Euthanasie is in Nederland in korte tijd maatschappelijk geaccepteerd geraakt. Eind jaren zestig kwam er een debat op gang dat, samen met enkele spraakmakende processen, de geesten rijp maakte voor de uiteindelijke legalisering van euthanasie in 2001. De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE), medisch ethici, theologen en juristen mengden zich in de jaren zeventig en tachtig allen in de discussie. Maar wat was de rol van de artsen zelf, die in de praktijk met euthanasie te maken hadden? Andere Tijden kijkt samen met vijf artsen terug op de periode toen euthanasie nog verboden was.
Eind jaren zestig komt er in ons land voorzichtig een debat over euthanasie op gang. Het is een gevolg van de ontwikkeling van levensverlengende technieken, die niet direct de kwaliteit van het leven verbeteren. Terminale patiënten kunnen weliswaar langer in leven worden gehouden, maar hun perspectief wordt niet beter. In enkele televisieprogramma’s van de NCRV, begin jaren zeventig, probeert presentator Henk Mochel dit taboe aan te kaarten. Er zijn enkele artsen die hier vrijuit over durven spreken. Maar het debat krijgt een grotere impact wanneer in 1973 het eerste euthanasieproces in ons land plaats vindt. Een arts in het Friese Noordwolde, mevrouw Postma, berooft haar doodzieke moeder, op uitdrukkelijk verzoek van deze laatste, door middel van een injectie met 200 gram morfine van het leven. Postma wordt veroordeeld tot een week voorwaardelijke gevangenisstraf, maar belangrijker is dat de rechtbank voor het eerst eisen stelt waaraan euthanasie zou moeten voldoen. Als gevolg van deze spraakmakende zaak wordt de NVVE, de vereniging voor vrijwillige euthanasie opgericht, die ‘sociale aanvaarding’ ten doel heeft en de uiteindelijke ‘legalisatie van vrijwillige euthanasie’ na streeft. Het maatschappelijk debat evenwel heeft nauwelijks invloed op de praktijk. Euthanasie blijft een taboeonderwerp onder artsen en het blijft strafbaar. Enkele artsen, zoals de anesthesioloog Admiraal, vervullen een pioniersfunctie door openlijk over de euthanasiepraktijk te praten. Admiraal stelt in 1978 zelfs een brochure op, gericht aan zijn collega’s, met welke middelen je het beste euthanasie kunt uitvoeren.
In 1982 volgt een belangrijke uitspraak voor de rechtbank in Alkmaar in de zaak Schoonheim. De rechtbank stelt dat inzake euthanasie er sprake moet zijn van een weloverwogen verzoek, van langdurig lijden van de patiënt en van zorgvuldig handelen door de arts. In de bewuste zaak was daar aan voldaan en werd arts Schoonheim ontslagen van verdere rechtsvervolging. Wanneer de artsenorganisatie KNMG in 1985 met eigen richtlijnen komt die euthanasie als normaal medisch handelen erkent, lijkt de weg vrij voor een snelle legalisering. In de samenleving is dan al een ruime meerderheid voor het toestaan van euthanasie. Voor artsen blijft euthanasie melden een moeilijke kwestie omdat een mogelijke vervolging steeds op de loer ligt. Maar wanneer in 1985 justitie en artsen met elkaar afspreken dat, als tegemoetkoming voor het melden er niet onmiddellijk meer vervolgd zal worden, lijkt ook die laatste hobbel genomen. Justitie wil graag meer transparantie rond euthanasie en daar zijn artsen alleen maar blij mee. Toch duurt het nog tot 2001 tot er in de Tweede Kamer een politieke meerderheid is die euthanasie wil toestaan. In de praktijk is er dan al sinds eind jaren tachtig een min of
samenstelling en regie: Yaèl Koren
Tekst en research: Hasan Evrengün
Uitzending: za 16 april 2011, 20.40 uur, Nederland 2.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: