fijne en bovenal aparte jeugd. Wanneer haar ouders het dubbeltje contributie niet konden opbrengen vanwege de armoe, werd er een oogje toegeknepen en mocht ze toch meedoen. Zoals voor zoveel kinderen bepaalde het circus haar leven. Maar rond hun zestiende moesten de kinderen stoppen. Nadat Janny haar laatste voorstelling had gespeeld, kostte het moeite om de veilige haven los te laten: “Daar heb ik wel last mee gehad. Het circus was alles voor mij, en dan kom je opeens in een gewone wereld terecht.”
Wat Ida Last in 1949 is begonnen als vernieuwend initiatief voor de Amsterdamse naoorlogse jeugd bestaat tot op de dag van vandaag. Dit jaar werd echter bekend dat de gemeente de subsidiekraan dichtdraait. Circus Elleboog is nog in gesprek met de gemeente over mogelijke voortzetting van de activiteiten.
Regie: Femke Veltman
Research: Anne Verwaaij, Hannah Dogger
Uitzending: di 8 dec 2015, 21.20 uur, NPO 2.
Jef en Ida Last, een sociaal bewogen stel
Ied Last-Ter Haar (1893-1982) richt in 1949 Circus Elleboog op. Op een zolder in de Galerij op het Frederiksplein - een overblijfsel van het afgebrande Paleis voor Volksvlijt - vangt ze straatkinderen op die circus leren spelen. Zo kan de naoorlogse jeugd zich op iets concreets richten.
In 1923 is Ied getrouwd met Jef Last, matroos en communist. Hun levens ontwikkelen zich voor het grootste deel onafhankelijk van elkaar. Toch zijn ze allebei onconventioneel, sociaal en voelen zich politiek gezien aangetrokken tot het socialisme en communisme. In de jaren ’30 bezoekt Jef een aantal keren de Sovjet-Unie en Ied komt hem daar opzoeken. Ze raakt onder de indruk van het Kindertheater van Moskou waar kinderen gestimuleerd worden zelf stukken te bedenken en te spelen. In Nederland richt ze een kindertheatergroep op. Na de oorlog begint ze met Circus Elleboog.
Hoewel Jef zich nauwelijks bezighoudt met Elleboog is hij niet minder betrokken in de maatschappij. Integendeel, hij is één van de gezichten van de sociale democratie in de jaren ’20. Jef is leider van de filmdienst bij het Instituut voor Arbeidersontwikkeling. In een grote rode bestelbus trekt Jef het land door om socialistische films te vertonen aan arbeiders. Een zeer bewogen periode die hij later beschrijft als een van de mooiste uit zijn leven.
De straatschoffies van Amsterdam
“In huizen waarin elke kleur en elke vreugde ontbreekt en waar jeugd opgroeit volledig zonder leiding, is het dan verwonderlijk dat deze jeugd zijn vertier op straat zoekt?” Eind jaren ’40 zochten vele kinderen uit de volksbuurten hun vertier op straat. Niet omdat ze dat per se leuk vonden, maar omdat ze door verwaarlozing op straat terecht kwamen. Er heerste armoede in deze volksbuurten en vele (jonge) ouders waren getraumatiseerd door de Tweede Wereldoorlog.
In het Polygoonjournaal uit 1947 zien we Amsterdamse jongens en meisjes die in de zaal van het hoofdbureau van de Amsterdamse politie worden toegesproken door de politie. De kinderen worden aangesproken omdat ze, mede door het leven op straat en het gebrek aan huiselijkheid, baldadig gedrag vertonen. Vervolgens zien we de zeer erbarmelijke omstandigheden waarin deze gezinnen in leefden. Grauwe smalle straten, zonder groen en voorzieningen, in troosteloze volksbuurten.
In de loop van de tijd werden er initiatieven ontwikkeld om de, vaak nog zeer jonge, kinderen op het rechte pad te houden. De oprichting van Circus Elleboog is hiervan één voorbeeld. In het fragment worden nog meer initiatieven benoemd zoals het oprichten van speelgelegenheden en het creëren van gezonde ontspanning. Sommige initiatieven bestaan vandaag de dag nog steeds.
Zorgen over de Zeeuwse jeugd
Niet alleen de kinderen uit de Pijp en de Jordaan zijn in de jaren ’50 een risicogroep. Na de Watersnood van ’53 ontstaan grote zorgen over de Zeeuwse jeugd. Stichting Pro Juventute, een voorloper van Jeugdzorg, grijpt in. In het programma Trugkieke zien we beelden uit 1954. Dames van het Amsterdamse hoofdkantoor speuren stad en land af. Ze zoeken naar zo’n duizend gastgezinnen voor de kleine Zeeuwen.
Al in 1896 ontstaat stichting Pro Juventute, vrij vertaald ‘voor de jeugd’. Het doel luidt: “Kinderen beschermen tegen lichamelijke en zedelijke ondergang.” Vooral in volkswijken zoals de Pijp, ondersteunt de stichting allerlei initiatieven om de jeugd op het rechte pad te houden, zo ook het Amsterdamse kindercircus Elleboog.
De beelden die we zien in Trugkieke zijn gemaakt in opdracht van Pro Juventute. De film laat zien dat de ouders van de Zeeuwse kinderen volledig in beslag zijn genomen door de wederopbouw na de ramp. Hierdoor slaat bij de jeugd de verveling toe. Midden in het verwoeste Zeeuwse landschap zien we een sociaal werkster arriveren bij een groepje noodwoningen. De voice-over van Trugkieke grapt: “Weer een beeld van een zich vervelend kind.”
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: