Gevaren op zee
Bombardementen, beschietingen, schipbreuk; het leven van bemanningsleden van de Nederlandse Koopvaardij hing tijdens de oorlog aan een zijden draadje. In deel twee van ‘Gevaren op zee’ vertellen ooggetuigen over het gevaarlijke leven op zee tijdens de Tweede Wereldoorlog. Startpunt van deze aflevering is het moment waarop de Verenigde Staten, na de aanval op Pearl Harbour in december 1941, zich actief met de oorlog gaan bemoeien.
Wanneer Nederlands-Indië door Japan bezet wordt in het voorjaar van 1942, zijn de Nederlandse zeelieden ook in het oosten niet meer veilig. De oorlog woedt nu op alle fronten en zware jaren breken aan. Veel zeelieden hadden jarenlang geen contact met thuis. Het weerzien na de bevrijding was van een ongekende intensiteit. Velen worstelen na de oorlog met een gevoel van gebrek aan erkenning en doen dit tot de dag van vandaag.
De filmmakers waren maar net op tijd om huiveringwekkende en onbekende verhalen vast te leggen, zoals dat van de onlangs op 104-jarige leeftijd overleden Frits de Jong. De Jong overleefde schipbreuk, een Japans genadeschot en een reis van dagen in een klein sloepje op de Indische oceaan.
Indië onder de voet gelopen
De slag in de Javazee , eind februari 1942, was een mislukte poging van een geallieerd eskader onder commando van de Nederlandse schout bij nacht Karel Doorman om een Japanse invasievloot voor de aanval op Java af te slaan. De operatie werd een ramp voor de geallieerden en de Japanners konden daarna zonder veel verdere moeite Nederlands-Indië veroveren. Een aantal koopvaardijschepen wisten net op tijd de dans te ontspringen, vaak overvol met vluchtelingen. Anderen waren een makkelijke prooi voor het goed geoutilleerde Japanse leger.
Toch waren er ook in 1942 niet alleen nederlagen. Neem het geval van de Ondina.
In november 1942 stoomde het Nederlandse tankschip Ondina, uitgerust met één kanon van 10,5 cm en luchtafweermitrailleurs, onder bevel van kapitein Willem Horsman door de Indische Oceaan, ingezet op de lijn tussen Fremantle in Australië en Abadan op de olierijke kust van de Perzische Golf. De Ondina, die begeleid werd door de Britse mijnenveger Bengalm, werd onderschept door twee bewapende Japanse kruisers, Hokoku Maru en Aikoku Maru. Het schip werd geraakt, maar de bemanning wist de Hokoku tot zinken brengen. Tijdens het vuurgevecht met de Aikoku Maru moest de Britse mijnenveger afhaken wegens gebrek aan munitie en werd bevelvoerder Horsman gedood. De Japanse kapitein dacht dat de Ondina verloren was, en vertrok. Maar de bemanning kreeg het schip weer aan de praat. De Ondina was het eerste koopvaardijschip dat na de bevrijding een Nederlandse haven binnenliep.
Kapitein Oishi Tamotsu werd nooit vervolgd voor het mitrailleren van de overlevenden van de Ondina. De kapiteins Oishi Tamotsu en Imazato Hiroshi werden postuum bevorderd tot Schout-bij-nacht (tekst met dank aan Willem Geluk).
Zeemanspot
Al gauw werden door de Duitsers betalingen in Nederland aan de gezinnen van zeevarenden gestaakt en dreigde schaarste en armoede. De zeemanspot werd opgericht als steunfonds voor de zeemansgezinnen die in moeilijkheden raakten. De grote organisator was verzetsman Walraven van Hall, die hiervoor middels de grootste bankroof uit de Nederlandse geschiedenis, geld wist te bemachtigen. Vrijwilligers distribueerden dit geld illegaal naar de gezinnen. Vaak met gevaar voor eigen leven.
De Zeemanspot was een verzetsorganisatie die gedurende de bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog financiële steun verleende aan de families van buitengaats verkerende Nederlandse zeelieden. Uit deze organisatie is later het zogenaamde 'Landrottenfonds' ofwel het Nationaal Steun Fonds voortgekomen dat ook wel als de bank van het verzet wordt gezien
Na de oorlog werden hulpbehoevende zeelieden en hun gezinnen ook ondersteund door het prinses Margriet fonds.
Weer thuis
Na vijf jaar, of soms nog langer, kwamen de zeelieden eindelijk weer thuis. Een weerzien dat vaak hartverscheurend was. Jaap Tazelaar kwam terug in zijn geliefde Rotterdam. Hij dacht er nog de weg te kennen, maar dat viel vies tegen. Hij herkende niets meer van het platgebombardeerde centrum. Voor hij na zes lange jaren weer naar Katwijk kon, moest Henk van ‘t Wout eerst nog naar Azië, om daar de oorlog tegen Japan voort te zetten. Het bracht hem in Nagasaki waar net de atoombom gevallen was.
De mannen konden na de oorlog op weinig belangstelling of begrip rekenen: "Ze hebben mij nooit gevraagd wat ik meegemaakt heb." Vijf of zes jaar vechten voor het vaderland werd gewaardeerd met hooguit twee maanden verlof, of opmerkingen over dat ze er zo mooi gebruind uitzagen en dat het wel een luizenleventje moest zijn geweest onder de tropenzon.
De overgang van een gevaarlijk bestaan naar de burgerlijke Hollandse huiskamer was meestal niet bevorderlijk voor familierelaties. "Mijn vader was een foto en ineens stond hij daar op de stoep."
Sommige zeelieden wilden het liefst zo snel mogelijk weer gaan varen, om onder elkaar te zijn en aan een half woord genoeg te hebben. Henk van ’t Wout vat het gevoel van miskenning treffend samen: "Als je op de koopvaardij zat, deugde je niet. Maar de koopvaardij heeft de oorlog wel gewonnen, neem dat van mij aan."
Regie en productie: Goert Giltay
Research: Tineke de Danschutter
Uitzending: do 16 dec 2010, 21.25 uur, Nederland 2.
In memoriam
Voor een aantal van de geïnterviewden kwam het tijdstip van de Andere Tijden uitzending te laat.
Onlangs overleed Frits de Jong (1906), de laatst levende opvarende van de Tjisalak. De man die schipbreuk leed, een kogelwond in het hoofd en een reis in een sloepje over de Indische Oceaan overleefde.
Eerder dit jaar overleden ook Jaap Tazelaar (1920) en Jan van Manen (1921). Beiden hadden een schipbreuk meegemaakt die ze nooit meer zouden vergeten.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: