Dus alleen door het feit dat ze niet genoeg geld heeft, zei ik, is ze gedwongen nooit meer alleen te zijn? Maar ziet u dan niet dat dat het afschuwelijkste is wat een mens kan overkomen? Bij alles wat ze doet zullen er altijd mensen zijn die naar haar kijken. Iedereen heeft soms behoefte alleen te zijn. Zelfs een dier kan nog in zijn hol wegkruipen.
Een citaat uit De grote zaal van Jacoba van Velde. Het boek uit 1953 dat dit jaar van 22 oktober tot en met 19 november centraal staat in de campagne Nederland Leest. Van Velde’s hoofdpersoon, Geertruide van der Veen, komt in een rusthuis terecht waar privacy ver te zoeken is.
Deze bejaardenoorden, waar de bewoners geen eigen plek hebben, zijn geen uitzondering in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Tien jaar eerder bestonden er echter nauwelijks bejaardenoorden. Andere Tijden over de opkomst van bejaardentehuizen en bejaardenbeleid in Nederland.
Veranderingen na de Tweede Wereldoorlog
Jettie Boedhoe is 21 jaar oud als zij in 1961 in haar eentje vanuit Paramaribo met de boot naar Nederland vertrekt. Ze heeft vanuit Suriname gesolliciteerd voor de opleiding tot verpleegkundige. Eenmaal in Nederland wordt ze bijna letterlijk van de boot getrokken en kan ze meteen intern de opleiding volgen in het Weesperziekenhuis in Amsterdam. Nederland kampt ook in die tijd al met een enorm tekort aan verpleegkundigen. Al snel kan Jettie aan de slag als verpleegster bij het ‘Gemeentelijk Verzorgingshuis voor Ouden van Dagen’ aan de Roetersstraat, het latere Dr. Sarphatihuis. Het gebouw doet dan pas iets meer dan tien jaar dienst als bejaardentehuis; vóór 1952 functioneerde het als armenhuis.
Na de Tweede Wereldoorlog verandert er veel voor Nederland. Bejaardenoorden schieten vanaf midden jaren zestig als paddenstoelen uit de grond. Een van de verklaringen is het toenemende individualisme. Kinderen willen hun vrijheid en ruimte behouden, maar ook de ouderen zelf zien het vaak niet zitten om afhankelijk van hun kinderen te zijn. ‘Wij willen onze kinderen niet tot last zijn’ is een veelgehoorde uitspraak. Verder wordt het groeiende woningtekort na de Tweede Wereldoorlog steeds nijpender. Hierdoor heerst er een grote maatschappelijke druk op ouderen om huizen vrij te maken voor jonge gezinnen. Met de Wet op Bejaardenoorden uit 1963 maakt de overheid het ook mogelijk om bejaardentehuizen te bouwen. Het verhuizen naar een bejaardentehuis wordt daarom gestimuleerd.
Ouderen in de medische wereld
Aandacht voor ouderen in de medische en sociale hoek is na de Tweede Wereldoorlog een nieuw fenomeen. Een voorbeeld hiervan is de opkomst van de geriatrie, ouderenzorg als medisch specialisme. Dr. Jo Schreuder is in 1955 een van de eersten die met zijn proefschrift aandacht vraagt voor de leefomstandigheden van ouderen. Verder pleit hij ervoor dat ouderen als aparte groep meer aandacht zouden moeten krijgen in de medische wereld. Schreuder’s onderzoek opent de ogen van velen in de medische wereld. Bijvoorbeeld van Dick Sipsma, die in die tijd medicijnen studeert: ‘Dat was een openbaring. Tijdens mijn opleiding was er nagenoeg geen aandacht voor het fenomeen veroudering. Daar was geen enkele belangstelling voor.’
Een aparte medische behandeling van ouderen bestaat in de jaren vijftig eigenlijk nog niet. Na zijn studie gaat Sipsma werken als huisarts en verpleeghuisarts. ‘Als een oude opoe ziek was, dan was die ziek. Dat hoorde bij het eind van je leven.’ Onder andere door het werk van Schreuder begint Dick Sipsma zich steeds meer te interesseren voor de geriatrie. Wanneer hij besluit zich te specialiseren in de ouderzorg verklaren zijn collega-huisartsen hem voor gek. ‘Dat vond men belachelijk. Ridicuul! Als jonge dokter met een bloeiende praktijk je bemoeien met demente ouderen; dan moet er toch wat mis zijn met die man.’
Jo Schreuder toont met zijn proefschrift ook aan onder welke erbarmelijke omstandigheden vele ouderen thuis leven. Sipsma, tevens oprichter van de Sociaal Geriatrische Dienst Friesland, treft ouderen regelmatig thuis aan in vervuilde, vereenzaamde en verwaarloosde toestand: ‘Ik heb wel eens een oude man op een bovenkamertje gezien die daar al maanden, maanden, helemaal alleen zat en er nooit meer af kwam. Hij had de hele kamer kort en klein geslagen met zijn wandelstok, omdat hij een draak had gezien die door het raam kwam. Die man was volkomen geïsoleerd en had hallucinaties en wanen gekregen.’ Een ander verhaal: ‘Hier in het noorden woonde een man met een zwakbegaafde dochter. De dochter verzorgde de vader, maar niet zo heel goed. De man had zo’n last van zijn voeten. Toen ik de man de sokken uittrok, lagen de tenen los in zijn sok. Die waren gewoon afgestorven.’
Wachtlijsten
Het bejaardentehuis aan de Roetersstraat waar Jettie Boedhoe in de jaren zestig werkt kan als voorbeeld gezien worden van vele gemeentelijke bejaardenoorden in die tijd. De ouderen in deze bejaardentehuizen hebben maar weinig privacy. Ze beschikken slechts over een bed en een kastje, een eigen kamer hebben ze niet. Boedhoe: ‘Er waren hele lange zalen van zeg maar een stuk of veertig bedden, op een rijtje aan weerskanten. Je had de mannenbarak en de vrouwenbarak. Ook echtparen waren gescheiden.’ Omdat iedereen op elkaars lip zat, ontstonden er vooral ’s nachts veel ergernissen. ‘De ene hoestte harder dan de ander, en soms was het echt midden in de nacht, dan gingen ze op de vuist’ aldus Boedhoe.
Ondanks het feit dat er in de jaren zestig massaal bejaardentehuizen uit de grond worden gestampt, ontstaan er lange wachtlijsten, omdat er na de oorlog steeds meer ouderen komen. Wie denkt dat vergrijzing slechts een fenomeen van deze tijd en de toekomst is, vergist zich. Al in de jaren twintig wordt een flinke toename van het aantal ouderen voorspeld. Met de ontdekking van penicilline kunnen simpele infecties, waaraan ouderen voorheen stierven, worden genezen. Ouderen worden dus steeds ouder en hun aantal groeit in rap tempo.
In 1947 wordt de Noodwet Ouderdomsvoorziening (de latere AOW), die ouderen recht geeft op een uitkering, ingevoerd. De gelijkstelling ervan aan het sociaal minimum volgt in 1965 met de Algemene Bijstandswet. Hierdoor hebben ouderen steeds meer te besteden. Ook dit is een van de oorzaken van de lange wachtlijsten. Nu kunnen ouderen zich ook echt een plek in een bejaardentehuis permitteren. Daarbij wil iedere oudere graag zekerheid voor zijn of haar oude dag hebben. Het gevolg is dat mensen van rond de 65 jaar zich, gezond en wel, alvast laten inschrijven om van een plaatsje verzekerd te zijn wanneer zij het nodig hebben. Sipsma herinnert zich een tehuis met honderd bedden in Leeuwarden: ‘Daar stonden 1300 mensen op de wachtlijst. Dus als jij daar op de wachtlijst stond als 1300ste, dan moest je 200 worden om ooit aan de beurt te komen.’
Commerciële tehuizen
Het ‘bejaarden-huisvestingsprobleem’ wordt ook door slimme particulieren opgemerkt. Zij springen handig in op de ellenlange wachtlijsten en het feit dat ouderen nu meer te besteden hebben: ze beginnen commerciële bejaardentehuizen. Hoewel deze tehuizen al vóór de oorlog bestaan, kun je vanaf midden jaren zestig spreken van een wildgroei. Deze particuliere tehuizen hebben het maken van winst tot doel. Het welzijn van de ouderen staat daarbij niet altijd voorop. In 1970 komen de problemen in deze tehuizen volop in de schijnwerpers te staan. Op 24 augustus zendt de VARA namelijk een spraakmakende aflevering uit van het programma De Ombudsman. Ombudsman Marcel van Dam stelt in deze uitzending misstanden in particuliere tehuizen aan de kaak. De meest gruwelijke verhalen uiteenlopend van verwaarlozing tot intimidatie en fysiek geweld worden door geïnterviewde bejaarden en de provinciale inspectiediensten naar voren gebracht. Zo vertelt inspectrice Schippers dat sommige bejaarden als straf worden ‘opgesloten, vastgebonden, in kasten gestopt.’
De uitzending veroorzaakt een grote stroom van reacties in de vorm van perspublicaties en brieven. De VARA besluit daarom een tweede uitzending te maken die nog geen maand later wordt uitgezonden. Deze bestaat vooral uit interviews met slachtoffers en citaten uit brieven over gesignaleerde misstanden. Een citaat: ‘De bejaarden worden ’s nachts om twee uur gewekt voor een bad. Is dat geoorloofd? Als ze er wat van zeggen worden ze geslagen en naar het bad gesleept. Als ze protesteren dan wordt er gezegd: houdt je mond, anders ga je naar een gekkenhuis.’
De klachtenbrieven lijken uit alle hoeken en gaten te komen. Hoe komt dit? Ten eerste uit de algemene angst de eigen schaarse plek in het bejaardentehuis te verliezen. Een vrouw in de eerste uitzending van De Ombudsman legt uit: ‘Ja, de een heeft natuurlijk meer moed als de ander, maar de meesten doen het heel gedwee want ze zijn doodsbenauwd dat ze eruit moeten, want ze weten dat er nergens plaats is. Ze durven niet, ze weten dat het overal vol zit.’ Verder is volgens Dick Sipsma, voormalig verpleeghuisarts, autoriteit in deze tijd nog heilig. Tegen een dokter of een zuster ingaan komt bij de meesten niet op; assertiviteit is bij deze generatie nog geen gemeengoed.
Reactie uit de politiek
Door alle tumult die de uitzendingen veroorzaken, kan ook de politiek zich niet meer afzijdig houden. Mevrouw Heroma-Heilink van de PvdA stelt twee dagen na de tweede uitzending Kamervragen. Deze leiden tot een onderzoek naar de ervaringen van de provinciale inspecties die bij de VARA zijn binnengekomen. Al eerder diende Hannie van Leeuwen van de ARP eind 1969 een motie in. Van Leeuwen terugkijkend: ‘Het was een motie die vroeg om een nationaal beleidsplan voor de bejaarden en waarin gevraagd werd om onderzoek te doen naar een samenhangend geheel van voorzieningen.’ De motie wordt aangenomen en in 1970 verschijnt de eerste Nota Bejaardenbeleid. Deze nota bevat een vijfjaren plan. Voorstellen zijn verbetering van de AOW, de bouw van 12.000 bejaardenwoningen per jaar, uitbreiding van het aantal gezinshulpen en wijkverpleegkundigen, uitbreiding van het aantal dienstencentra en 10.000 extra verpleegbedden per jaar.
‘Het probleem was dat die nota wel de oplossing van een aantal knelpunten in de praktijk betekende, maar eigenlijk geen aandacht gaf aan wat ik in mijn motie gevraagd had, namelijk dat er een overall-visie zou komen wat voor een goed bejaardenbeleid nodig was.’, aldus van Leeuwen. Ze pleit samen met anderen in de kamer voor een vervolgnota. Vijf jaar later, in 1975, wordt deze wens gerealiseerd. De Tweede Nota bejaardenbeleid heeft als belangrijkste boodschap dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen blijven wonen. Daarvoor moeten er algemene voorzieningen komen. Zo moet de bouw van serviceflats worden gestimuleerd. Verder moet opneming in een verzorgingshuis tot strikt noodzakelijke gevallen worden beperkt. Er komt een regel die stelt dat slechts zeven procent van de ouderen in een verzorgingstehuis mag zitten.
'Modern' bejaardenbeleid
Met de tweede nota verandert medio jaren zeventig de koers wat betreft bejaardenbeleid. In plaats van bejaarden ‘weg te stoppen’ in bejaardentehuizen, zoals dat twintig jaar lang is gedaan, wordt het nu juist gestimuleerd langer zelfstandig te blijven. Mantelzorg en extramurale zorg worden steeds belangrijker. Daarbij komt dat de oude bejaardentehuizen met grote slaapzalen, zoals die op de Roetersstraat waar Jettie Boedhoe werkt, eind jaren zestig, begin jaren zeventig worden vervangen door modernere bejaardentehuizen.
Eén van de laatsten is het tehuis op de Roetersstraat dat eind 1971 verhuist naar het nieuwe Flevohuis, in de Indische buurt. Het Flevohuis geldt dan als het grootste en modernste bejaardentehuis van Europa. Voor het eerst hebben de bewoners een eigen kamer, een plek om zich terug te trekken, privacy. Ook Boedhoe verhuist mee. Volgens haar was de stemming onder de bejaarden uitgelaten. ‘Het was net alsof ze in het paradijs terechtgekomen waren. Want er was een kamer voor henzelf.’ Voor de echtparen, die in het vorige tehuis jarenlang gescheiden hadden geleefd, was het wel even wennen. ‘Die zagen elkaar weer voor het eerst. Ze waren het niet meer gewend samen te leven en nou zaten ze ineens met z’n tweeën. Die hadden in het begin vaak ruzie.’
Vandaag de dag worden bejaardentehuizen niet meer gebouwd. Sterker nog, ze worden zelfs afgebroken. Op dit moment wonen zo’n 160.000 mensen in verpleeg- en verzorgingstehuizen. Tot op de dag van vandaag staat het ouderenbeleid en hun huisvesting hoog op de politieke agenda: het huidige kabinet zegt extra geld uit te trekken voor bijvoorbeeld meer en beter opgeleid personeel. De toekomst zal moeten uitwijzen of dit met de nog steeds groter wordende vergrijzing voldoende zal blijken.
Samenstelling en regie: Gerda Jansen Hendriks
Research: Carolien Brugsma, Laura Jonkhoff
Tekst: Laura Jonkhoff
Beeldmateriaal
Voor deze aflevering is gebruik gemaakt van uitzendingen die verschillende omroepen hebben gemaakt over de ouderenproblematiek tussen 1965 en 1970. Daar is opvallend veel over terug te vinden; het onderwerp stond toen duidelijk ook in de belangstelling. Er zijn verschillende typen programma’s. Zo zijn er studiodiscussies, zoals het programma Een op Tien van de NCRV uit 1965. De titel was ontleend aan het gegeven dat toen voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis één op de tien mensen ouder dan 65 was. Daarnaast zijn er lange reportages, zoals die van de VARA over de overgang van het ouderwetse tehuis in de Roetersstraat naar het moderne Flevohuis. De verhuizing was ook belangrijk genoeg voor een reportage in het NOS journaal en in de actualiteitenrubriek _Achter het Nieuws_. En er zijn in totaal vier uitzendingen die het maandelijkse programma De Ombudsman aan het onderwerp wijdde in het seizoen 1970/1971. Al deze programma’s zijn terug te vinden bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Zie www.beeldengeluid.nl
Er is ook gebruik gemaakt van de film ‘In Friesland staat een huis’ uit 1953, een opdracht van de Friese Provinciale Staten. De film is gemaakt naar aanleiding van 50 jaar Woningwet en geeft een algemeen en licht toeristisch beeld van het leven in de provincie. De complete film is online te zien bij het Fries Filmarchief.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: