Eind april 1945 laden de nazi’s bijna 10 duizend gevangenen die het concentratiekamp Neuengamme overleefden op drie grote schepen in de baai van Lübeck. Eén van die schepen is het luxe cruiseschip Cap Arcona. Op 3 mei 1945, één dag voor de Duitse capitulatie, bombardeert de Britse RAF in een laatste luchtaanval op de Duitse oorlogsvloot ook deze drie schepen met aan boord de uitgeputte en opeengepakte gevangenen. Minder dan vijfhonderd van hen overleven de ramp.
Neuengamme
Wim Alosery is 19 jaar wanneer hij in 1942 wordt opgeroepen voor de Arbeidseinsatz. De slagersknecht uit Amsterdam besluit te gaan, maar vlucht na een half jaar terug naar Nederland en duikt onder. In de zomer van 1944 wordt hij verraden en opgepakt wegens ‘werkweigering’.Via kamp Amersfoort wordt hij in september afgevoerd naar het concentratiekamp Neuengamme in Noord-Duitsland.
Het is een heel slecht kamp met als motto ‘vernietiging door arbeid’, vertelt Wim Alosery: “Mensen gewoon opwerken op minimaal eten en alle krachten die er nog inzaten er helemaal uithalen. En als ze dan uitgeput waren, stierven ze door uitputting, longontsteking of tyfus.” De meeste gevangenen takelen in korte tijd af tot verzwakte, apathische “Muzelmannen”, zoals ze spottend door hun SS-bewakers worden genoemd.
Alosery moet naar één van de buitenkampen in het moerassige Duitse kustgebied om met duizenden andere lotgenoten verdedigingswerken te bouwen. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat graven ze diepe tankgrachten, in weer en wind, soms tot aan de knieën in het water. De gevangenen, die nauwelijks te eten krijgen en voortdurend worden geslagen, sterven bij bosjes: “Ik heb me zoveel mogelijk aangepast aan de omgeving. Altijd maar opletten of er een uitweg was, en die presenteerde zich altijd,” vertelt Alosery. Zo onttrekt hij zich heimelijk een paar dagen aan het dodelijke werk met een zelfbedacht baantje: het verzamelen van gebroken scheppen ter reparatie: “Ik nam ze onder mijn arm en liep heen en weer langs al die duizenden gravende Muzelmannen. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was.”
Eind 1944 is Alosery terug in het hoofdkamp van Neuengamme: doodziek en broodmager. Hij heeft geluk omdat hij de iets betere baantjes weet te ‘organiseren’: eerst als schilder en later als klusjesman in de garage van het kamp, waar het werk minder zwaar is met soms wat extra eten.
Volgende week gaat de Nederlandse speelfilm Sonny Boy in première, waarin Neuengamme en de ramp met de Cap Arcona een rol spelen. Aan de vooravond hiervan vertelt Andere Tijden het huiveringwekkende verhaal van de Nederlander Wim Alosery, die het allemaal overleefde.
Evacuatie
Het is ondertussen voorjaar 1945. Duitsland wordt steeds verder in de tang genomen door de geallieerden. In een uiterste poging de gruwelijkheden van de concentratiekampen geheim te houden, zetten de nazi’s alles op alles om te voorkomen dat de gevangenen levend in handen van de vijand vallen. De concentratiekampen worden ontruimd en 100 duizenden gevangenen worden op zogenaamde dodenmarsen gestuurd naar plaatsen waar de vijand ze niet kan bereiken. Velen overleven de barre tocht niet.
Vanaf eind maart moeten ook de tienduizenden gevangenen uit de buitenkampen van Neuengamme weg. Zij die niet kunnen volgen worden doodgeschoten. De rest belandt in haastig opgezette opvangkampen waar ze door de SS aan hun lot worden overgelaten. Velen sterven nog voordat ze bevrijd worden.
Op 19 april is het Britse leger Neuengamme zelf zo dicht genaderd dat de nazi’s ook het hoofdcomplex met de laatste 12 duizend gevangenen moeten ruimen. Omdat alle opvangkampen propvol zitten, worden ze naar Lübeck getransporteerd. Bijna 10.000 gevangenen worden hier overgeladen op de vrachtschepen Thielbek en Athen en het enorme cruiseschip Cap Arcona, dat buitengaats bij Neustadt voor anker ligt. De Cap Arcona heeft voor de oorlog als passagiersschip tussen Hamburg en Zuid-Amerika gevaren, maar is nu door de Duitse marine gevorderd.
Tijdens de evacuatie blijven 700 gevangenen - waaronder Wim Alosery - in Neuengamme achter om alle sporen uit te wissen: documenten moeten verbrand, de barakken van het vieze stro ontdaan, martelwerktuigen en galgen ontmanteld. Daarna worden ook zij naar Lübeck afgevoerd. Als een Britse eenheid een paar dagen later het kamp bevrijd, is het er helemaal leeg en brandschoon. De commandant schrijft in zijn aantekeningen dat er alleen nog maar een zwarte kat was.
Aan boord
In de haven van Lübeck wordt Wim Alosery de overvolle laadruimte van het vrachtschip de Athen ingejaagd: “Het krioelde daar van de mensen. Je kon bij wijze van spreken over de hoofden lopen,” vertelt hij: “Er was daar helemaal niks. Ook geen orde. Als er al wat voedsel was, dan doken de sterkeren erop en de zwakken kregen niks. Dat was een hele slechte toestand.”
De volgende dag vaart het schip naar de verder opgelegen Cap Arcona en worden de gevangenen overgeladen: “Je ziet een knots van een wand naast je met een loopplank,” herinnert Alosery zich: “Je sjokt achter de rest aan en je gaat omhoog.” De uitgeputte gevangenen komen in een andere wereld: het voormalige cruiseschip uit 1927 is gigantisch en geldt als één van de mooiste schepen uit zijn tijd met een enorme kersenhouten hal, prachtige eetzalen en luxueuze hutten met comfortabele bedden en wastafels. Een bizarre aanblik, want de weelderige hutten zijn nu overbevolkt door kaalgeschoren gevangenen in hun gestreepte kampkleding.
“Het gerucht ging dat in Lübeck gevangenen op schepen werden geladen die op zee tot zinken gebracht zouden worden,” vertelt Erich Schmidt, die toentertijd als onderofficier bij de Duitse marine met zijn onderzeebootjager in de nabij gelegen haven van Neustadt ligt. Daar zijn ook de gevangenen zelf van overtuigd, zegt Wim Alosery. Historicus Wilhelm Lange, die al meer dan twintig jaar gepassioneerd onderzoek doet naar de ramp met de Cap Arcona, komt tot dezelfde conclusie en vertelt dat de nazi’s op die manier het bewijs van de concentratiekampen willen vernietigen: “Er zijn verschillende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat het schip met de gevangenen zo snel mogelijk zou zinken.”
Alosery realiseert zich hoe gevaarlijk het is om onderdeks te blijven mocht het schip tot zinken worden gebracht: “Ik moest aan dek zien te komen. Maar hoe kom ik naar boven? Alles was afgesloten door bewaking en SS.” Hij verlaat de overbevolkte hutten en volgt stiekem twee Duitse gevangenen die via de grote hal door een deurtje verdwijnen. Daar ontdekt hij een lange koker met stalen treden die hem helemaal naar het tweede achterdek voeren. Er is een keuken met wat eten en met een handjevol Duitse gevangenen verstopt Alosery zich in een keukenkast.
Inferno
Het is 2 mei 1945. Het Britse leger rukt nu snel op en neemt de stad Lübeck zonder slag of stoot in. De Britse luchtmacht wil de Duitse vloot in de Oostzee nu de genadeklap toebrengen. Op 3 mei krijgen ruim tweehonderd RAF-piloten de opdracht alle Duitse schepen die ze tegenkomen te vernietigen, in de veronderstelling dat de nazi’s ze gebruiken om munitie, troepen en SS-kopstukken naar Noorwegen weg te sluizen. Volgens historicus Lange ligt de Cap Arcona daar helaas tussen: “Voor de piloten was het zo dat hun kameraden door luchtafweer uit de lucht werden geschoten en toen vielen ze het schip aan dat niet schoot, om te kijken of zij ook luchtafweergeschut hadden. Dat was de reden voor de aanval van squadron 198.”
“Om een uur of drie hoorden wij het trillen van het schip en veel kabaal van explosies,” herinnert Alosery zich: “Het hele schip stond in brand, en die vliegtuigen die bleven schieten. Je staat in een enorme chaotische toestand waar mensen vechten, zich verdringen om reddingsboten, en over de bootrand heen springen. Alles is bezig te overleven. En dan sta je daar helemaal alleen op dat achterdek en dan zie je dat allemaal gebeuren.”
Ook Erich Schmidt kan de ramp voor een groot deel vanaf zijn Duitse onderzeebootjager volgen: “In het water dreef een tapijt van kaal geschoren hoofden. Hun geschreeuw hoor ik nog steeds ’s nachts. De ankerketting hing vol met mensen.”
Wim Alosery staat voor een duivels dilemma: blijven op het brandende schip is geen optie, maar over boord springen ook niet. De tientallen meters diepe val in het ijskoude water zou hij niet overleven: “En dan komt het wonder, er hangt een touw aan de reling,” zegt Alosery met een gelukzalige glimlach. Via het touw laat hij zich in het water zakken en uit het niets drijft een leeg rubber reddingsvlotje voorbij. Met een tiental andere gevangenen weet hij erop te klimmen en peddelt zo ver mogelijk bij de Cap Arcona vandaan: “Er dreven zoveel mensen in het water. Als ze je vast grijpen kom je niet meer weg.”
Verantwoordelijkheid
De ruim 400 SS’ers aan boord zijn wel in het bezit van reddingsvesten en schieten veel in het water drijvende gevangenen dood voordat ze worden opgepikt door nabijgelegen Duitse schepen. Kort daarna kapseist de zwaargehavende en brandende Cap Arcona. Ruim 5000 opvarenden komen door verbranding of verdrinking in het ijskoude water om. Ook twee andere schepen, volgeladen met gevangenen, worden door de Typhoons onder vuur genomen. De Thielbek, met aan boord ruim 2500 overlevenden van Neuengamme, zinkt binnen 15 minuten. Slechts 50 opvarenden overleven.
De Britse aanval brengt 23 Duitse schepen tot zinken, 115 worden zwaar beschadigd, waarmee in elk geval een einde gemaakt wordt aan de Britse gedachte dat de Nazi’s met hun vloot naar Noorwegen kunnen vluchten.
Tot op de dag van vandaag wordt gespeculeerd over de verantwoordelijkheid van de Engelsen voor de dood van bijna 8000 concentratiekampgevangenen, daags voor de Duitse capitulatie. Het staat vast dat het Zweedse Rode Kruis, dat weet van deze ‘varende concentratiekampen’, op 2 mei de Britse landmachtgeneraal Roberts hiervan op de hoogte stelt als deze de stad Lübeck inneemt. Uit een intern Brits onderzoeksrapport, meteen na de oorlog door ene Major Till opgemaakt, blijkt dat dit bericht weliswaar is doorgespeeld naar de luchtmachtleiding maar helaas nooit is aangekomen bij de betrokken piloten. Waarom het bericht niet is doorgeleid blijft tot op de dag van vandaag duister. Definitieve duidelijkheid wordt pas in 2045 verwacht, als ook de laatste Britse archieven over dit onderwerp openbaar worden.
Historicus Lange is ervan overtuigd dat de vliegers echt geen idee hadden van de gevangenen aan boord. En ondanks de grove fouten die de Engelsen hebben gemaakt bij het doorgeleiden van informatie, vindt Lange dat de grootste verantwoordelijkheid voor de ramp bij de Duitsers ligt. Zij hadden het schip voorbereid op een snelle ondergang en daarmee een val opgezet voor de geallieerden: “Tijdens de aanval vond er in het binnenste van het schip een explosie plaats op een plek die niet onder vuur was genomen door de Britse piloten. Dat konden alleen de Duitsers doen.”
Aan wal
Wim Alosery bereikt na een urenlange peddeltocht uiteindelijk het strand van Neustadt: “Ik ben echt even tijdelijk geestelijk de kluts kwijt geraakt. Ik denk dat de emoties en spanningen zo opgelopen waren. En toen gaven ze me die deken.” Hij belandt in een lazaret voor gewonde Duitse soldaten. Daar wordt hij diezelfde dag nog bevrijd door de Engelsen: “Je bent van die boot af en dan ben je niet eens supergelukkig. Je beseft niet eens echt dat je vrij bent.”
Na een ingewikkelde reis door de chaos van het verslagen en verwoestte Duitsland, keert Wim Alosery in de zomer van 1945 terug in Amsterdam. Daar wordt de bevrijding gevierd en blijkt niemand te wachten op zijn tragische verhaal: “Ik heb het kamp willen overleven om later te kunnen vertellen wat daar is gebeurd, maar bij terugkomst wist ik dat het geen zin had. Zij die het niet hadden meegemaakt begrepen het toch niet.”
Nog lang na de ramp spoelen honderden lijken op het strand van Neustadt aan. Netten moeten voorkomen dat de dode lichamen de binnenwateren indrijven. Pas in 1971 worden de laatste menselijke resten van deze trieste scheepsramp uit zee opgevist. Vandaag de dag herinneren een monument en veertien grote begraafplaatsen langs de kust van Lübeck aan de ruim 7500 slachtoffers.
Voor wie meer wil lezen verschijnt op 29 april a.s. bij uitgeverij Boom het boek ‘De Ramp in de Lübecker bocht’ van de Stichting Vriendenkring Neuengamme.
Tekst en research: Carolien Brugsma
Samenstelling en regie: Godfried van Run
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: